ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ6454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
02/811736-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Volkers
  • J. van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens onttrekking van minderjarigen aan het wettig gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vier minderjarige kinderen heeft onttrokken aan het opzicht van Jeugdzorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in samenwerking met de moeder van de kinderen, de kinderen zonder toestemming van Jeugdzorg naar Spanje heeft meegenomen. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat er geen bemiddeling had plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel 51h van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het onttrekken van de kinderen aan het wettig gezag. De verdachte had de kinderen in de periode van 5 september 2011 tot en met 25 november 2011 onttrokken aan het opzicht van Jeugdzorg, door hen onder te brengen op een onbekend adres in het buitenland. De rechtbank overwoog dat de verdachte op de hoogte was van de ondertoezichtstelling van de kinderen en dat hij wist dat hij niet zonder toestemming van Jeugdzorg met de kinderen naar het buitenland mocht gaan.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte in België 9 dagen in overleveringsdetentie had gezeten en in Nederland 5 dagen in voorarrest. De rechtbank benadrukte dat de verdachte de belangen van de kinderen niet had meegenomen in zijn handelen en dat hij de normen die in Nederland gelden ten aanzien van de omgang met minderjarigen volledig uit het oog had verloren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/811736-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Buntsma, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 maart 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Valente, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode
5 september 2011 tot en met 25 november 2011 zijn 4 minderjarige kinderen heeft onttrokken aan het wettig gezag en aan het opzicht dat de Stichting Jeugdzorg over deze minderjarigen uitoefende, door deze kinderen zonder toestemming of medeweten van Stichting Bureau Jeugdzorg onder te brengen op een onbekend adres en hen tevens aan de nasporing door justitie of politie heeft onttrokken.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging is, omdat -kort gezegd- de mogelijkheid van bemiddeling als bedoeld in artikel 51h van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) niet is gebruikt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het beroep dat de verdediging doet op art 51h Sr, wordt verworpen. Dit artikel schept voor de officier van justitie, in tegenstelling tot wat de verdediging heeft betoogd, geen verplichting tot bemiddeling tussen verdachte en slachtoffer. Bovendien ziet een dergelijke bemiddeling alleen op de schade die het slachtoffer heeft geleden en niet op een andere wijze van bemiddeling die zou moeten leiden tot niet-vervolging. Artikel 51h Sr zoals dat in de toekomst zal komen te luiden gaat ook uitdrukkelijk ervan uit dat de rechter bij de zaak betrokken zal worden.
De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onttrekken aan het wettig gezag van minderjarigen en aan het onttrekken aan het opzicht dat door Stichting Bureau Jeugdzorg werd uitgeoefend. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, de beschikking van de rechtbank te Breda waarin de ondertoezichtstelling is uitgesproken en de verklaring van verdachte bij de politie en rechter-commissaris.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank op grond van de door de officier van justitie gebruikte bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en [vriendin verdachte] hebben een aantal jaren een relatie gehad en met elkaar samengewoond . Medio 2011 zijn zij uit elkaar gegaan . Verdachte en [vriendin verdachte], hierna de moeder, hebben samen vier kinderen . Bij beschikking van 22 juli 2011 zijn deze vier kinderen, [slachtoffer 1], geboren op 3 januari 1998, [slachtoffer 2], geboren 7 september 2005, [slachtoffer 3], geboren 23 maart 2007 en [slachtoffer 4], geboren 30 juli 2010, onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg . Op 5 september 2011 heeft verdachte met toestemming van de moeder, de vier kinderen meegenomen . Hij is met hen naar Spanje vertrokken . Verdachte zegt in zijn verklaring van 24 november 2011 dat de kinderen op een locatie verblijven dicht bij de grens met Nederland . Volgens de moeder zou verdachte de kinderen meenemen naar België . Verdachte heeft tegen Jeugdzorg niet verteld waar de kinderen verbleven, wel dat ze in het buitenland zijn . Op 25 november zijn de kinderen weer overgedragen aan de moeder . Het gezag over de minderjarigen berustte blijkens de overweging in de beschikking van de rechtbank van 22 juli 2011 bij de moeder . Bij beschikking van 8 september 2001 is machtiging verleend om voornoemde minderjarige kinderen uit huis te plaatsen . Daarmee kwam, zo stelt de rechtbank vast, het opzicht over de kinderen bij Jeugdzorg te berusten.
De tenlastelegging impliceert naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, wil hem een verwijt kunnen worden gemaakt van de onttrekking, wetenschap moet hebben gehad van voornoemde twee beslissingen.
Ten aanzien van de beschikking tot uithuisplaatsing kan de rechtbank uit het dossier niet opmaken dat verdachte daarvan op de hoogte was. Noch uit de aangifte noch uit het proces-verbaal van bevindingen, waarin is weergegeven wat de medewerkster [jeugdzorg medewerker] van Jeugdzorg heeft verklaard over de contacten met verdachte na de onttrekking , kan worden opgemaakt dat verdachte op de hoogte was of op de hoogte is gebracht van de uithuisplaatsing.
Anders is dit voor de aan Jeugdzorg opgedragen ondertoezichtstelling. Verdachte verklaart dat voornoemde medewerkster de voogdij heeft over de kinderen en dat hij wist dat de kinderen in een proces zaten dat OTS heet . De moeder verklaart dat zij gesprekken heeft gehad met Jeugdzorg waar verdachte bij was , terwijl de medewerkster van Jeugdzorg verklaart dat zij, toen bleek dat er plannen waren dat de kinderen met verdachte naar het buitenland zouden gaan, telefonisch contact heeft gehad met verdachte en hem heeft gezegd dat het niet toegestaan zou worden dat de kinderen meegenomen werden naar het buitenland . Waar dat laatste duidt op een gesprek voordat de kinderen al waren onttrokken, is de rechtbank op grond van vorenstaande verklaringen van oordeel dat verdachte wist dat bij Jeugdzorg het opzicht over de kinderen berustte.
Op grond van vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de 4 in de dagvaarding genoemde minderjarige kinderen heeft onttrokken aan het opzicht van Jeugdzorg, door de kinderen in Spanje en België onder te brengen op een onbekend adres en die kinderen vervolgens aan de nasporing van politie en justitie te ontrekken. De onttrekking heeft hij gedaan samen en in vereniging met de moeder, die immers, wetende van het opzicht bij Jeugdzorg, de kinderen heeft meegegeven aan verdachte. Gelet op de toestemming van moeder om de kinderen mee te nemen, kan het onderdeel “onttrekking aan het gezag” niet bewezen worden verklaard.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 5 september 2011 tot en met 25 november 2011 te Tilburg en in Spanje en in België, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk minderjarigen, te weten
1. [slachtoffer 4], geboren op 30 juli 2010 en
2. [slachtoffer 3], geboren op 23 maart 2007 en
3. [slachtoffer 2], geboren op 7 september 2005 en
4. [slachtoffer 1], geboren op 3 januari 1998,
en voor wie ondertoezichtstellingen zijn afgegeven door de Rechtbank te Breda, welke beschikkingen in ieder geval liepen vanaf 22 juli 2011 tot en met 22 juli 2012 heeft onttrokken aan het opzicht van degene die dat wettig gezag desbevoegd over die minderjarigen uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met een ander die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onttrokken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over die minderjarigen uitoefende, welk opzicht werd uitgeoefend door Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, te Tilburg en/of Eindhoven, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], (zonder toestemming en/of medeweten van Stichting Bureau Jeugdzorg) ondergebracht op een (onbekend gebleven) locatie/adres in België en die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], die onttrokken waren aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hen uitoefent, te weten Stichting Bureau Jeugdzorg, aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken door die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onder te brengen op een (onbekend gebleven) locatie/adres in België.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 14 dagen met aftrek van voorarrest die hij in Nederland heeft ondergaan alsmede de periode die verdachte in overleveringsdetentie heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt dat verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Naar de mening van de verdediging pakte verdachte zijn rol als vader en heeft hij de kinderen zo snel mogelijk weer teruggebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zijn 4 minderjarige kinderen in overleg met de moeder onttrokken aan het opzicht van Jeugdzorg. Dit is wellicht enerzijds gebeurd, omdat moeder zich niet in staat voelde om adequaat voor de kinderen te zorgen, maar uit het dossier komt ook naar voren dat daarbij de gedachten van verdachte over hoe de toekomst van de kinderen behoorde te worden ingevuld, mede een belangrijke rol heeft gespeeld. Dat laatste neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Het moge zo zijn dat verdachte vanuit de tradities die in de Roma gemeenschap bestaan over de plaats van kinderen in hun gemeenschap en de taak die zij daarin hebben te vervullen, oprecht heeft gemeend de kinderen te kunnen en ook moeten meenemen, maar verdachte heeft daarbij de normen die in Nederland gelden ten aanzien van de wijze waarop met minderjarigen behoort te worden omgegaan, volledig uit het oog verloren. Het lijkt erop dat verdachte zich daaraan volstrekt niets gelegen heeft laten liggen. Immers in de vele contacten die er zijn geweest met Jeugdzorg nadat de kinderen waren onttrokken, heeft hij op geen enkel moment de gelegenheid geschapen dat de kinderen terug konden keren. Hij was daartoe alleen bereid als het arrestatiebevel tegen hem zou worden ingetrokken. Pas toen verdachte bij de rechter-commissaris was voorgeleid en hij blijkbaar besefte dat terugkeer van de kinderen van invloed kon zijn op zijn voorlopige hechtenis, zijn de kinderen terug gekomen. Met het belang van de kinderen heeft verdachte geen rekening gehouden.
Bij een handelen zoals verdachte dat heeft gedaan, past naar het oordeel van de rechtbank in beginsel uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte in België 9 dagen in overleveringsdetentie heeft gezeten en in Nederland 5 dagen in voorarrest. De dagen dat verdachte in overleveringsdetentie heeft gezeten kunnen daarop overigens - anders dan de officier van justitie meent - niet in mindering worden gebracht. Louter in het feit dat verdachte op dit moment volgens berichten van Jeugdzorg nodig is voor de opvang van de kinderen, ziet de rechtbank aanleiding hem geen gevangenisstraf op te leggen die daar boven uit gaat. Wel zal de rechtbank, om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen, een deel voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 25 dagen voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt tevens beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 63, 279 en 280 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van onttrekking van een minderjarige aan het bevoegd
opzicht, meermalen gepleegd
en
Medeplegen van het aan de nasporing van de ambtenaren van justitie of politie
onttrekken van een minderjarige die onttrokken is, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Volkers en mr. Van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 april 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 september
2011 tot en met 25 november 2011 te Tilburg, althans in Nederland en/of in
Spanje en/of in Belgie, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, opzettelijk (een) minderjarige(n), te weten
1. [slachtoffer 4], geboren op 30 juli 2010 en/of
2. [slachtoffer 3], geboren op 23 maart 2007 en/of
3. [slachtoffer 2], geboren op 7 september 2005 en/of
4. [slachtoffer 1], geboren op 3 januari 1998,
en voor wie (een) ondertoezichtstelling(en) is/zijn afgegeven door de
Rechtbank te Breda, welke beschikking(en) in ieder geval loopt/lopen/liep(en)
vanaf 22 juli 2011 tot en met 22 juli 2012 en/of voor wie (een) machtiging(en)
uithuisplaatsing is/zijn afgegeven door de Rechtbank te Breda d.d. 8 september
2011 heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige(n) gestelde gezag
en/of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die
minderjarige(n) uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
ontrokken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over die
minderjarige(n) uitoefende, welk opzicht werd en/of wordt uitgeoefend door
Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, te Tilburg en/of Eindhoven,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] (zonder toestemming en/of medeweten van Stichting Bureau Jeugdzorg)
ondergebracht en/of laten onderbrengen op een (onbekend gebleven)
locatie/adres in Belgie en/of Nedeland en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], die onttrokken is/zijn/waren aan het
opzicht van degene die dit desbevoegd over haar/hem/hun uitoefent, te weten
Stichting Bureau Jeugzorg, aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie
of politie heeft onttrokken door die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] onder te brengen/te laten onderbrengen op een (onbekend
gebleven) locatie/adres in Belgie en/of Nederland;
art. 279 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht