ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ6551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/700376-10
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Nomes
  • W. Woltring
  • A. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van een kwetsbare vrouw met psychische problematiek en drugsverslaving

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De verdachte, een man geboren in 1943, werd beschuldigd van het werven, vervoeren en overbrengen van een vrouw, hier aangeduid als [slachtoffer], met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik maakte van de kwetsbare positie van [slachtoffer], die aan harddrugs verslaafd was en psychische problemen had. De verdachte had [slachtoffer] naar een ontmoetingsplek gebracht waar zij seksuele handelingen verrichtte voor geld, dat vervolgens door de verdachte werd geïnd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn gedragingen en het creëren van een afhankelijkheidsrelatie met [slachtoffer] misbruik maakte van haar kwetsbaarheid. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte [slachtoffer] had bedreigd met het openbaar maken van naaktfoto's als zij niet voldeed aan zijn wensen, wat bijdroeg aan de psychische druk die op haar werd uitgeoefend. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar oordeelde dat hij zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel door zijn eigen behoeftes voorop te stellen en [slachtoffer] in een situatie van uitbuiting te houden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 12/700376-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [datum] 1943 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats, adres],
ter terechtzitting verschenen,
raadsvrouw mr. Kouijzer, advocaat te Middelburg,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2013, waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij een of meerma(a)l(en) in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en
met 31 juli 2010 te Rilland in de gemeente Reimerswaal en/of in de gemeente
Bergen op Zoom, in elk geval in het arrondissement Middelburg, althans
(elders) in Nederland,
(telkens) een ander, genaamd [slachtoffer],
door dwang, geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie,
(telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
met het oogmerk van uitbuiting van die ander,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar, (telkens) opzettelijk
- die (toen aan harddrugs verslaafde) [slachtoffer] in diens auto naar een zogenaamde
afwerkplek (parkeerplaats nabij Kreekraksluizen complex te Rilland)
gebracht en/of aldaar die [slachtoffer] met klanten in contact gebracht voor het
verrichten van seksuele handelingen en/of
- (vervolgens) het door die [slachtoffer] daarmee verdiende geld aan hem, verdachte,
af laten geven, en/of
- met het aldus door die [slachtoffer] verdiende geld voor/met die [slachtoffer] harddrugs
is gaan kopen voor die [slachtoffer] en/of
- de Identiteitskaart van die [slachtoffer] heeft ingenomen en/of
- de/een RABO-bankpas van die [slachtoffer] heeft ingenomen en/of
- een sleutel van de woning van die [slachtoffer] ongevraagd in zijn bezit heeft
gehouden (teneinde op alle tijden toegang te hebben tot de woning van die
[slachtoffer] en/of
- seksueel/pornografisch getinte foto's en/of filmopnamen van die [slachtoffer]
gemaakt en/of tegen die [slachtoffer] gezegd die foto's en/of filmopnamen ter
hand te stellen aan de ouders van die [slachtoffer] indien zij niet voldeed aan
zijn wensen op seksueel gebied,
althans (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van
een ander, te weten die [slachtoffer];
art 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. Hij betoogt daartoe dat verdachte zijn eigen behoeftebevrediging voorop heeft gesteld en [slachtoffer] heeft uitgebuit door misbruik te maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik te maken van haar kwetsbare positie. Verdachte wist dat [slachtoffer] drugsverslaafde was, zich prostitueerde, psychische problemen had, dat zij gemakkelijk beïnvloedbaar was en zij voor drugs zo gek te krijgen was als hij wilde. Ook wist hij dat zij in ruil voor geld seks zou hebben. Verdachte heeft het drugsgebruik voorgefinancierd en klanten voor [slachtoffer] benaderd hetgeen hem afleiding en zelfs een kick bezorgde. Daarnaast was het voor hem een vorm van tijdverdrijf. Bovendien had verdachte naaktfoto’s en videobeelden van [slachtoffer] en wist dat zij bang was dat hij iets met dat materiaal zou doen. Hierdoor had verdachte haar volledig in zijn macht. Verdachte heeft tevens gedeeld in de opbrengsten van de door [slachtoffer] verrichtte werkzaamheden. Op deze wijze heeft verdachte misbruik gemaakt van de ongelijke verhoudingen waardoor [slachtoffer] zich niet in staat voelde zich te onttrekken en de relatie met verdachte te beëindigen. Dit levert een zodanige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] op dat er sprake is van uitbuiting. In de jurisprudentie is immers gebleken dat vrijwilligheid ontbreekt wanneer een prostituee geen vrijwillige keuze kan maken omtrent de voortzetting van de prostitutie met de exploitant.
Met betrekking tot het oogmerk betoogt de officier van justitie dat er minimaal sprake dient te zijn van een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. Hij merkt hierover op dat verdachte overkomt als een intelligente man en de relatie met [slachtoffer] zo was ingekleed dat hij de volledige controle over haar had. Verdachte heeft [slachtoffer], in de wetenschap dat zij volledig afhankelijk was van drugs, laten prostitueren ter bevrediging van zijn eigen gevoelens. Dat verdachte [slachtoffer] heeft bewogen tot arbeid en diensten komt uit het dossier genoegzaam naar voren.
Hij verwijst hierbij tevens naar een arrest van de Hoge Raad bekend onder LJN-kenmerk BQ6691 waarin sprake was van een soortgelijke casus.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad met LJN-kenmerk BI7099 is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde kan komen. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte nimmer opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] en zij voert ten aanzien van de ten laste gelegde onderdelen het volgende aan. Verdachte heeft nimmer geweld gebruikt of [slachtoffer] bedreigd met geweld. Evenmin is er sprake van misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie. [slachtoffer] was reeds jaren een verslaafde prostituee en verdachte was verliefd op haar en meende dat hij een relatie met haar had. Dit blijkt niet enkel uit de verklaring van verdachte maar ook uit die van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en zelfs [slachtoffer] heeft verklaard dat zij wel een zwak voor verdachte had.
Voor het oogmerk van uitbuiting is evenmin voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Weliswaar heeft [slachtoffer] wel eens geld afkomstig uit de prostitutie aan verdachte overhandigd maar dit betrof altijd geld dat hij eerder had voorgeschoten voor het bekostigen van haar drugsgebruik of voor de kosten van benzine. Verwezen wordt hierbij naar de verklaring van [slachtoffer], verdachte en [getuige 1].
Wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] faciliteerde in haar drugsverslaving door haar naar de Kreekraksluizen te Rilland te brengen. Hij heeft hier echter nooit iets aan verdiend. De reden waarom hij dit deed was plezier, sensatie en tijdverdrijf, hetgeen ook door [slachtoffer] wordt bevestigd.
Ten aanzien van het innemen van de ID-kaart en de bankpas merkt de raadsvrouw op dat dit heeft plaatsgevonden teneinde zich ervan te verzekeren dat verdachte eerder aan [slachtoffer] geleend geld weer terug zou krijgen. Op het moment dat hij het geld terugkreeg heeft hij ook de ID-kaart en de bankpas teruggegeven. De huissleutel heeft [slachtoffer] vrijwillig aan verdachte afgegeven zodat hij niet voor een dichte deur zou komen te staan bij haar thuis.
Over de foto’s merkt de raadsvrouw op dat verdachte deze heeft gemaakt en op enig moment bij haar in de brievenbus heeft gedeponeerd. Betwist wordt dat hij deze foto’s in de postbus van de ouders van [slachtoffer] heeft gestopt. Het was niet de bedoeling van verdachte om [slachtoffer] met deze foto’s te chanteren. Ten tijde van het maken van de foto’s en/of opnames heeft [slachtoffer] nimmer laten weten dat zij dit niet wilde. Weliswaar was zij op die momenten onder invloed van drugs maar daaruit kan niet worden afgeleid dat de foto’s als een chantagemiddel werden gebruikt. Verdachte heeft de foto’s en de film gemaakt om er later zelf van te kunnen genieten.
Op grond van voornoemde omstandigheden meent de verdediging dat verdachte nimmer opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer]. [slachtoffer] was prostituee en verdachte faciliteerde haar in haar drugsgebruik. Verdachte accepteerde echter haar keuzes zowel om te gaan als te stoppen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat voor de feitelijke gang van zaken op grond van het dossier alsmede het onderzoek ter terechtzitting uit van het volgende.
Aangeefster [slachtoffer] was reeds jarenlang verslaafd aan harddrugs en zij prostitueerde zich om haar drugsgebruik te kunnen bekostigen, zo ook in de ten laste gelegde periode . Tevens kampte zij met psychische problematiek als gevolg waarvan zij reeds meermalen opgenomen is geweest in Psychiatrisch Ziekenhuis Vrederust te Halsteren .
[slachtoffer] is jaren geleden met verdachte in contact gekomen doordat hij haar op straat aansprak met de vraag of zij wat wilde verdienen door met hem als klant betaalde seks te hebben. Zij is hier destijds niet direct op in gegaan maar toen zij hem een aantal jaren later wederom tegenkwam is zij toch overstag gegaan. Hierna bleef zij hem af en toe zien als klant. Vanaf het moment dat zij haar eigen flat in Bergen op Zoom had zag zij verdachte vaker en op den duur dagelijks .
[slachtoffer] had in de periode voorafgaand aan en in de ten laste gelegde periode voortdurend geld nodig om in haar drugsverslaving te kunnen voorzien, waarop verdachte tegen haar zei dat hij wel een manier voor haar wist om een centje bij te kunnen verdienen. Hij wist dat er bij de Kreekraksluizen te Rilland een homo-ontmoetingsplek was en dat daar ook wel getippeld werd door vrouwen en stelde voor aan [slachtoffer] om daar heen te gaan. [slachtoffer] stemde daar, hoewel zij dit in eerste instantie niet wilde, uiteindelijk mee in .
Hierop gingen zij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 juli 2010 in de maanden met goede weersomstandigheden ongeveer twee keer per week naar de Kreekraksluizen . Verdachte reed [slachtoffer] daar met zijn auto naar toe. Voordat zij naar de Kreekraksluizen reden wilde [slachtoffer] altijd eerst drugs halen, waarvoor het geld werd voorgeschoten door verdachte. Zonder het gebruik van drugs was [slachtoffer] psychisch niet in staat de seksuele werkzaamheden bij de Kreekraksluizen te verrichten. Aangekomen bij de Kreekraksluizen benaderde verdachte klanten en bracht hen met [slachtoffer] in contact. Vervolgens reed verdachte [slachtoffer] met zijn auto naar de afwerkplek waarbij de klant volgde of voorop reed. Verdachte parkeerde zijn auto zodanig dat hij de afwerkplek afsloot en bleef in de buurt totdat [slachtoffer] haar werk had verricht. Over het geld dat [slachtoffer] daar met haar werkzaamheden verdiende, was tussen verdachte en [slachtoffer] de afspraak gemaakt dat de opbrengsten per klant afwisselend voor verdachte en [slachtoffer] zouden zijn. Op die manier betaalde [slachtoffer] ook het door verdachte voorgeschoten geld voor de drugs terug en droeg zij bij in de gemaakte benzinekosten .
Per dag bij de Kreekraksluizen had [slachtoffer] gemiddeld tussen de twee en vier klanten. Met regelmaat reden ze na elke klant terug naar Bergen op Zoom om opnieuw drugs voor [slachtoffer] te kopen .
Pinpas/ID-kaart/huissleutel
Met betrekking tot het ten laste gelegde betreffende de ingenomen ID-kaart, Rabobankpas en het ongevraagd in het bezit houden van een sleutel van de woning van [slachtoffer] overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier alsmede het onderzoek ter terechtzitting volgt dat verdachte op enig moment de ID-kaart en Rabobankpas van [slachtoffer] heeft ingenomen als borg voor geld dat hij aan haar had geleend. Hieruit blijkt tevens dat verdachte een huissleutel van de woning van [slachtoffer] in zijn bezit heeft gehad. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat die handelingen lang voor de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt wanneer die handelingen hebben plaatsgevonden en derhalve ook niet of dit in de ten laste gelegde periode was.
De rechtbank spreekt verdachte derhalve van deze onderdelen van de tenlastelegging vrij.
Foto’s/filmopnamen
Ten aanzien van het ten laste gelegde aangaande het maken van seksueel/pornografisch getinte foto’s en/of filmopnames van [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat uit het dossier alsmede het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen dat verdachte tijdens de ontmoetingen met [slachtoffer] op zijn initiatief naaktfoto’s en -opnames van haar heeft gemaakt. Hiervan is echter eveneens niet vast komen te staan dat het maken van deze naaktfoto’s en of opnames heeft plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode. Van dat onderdeel in de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Daarentegen is uit diverse verklaringen in het dossier echter wel gebleken dat verdachte in de ten laste gelegde periode tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij deze naaktfoto’s ter hand zou stellen aan haar ouders als zij niet voldeed aan haar wensen, zodat dit deel van de tenlastelegging wel wettig en overtuigend bewezen zal worden verklaard.
Gedragingen
Om tot een bewezenverklaring van mensenhandel te kunnen komen dient allereerst de vraag te worden beantwoord of er sprake is van een door verdachte verrichte gedraging in de zin van artikel 273f van het wetboek van strafrecht.
De rechtbank overweegt op dit punt dat gebleken is dat verdachte aan [slachtoffer] het voorstel heeft gedaan om naar de Kreekraksluizen te Rilland te gaan teneinde daar tegen betaling seksuele handelingen te verrichten zodat zij haar drugsgebruik kon bekostigen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit aan te merken als een vorm van werven. Andere gedragingen waarvan gebleken is dat verdachte deze heeft verricht zijn het vervoeren en overbrengen van [slachtoffer] naar de Kreekraksluizen ten einde haar daar tegen betaling seksuele handelingen te laten verrichten. Voornoemde gedragingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden.
Niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer] heeft gehuisvest of opgenomen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Middelen
Voorts dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 273f van het wetboek van strafrecht.
De rechtbank acht de middelen “bedreiging met een andere feitelijkheid”, “misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht” en “misbruik van een kwetsbare positie” wettig en overtuigend bewezen. Van de overige ten laste gelegde middelen zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een andere feitelijkheid vloeit voort uit het feit dat [slachtoffer] bang was dat verdachte de naaktfoto’s en filmopnamen van haar, die hij op enig moment tijdens hun seksuele contacten op zijn initiatief heeft gemaakt, aan haar ouders zou laten zien . Verdachte had hierover namelijk tegen [slachtoffer] gezegd, dat “als ze te ver zou gaan, hij ze dan aan haar ouders zou laten zien” . [slachtoffer] wilde dit niet en deed er alles aan om er voor te zorgen dat haar ouders er niet achter zouden komen . Vanuit het oogpunt van [slachtoffer] bezien leverde het in het bezit zijn van naaktfoto’s en -opnames bij verdachte en het feit dat verdachte deze foto’s wanneer zij hem niet zou gehoorzamen, aan haar ouders zou laten zien een zodanige psychische druk op, dat er gesproken kan worden van bedreiging met een andere feitelijkheid.
Het misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van de kwetsbare positie van [slachtoffer] blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het volgende.
[slachtoffer] was een ernstig drugsverslaafde vrouw die zich prostitueerde om haar drugsverslaving te kunnen bekostigen. [slachtoffer] verkeerde hierdoor in een slechte financiële situatie. Over haar vermogen was een bewindvoerder aangesteld. Daarnaast kampte [slachtoffer] met psychische problematiek waarvoor zij reeds meermalen opgenomen was geweest in Psychiatrisch Ziekenhuis Vrederust te Halsteren. Verdachte, die vele jaren ouder is dan [slachtoffer], is tijdens een opname van [slachtoffer] zelfs een buddy (iemand die gezelschap of steun biedt) van haar geweest.
De reden dat verdachte [slachtoffer] destijds heeft benaderd was juist in deze omstandigheden gelegen. Hij wist immers dat [slachtoffer] verslaafd was en zich daarom prostitueerde en vroeg haar om die reden of zij iets bij wilde verdienen door seksuele handelingen met hem te verrichten. In eerste instantie bezocht verdachte [slachtoffer] af en toe, maar uiteindelijk is deze situatie door verdachte steeds verder uitgebreid. Uit het dossier komt naar voren dat tussen verdachte en [slachtoffer] sprake was van een onevenwichtige relatie, gelet op het grote leeftijdsverschil en de drugsafhankelijke en psychiatrische problemen van [slachtoffer]. Verdachte had daardoor overwicht op [slachtoffer]. Verdachte heeft er, vanwege de voortdurende zucht naar drugs die [slachtoffer] ervoer, voor gezorgd dat zij bij de Kreekraksluizen te Rilland met het verrichten van seksuele handelingen extra geld kon verdienen waarvan zij weer drugs kon kopen . Door op deze wijze te handelen heeft verdachte de vicieuze cirkel van drugs, seks en geldnood, waarin [slachtoffer] verkeerde, in de hand gewerkt en bestendigd, waardoor zij financieel en psychisch afhankelijk van hem werd. Dit blijkt ook uit de afgelegde verklaringen door verdachte en [slachtoffer]. Zo heeft verdachte hierover verklaard dat hij het drugsgebruik stimuleerde omdat [slachtoffer] dat wilde en omdat hij seks wilde waaruit tevens blijkt dat hij zich hiervan bewust was. Tevens heeft hij verklaard dat hij haar in ruil voor drugs zo gek kon krijgen als hij wilde . [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat ze een zwak had voor verdachte en ze vanwege het geld en de foto’s telkens weer naar hem terugkeerde. Ze kon namelijk zo ziek zijn van de cocaïne. Dan begon alles weer van voren af aan . [slachtoffer] verkeerde aldus in een financieel en ook emotioneel afhankelijke positie en verdachte was zich hiervan bewust, hij hielp haar immers om geld te verdienen voor haar drugsgebruik en verzon zelfs mogelijkheden om extra geld te kunnen verdienen en faciliteerde haar daar vervolgens in. Deze financieel en psychisch afhankelijke situatie levert naar het oordeel van de rechtbank misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en haar kwetsbare positie op, nu zij hierdoor niet in een situatie verkeerde die gelijk is aan de omstandigheden waarin een gemiddelde mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. De omstandigheid dat [slachtoffer] voorafgaand aan de uitbuitingssituatie reeds werkzaam was als prostituee is geen beletsel voor een bewezenverklaring. Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen. Er hoeft geen sprake te zijn van zodanige dwang of druk dat voor de betrokkene geen andere keuze meer mogelijk was (vgl. Hof Amsterdam. 18 januari 2012, LJN BV1281).
Oogmerk van uitbuiting
Tot slot dient de rechtbank vast te stellen of er sprake was van een oogmerk van uitbuiting.
Door de Hoge Raad is in het arrest met LJN-kenmerk BI7099 reeds geoordeeld dat de vraag of en zo ja, wanneer er sprake is van uitbuiting niet in algemene termen is te beantwoorden maar sterk verweven is met de omstandigheden van het geval. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor het slachtoffer met zich mee brengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, voornoemde gedragingen en middelen, van oordeel dat verdachte beschikte over het oogmerk van uitbuiting.
Zij acht daarbij allereerst van belang dat er tussen verdachte en [slachtoffer] afspraken waren gemaakt omtrent de verdeling van het geld dat [slachtoffer] bij de Kreekraksluizen te Rilland met het verrichten van seksuele handelingen verdiende. Zo zou het geld dat zij met de eerste klant verdiende voor haarzelf zijn, het geld van de tweede klant zou voor verdachte zijn, het geld voor de derde klant zou weer voor [slachtoffer] zijn en het geld van de vierde klant weer voor verdachte . Tevens waren er afspraken gemaakt omtrent de vergoeding van de benzine van verdachte . Dat het, volgens verdachte, niet altijd zover is gekomen doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het feit dat verdachte met het faciliteren van [slachtoffer] voor ogen stond dat hij hier wellicht wat aan kon verdienen.
Er dient echter niet alleen gekeken te worden naar het economisch voordeel dat verdachte in de gegeven situatie genoot, maar ook naar het profijt dat hij hiervan had. Zoals hiervoor reeds overwogen was de beweegreden van verdachte om het drugsgebruik van [slachtoffer] te stimuleren niet alleen gelegen in het feit dat zij dat zelf wilde maar ook omdat hij seks wilde. Daarnaast gaf het faciliteren van [slachtoffer] in het verrichten van seksuele handelingen bij de Kreekraksluizen hem afleiding, plezier, sensatie en zelfs een kick . Door middel van de gedragingen en middelen verkreeg hij hierdoor een voordeel.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn eigen behoeftebevrediging voorop te stellen, misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke positie van [slachtoffer] die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze had dan in een toestand van uitbuiting te geraken. Uit het voorgaande is genoegzaam gebleken dat verdachte besefte dat [slachtoffer] hierdoor in toenemende zin werd beperkt in haar vrijheid.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
meermalen in de periode van 1 juni 2009 tot en
met 31 juli 2010 te Rilland in de gemeente Reimerswaal enin de gemeente
Bergen op Zoom,
telkens een ander, genaamd [slachtoffer],
door bedreiging met een feitelijkheid en misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht endoor misbruik van een kwetsbare
positie, telkens heeft geworven, vervoerd, overgebracht,
met het oogmerk van uitbuiting van die ander,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar, telkens opzettelijk
- die toen aan harddrugs verslaafde [slachtoffer] in diens auto naar een zogenaamde
afwerkplek (parkeerplaats nabij Kreekraksluizen complex te Rilland)
gebracht en aldaar die [slachtoffer] met klanten in contact gebracht voor het
verrichten van seksuele handelingen en
- vervolgens het door die [slachtoffer] daarmee verdiende geld aan hem, verdachte,
af laten geven, en
- met het aldus door die [slachtoffer] verdiende geld met die [slachtoffer] harddrugs
is gaan kopen voor die [slachtoffer] en
- tegen die [slachtoffer] gezegd foto's en filmopnamen ter
hand te stellen aan de ouders van die [slachtoffer] indien zij niet voldeed aan
zijn wensen op seksueel gebied.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2 Strafbaarheid van de verdachte
In opdracht van de rechter-commissaris is er op 25 juli 2011 omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van de ten laste gelegde feiten een rapport opgemaakt door drs. W.J.L. Lander, psycholoog. De gedragsdeskundige heeft geconcludeerd dat er bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waardoor verdachte zijn wil volledig in vrijheid heeft kunnen bepalen.
Concluderend is de gedragsdeskundige dan ook van mening dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit als volledig toerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt.
De rechtbank acht op grond van dit advies dat het ten laste gelegde aan de verdachte volledig kan worden toegerekend. Verdachte is gelet hierop strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel of gedeeltelijk uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht met meldplicht. Hij baseert zich daarbij op de rapporten van de psycholoog en de reclassering alsmede het arrest van de Hoge Raad met LJN-kenmerk BQ6691. In het voordeel van verdachte houdt hij daarbij rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn leeftijd, het feit dat er na de aanhouding van verdachte bijna twee jaar verstreken zijn en het feit dat verdachte reeds lange tijd op vrije voeten is met schorsingstoezicht. Anderzijds rekent de officier van justitie het verdachte bijzonder aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de bijzondere kwetsbaarheid van de slachtoffers.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Voor zover de gevoerde bewijsverweren door de rechtbank niet gevolgd worden wijst de raadsvrouw van verdachte in het kader van de strafmaat op de leeftijd van verdachte, zijn blanco strafblad en de ouderdom van de zaak en bepleit zij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Ten aanzien van de duur van het voorwaardelijke gedeelte alsmede van de proeftijd refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw betwijfelt of een reclasseringstoezicht geïndiceerd is. Weliswaar is verdachte bereid hieraan zijn medewerking te verlenen, maar omtrent de meerwaarde bestaan vraagtekens nu verdachte zijn dagbesteding verder heeft uitgebreid en hij bovendien in de afgelopen twee jaar die zijn verstreken na zijn aanhouding, geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting alsmede uit de psychologische en reclasseringsrapportage is gebleken.
Daarbij neemt zij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich in een periode van dertien maanden schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer], die veel jonger was dan hij en te kampen had met ernstige psychiatrische problemen en drugsverslaving, Verdachte heeft door onder meer te dreigen met het vrijgeven van naaktfoto’s van [slachtoffer] aan haar ouders en het voorschieten van geld voor drugs, [slachtoffer] bewogen zich te (blijven) prostitueren. Verdachte heeft deze prostitutie gefaciliteerd door haar te vervoeren van en naar de Kreekraksluizen te Rilland waar de werkzaamheden werden verricht en door klanten te benaderen. Deze plek was door hem voorgesteld. Voorafgaand aan de prostitutie ging verdachte met [slachtoffer] naar een drugsdealer om in haar drugsbehoefte te voorzien. [slachtoffer] kon de prostitutie-werkzaamheden namelijk slechts onder invloed van drugs verrichten. De werkzaamheden leverden verdachte naar zijn eigen zeggen plezier, tijdverdrijf en een kick op. Verdachte heeft met de uitbuiting van [slachtoffer] enkel oog gehad voor het bevredigen van zijn eigen behoeftes, terwijl hij wist dat zij door haar drugsverslaving en psychische problematiek beïnvloedbaar was. Verdachte wist dat [slachtoffer] in een psychiatrische instelling heeft verbleven en heeft daar zelfs als haar buddy gefungeerd. Door de betreffende instelling is aan verdachte herhaaldelijk een locatiegebod opgelegd omdat hij verschillende malen kwetsbare vrouwen, waaronder [slachtoffer], benaderde. Dit heeft hem er niet van weerhouden om [slachtoffer] toch te blijven benaderen. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als geestelijke integriteit van [slachtoffer]. Hij heeft er blijk van gegeven zijn eigen behoeften en verlangens ver boven die van [slachtoffer] te stellen. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 5 maart 2013 waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 20 oktober 2011 en voornoemd rapport van de psycholoog. Daarbij zij opgemerkt dat in beide rapporten - op basis van het dossier - wordt gesproken over slachtoffers (in meervoudsvorm), maar dat de rechtbank - gelet op de bewezenverklaring - uitgaat van één slachtoffer.
In het reclasseringsrapport komt onder meer naar voren dat de echtgenote van verdachte wegens ziekte is opgenomen in een verpleegtehuis en er daardoor reeds langere tijd geen seksueel contact meer plaatsvond binnen het huwelijk. Daarnaast is verdachte gepensioneerd en heeft moeite om zijn dagen te vullen met een adequate dagbesteding. Verdachte zocht de bevrediging van zijn seksuele behoefte buitenshuis en vanwege de verveling bracht hij bezoekjes aan Psychiatrisch Ziekenhuis Vrederust waar hij contact had met de vrouwen die als slachtoffer worden genoemd in de processen-verbaal. Deze contacten waren voor hem aangenaam en het gaf hem het aanzien dat hij elders niet kon vinden. Volgens de reclassering zijn er diverse signalen die er op wijzen dat verdachte niet sociaal vaardig is dan wel sociale situaties niet goed inschat. Verdachte heeft geen probleembesef, hij ziet niet dat de vrouwen met wie hij omgang had vele (psychische) problemen hadden of hij wil het niet zien. Bovendien neemt hij geen verantwoordelijkheid en overziet ook niet welke invloed hij mogelijk heeft gehad op deze vrouwen, los van de (on)vrijwilligheid van het prostitueren. Verdachte maakt op de reclassering de indruk een vreemde eend in de bijt te zijn vanwege het feit dat hij er andere normen en waarden op na houdt dan een gemiddeld ander van zijn leeftijd. Op grond van het feit dat verdachte toegegeven heeft vanuit eenzaamheid en verveling contact te hebben gezocht met de cliënten van Vrederust, wordt het risico op soortgelijk gedrag als hoog gemiddeld ingeschat. Geadviseerd wordt aan verdachte op te leggen een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met een meldingsgebod.
In het rapport van de psycholoog komt onder meer naar voren komt dat er bij verdachte weliswaar geen sprake is van een psychiatrische stoornis en/of een persoonlijkheidsstoornis, maar dat er in de persoonlijkheid wel antisociale en narcistische trekken aanwijsbaar zijn. Dit uit zich in het externaliseren, een gebrekkig empathisch vermogen en een minder ontwikkelde gewetensfunctie. Tevens is er sprake van zelfoverschatting en een opgeblazen zelfgevoel. Als gevolg van deze persoonlijkheidstrekken heeft verdachte zich niet kunnen verplaatsen in de belevingswereld en in de kwetsbare positie van de slachtoffers en heeft hij zich superieur ten opzichte van hen gevoeld. Ook heeft hij geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel in de prostitutiewerkzaamheden van de slachtoffers. De kans op recidive is volgens de psycholoog reëel aanwezig vanwege de bijkomende motieven van verdachte om met de slachtoffers om te gaan. Hij adviseert dan ook aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht waarin hij begeleiding krijgt bij een zinvolle dagbesteding en de omgang met zijn seksuele behoeftes. Tevens dient hij bewust te worden gemaakt van de strafbaarheid van het feit en de kwetsbare positie van de slachtoffers.
De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf lager dient te zijn nu naar haar oordeel het tijdsverloop van bijna twee jaar tussen de aanhouding van de verdachte en de behandeling van de strafzaak op de terechtzitting onvoldoende in de eis tot uitdrukking is gekomen. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden passend en geboden is. Zij ziet vanwege de ernst van het feit geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten zes maanden voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaar. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk. Tevens wordt met deze voorwaardelijke straf beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering
De benadeelde partij [benadeelde], wonende te [woonplaats, adres] vordert een schadevergoeding van € 28.000,- ter zake van het ten laste gelegde.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert niet-ontvankelijk-verklaring van de benadeelde partij nu de in de tenlastelegging opgenomen handelingen van verdachte zijn toegesneden op het slachtoffer [slachtoffer] en niet op [benadeelde]. Om geleden schade in het strafproces toe te kunnen wijzen, dient er sprake te zijn van rechtstreeks uit het ten laste gelegde geleden schade. Daarvan is hier geen sprake en de schade is evenmin door verdachte ter terechtzitting erkend.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt eveneens dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden vanwege het feit dat zij niet in de tenlastelegging is genoemd.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat voor toekenning van een schadevergoeding van een benadeelde partij in het strafproces sprake dient te zijn van schade die rechtstreeks geleden is door het ten laste gelegde feit. Daarvan is hier geen sprake aangezien de naam van de benadeelde partij niet in de tenlastelegging is vermeld. Zij zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Zij kan haar vordering des gewenst bij de [slachtoffer]lijke rechter aanbrengen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mensenhandel
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen vijf dagen volgend op het onherroepelijk worden van zijn vonnis moet melden bij Reclassering Nederland op het adres Vrijlandstraat 33B, 4337 EA te Middelburg. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland deze perioden nodig acht
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat als algemene voorwaarde wordt toegevoegd:
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter, mr. Woltring en mr. Borm, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 april 2013.