ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ6612

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/705850-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Woltring
  • A. Nomes
  • J. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en letsel door verkeersfout

Op 1 september 2011 vond er een ernstig verkeersongeval plaats te Draaibrug, waarbij de verdachte, een 81-jarige man, als bestuurder van een personenauto (Mercedes) betrokken was. De verdachte had eerder die dag een maaltijd genuttigd en voelde zich aanvankelijk fit, maar kreeg kort voor het ongeval een black-out, vermoedelijk door vermoeidheid. Hierdoor raakte hij op de verkeerde weghelft en botste frontaal op een tegemoetkomende auto (Volkswagen), bestuurd door [slachtoffer 1], die bij de aanrijding om het leven kwam. Twee inzittenden van de Volkswagen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], raakten ernstig gewond.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid en oplettendheid had betracht die van een bestuurder verwacht mag worden. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte door een plotselinge black-out de controle over zijn voertuig had verloren, wat niet als aanmerkelijke schuld kon worden aangemerkt. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg door niet bij voortduring de controle over het voertuig te behouden.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank legde een geldboete op van € 500,-, met een vervangende hechtenis van 10 dagen bij niet-betaling, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 12/705850-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [datum] 1931 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats, adres],
ter terechtzitting verschenen,
raadsvrouw mr. Köller, advocaat te Middelburg,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2013 waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij, op of omstreeks 01 september 2011, te Draaibrug, in de gemeente Sluis,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Mercedes), daarmede rijdende over de weg, de Sluiseweg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans
aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of
ondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende op de rechterrijstrook van de, uit twee
rijstroken bestaande, rijbaan van die weg en gekomen ter hoogte van een, in
die weg gelegen, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "naar rechts"
verlopende flauwe bocht,
niet, althans niet bij voortduring, het verloop van de rijbaan (althans het
verloop van genoemde bocht) van die weg te gaan en/of te blijven volgen
en/of
niet, althans niet bijvoortduring, de macht/controle over het stuur van het
door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te blijven behouden,
(mede) tengevolge waarvan hij, verdachte, op de rijstrook van de rijbaan van
die weg, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer is gaan
en/of is blijven rijden, waarna hij, verdachte, met dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (nagenoeg frontaal), in botsing/aanrijding is gekomen
met een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend motorrijtuig
(personenauto, Volkswagen, bestuurd door: [slachtoffer 1]),
waardoor genoemde bestuurder, genaamd: [slachtoffer 1], van dat motorrijtuig
(personenauto, Volkswagen) werd gedood
en/of
waardoor een inzittende (genaamd: [slachtoffer 2]) en/of een inzittende
(genaamd: [slachtoffer 3]) van dat motorrijtuig (personenauto, Volkswagen),
zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht,
dat daaruit (telkens) tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan, te weten:
ten aanzien van [slachtoffer 2]: een fractuur van de rechteronderarm en/of
beenletsel en/of liesletsel
en/of
ten aanzien van [slachtoffer 3]: een fractuur van het borstbeen en/of
meerdere ribfracturen,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis
is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij, op of omstreeks 01 september 2011, te Draaibrug, in de gemeente Sluis,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes),
daarmee rijdende op de, uit twee rijstroken bestaande, rijbaan van de weg, de
Sluiseweg, en gekomen ter hoogte van een, in die weg gelegen, gezien zijn,
verdachte's, rijrichting, "naar rechts" verlopende flauwe bocht, niet, althans
niet bij voortduring, het verloop van de rijbaan (althans het verloop van
genoemde bocht) heeft gevolgd en/of niet, althans niet bij voortduring, de
macht/controle over het stuur van dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig heeft gehouden,
waarna hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, op
de rijstrook van de rijbaan van die weg, bestemd voor het hem, verdachte,
tegemoetkomende verkeer is gaan en/of is blijven rijden, waarna hij,
verdachte, (vervolgens) tegen een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend
motorrijtuig (personenauto, Volkswagen, bestuurd door: [slachtoffer 1]) is
gebotst/gereden, bij welke botsing/aanrijding, genoemde bestuurder: [slachtoffer 1] werd gedood en waarbij (tevens) twee inzittenden, (respectievelijk
genaamd: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]) van genoemd motorrijtuig
(personenauto, Volkswagen) letsel bekwamen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij betoogt dat er over het eerste verwijt, dat verdachte op de verkeerde weghelft is geraakt, geen misverstand bestaat. Over het tweede verwijt dat verdachte wordt gemaakt, het niet bij voortduring de macht over het stuur van het voertuig te hebben gehouden, voert hij aan dat dit vooral gelegen is in de aanloop naar het ongeval. Verdachte had met zijn echtgenote mosselen gegeten in Philippine. Bekend is dat flink eten vermoeidheid in de hand kan werken. In het feit dat verdachte toch besluit om nadien weer achter het stuur te gaan zitten, onderweg vermoeidheid voelt opkomen en vervolgens de keuze maakt om door te rijden naar Sluis om daar te gaan rusten in plaats van direct te stoppen, schuilt volgens de officier van justitie de kern van het verwijt. Deze keuze heeft immers geleid tot het ongeval. De officier van justitie merkt dit aan als schuld in de zin van een aanmerkelijke verkeersfout.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad, bekend onder LJN-kenmerk AO5822, stelt de verdediging dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde, nu er sprake is van een verontschuldigbare onmacht. Verdachte heeft onderweg van Philippine op weg naar de kust ter hoogte van Draaibrug een black-out gekregen. Hij vermoedt dat hij in slaap is gevallen. Als gevolg hiervan is verdachte op de verkeerde weghelft terechtgekomen en heeft het ongeval plaatsgevonden. Deze black-out kan verdachte echter niet verweten worden nu hij zich heeft gedragen zoals van een normale verantwoordelijke verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Immers, verdachte voelde zich fit op het moment dat hij in de auto stapte en op pad ging, hij had voldoende gegeten en niet teveel gedronken, hij hield zich aan de snelheid en de verkeersregels en op het moment dat hij constateerde dat hij zich moe voelde, heeft hij besloten om na enkele minuten te zullen stoppen bij Sluis. De weg waarop verdachte reed, had slechts twee rijbanen en geen vluchtstrook, zodat eerder stoppen gevaarlijk was en verdachte daarvan heeft moeten afzien. Verdachte heeft niet eerder een black-out gehad achter het stuur en kon er dus niet op berekend zijn dat de black-out plotseling en onverhoeds zou voorvallen waardoor er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerwet. Het subsidiair ten laste gelegde kan volgens de verdediging wel bewezen worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat er op 1 september 2011 te Draaibrug op de Sluiseweg een verkeersongeval heeft plaatsgevonden . Hierbij was verdachte als bestuurder van zijn personenauto, een Mercedes, betrokken en zijn echtgenote als inzittende . Tevens was bij dit ongeval betrokken [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]) als bestuurder van een personenauto, een Volkswagen, met als inzittenden op de achterbank [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2]) . [slachtoffer 1] reed over de Sluiseweg komende uit de richting van Sluis. Tevens reed over die weg verdachte, gaande in de richting van Sluis. In de flauwe bocht die voor verdachte naar rechts verliep, is verdachte op de rijstrook voor het verkeer uit de tegengestelde rijrichting terechtgekomen. Ondanks de poging van [slachtoffer 1] om door heftig te remmen een aanrijding te voorkomen, volgde er een frontale botsing . Als gevolg van dit ongeval is [slachtoffer 1] komen te overlijden . De inzittenden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben als gevolg hiervan letsel opgelopen .
De rechtbank overweegt dat verdachte door het plotseling zonder enige aanleiding terechtkomen op de verkeerde weghelft en vervolgens frontaal in botsing te komen met een op die weghelft rijdende tegenligger, niet de voorzichtigheid en oplettendheid heeft betracht die redelijkerwijs van een bestuurder van een motorvoertuig op de openbare weg mag worden verwacht. Dergelijk verkeersgedrag kan dan ook in beginsel de gevolgtrekking dragen dat verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt deze gradatie van schuld met het hiervoor beschreven verkeersgedrag echter niet bereikt nu verdachte de macht/controle over het voertuig niet bij voortduring heeft kunnen behouden wegens een kort voor en ten tijde van het ongeval opgetreden wegraking. Er is niet vast komen te staan waardoor dit is veroorzaakt. Vermoedelijk is verdachte in slaap gevallen. Verdachte, die op leeftijd is, heeft op de bewuste dag enige tijd in zijn tuin gewerkt. Vervolgens is hij met zijn echtgenote naar Philippine gereden en heeft daar mosselen gegeten, een glas port en een glas bier gedronken, hetgeen ondersteund wordt door de bon die zich in het dossier bevindt. Na de maaltijd zijn verdachte en zijn echtgenote met de auto vertrokken richting de Belgische kust. Verdachte voelde zich op dat moment fit en niet vermoeid, hoewel hij normaal gesproken na de maaltijd een half uurtje rust neemt. Kort na het passeren van de eerste rotonde bij Draaibrug, bemerkte verdachte dat hij wat vermoeid werd en besloot daarop bij Sluis, dat reeds in zicht was, de auto op een veilige wijze aan de kant te zetten en wat rust te nemen. Enkele seconden later vond echter het ongeval plaats, waarvan verdachte zich niets weet te herinneren, behalve de klap.
Nu volgens algemeen toegankelijke bronnen Draaibrug op een afstand ligt van een half uur rijden met de auto van Philippine en niet is gebleken dat verdachte de toegestane snelheid op de wegen van Philippine naar Draaibrug heeft overschreden, gaat de rechtbank er vanuit dat de vermoeidheid ruim een half uur na het nuttigen van de maaltijd optrad.
Gelet op de leeftijd van verdachte (ten tijde van het feit 80 jaar), de omstandigheid dat hij die ochtend enige tijd in de buitenlucht fysieke inspanning had geleverd, dat hij tussen de middag een maaltijd had genuttigd waarbij hij alcohol had gedronken en gegeven zijn gewoonte om na de middagmaaltijd rust te nemen, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank moeten beseffen dat deze omstandigheden van invloed konden zijn op zijn lichamelijke en geestelijke conditie. Hij had derhalve niet onder die omstandigheden moeten gaan rijden. Dat is het verwijt dat de rechtbank verdachte maakt. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, levert deze combinatie van factoren naar het oordeel van de rechtbank echter niet een aanmerkelijke schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet op. Uit het dossier alsmede het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden naar voren gekomen waaruit is af te leiden dat verdachte het wegraken had (kunnen) voorzien. Verdachte was naar eigen zeggen lichamelijk en geestelijk in orde. Van omstandigheden die op het tegendeel zouden duiden, is niet gebleken. Daarnaast had verdachte nog niet eerder een dergelijk wegraken ervaren. Toen verdachte de vermoeidheid kort voor het ongeval voelde opkomen, heeft hij besloten door te rijden naar Sluis, dat reeds in zicht was. De rechtbank is van oordeel dat dit, gelet op het feit dat de Sluiseweg geen veilige mogelijkheden biedt om de auto langs de kant van de weg te parkeren, de meest voor de hand liggende beslissing was.
De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank is wel van oordeel dat het, als gevolg van het niet bij voortduring de macht/controle over het stuur behouden, op de verkeerde weghelft geraken door verdachte, een zodanige gedraging is geweest dat gevaar op de weg is veroorzaakt en het verkeer op die weg is gehinderd in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Die gedraging was het gevolg van voornoemde omstandigheden.
Op grond hiervan acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaart zij verdachte derhalve daaraan schuldig.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 01 september 2011, te Draaibrug, in de gemeente Sluis,
als bestuurder van een motorrijtuig personenauto, Mercedes,
daarmee rijdende op de, uit twee rijstroken bestaande, rijbaan van de weg, de
Sluiseweg, en gekomen ter hoogte van een, in die weg gelegen, gezien zijn,
verdachte's, rijrichting, "naar rechts" verlopende flauwe bocht,
niet bij voortduring, het verloop van de rijbaan heeft gevolgd en niet bij voortduring, de
macht/controle over het stuur van dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig heeft gehouden,
waarna hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, op
de rijstrook van de rijbaan van die weg, bestemd voor het hem, verdachte,
tegemoetkomende verkeer is gaan en is blijven rijden, waarna hij,
verdachte, vervolgens tegen een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend
motorrijtuig personenauto, Volkswagen, bestuurd door: [slachtoffer 1] is
gebotst/gereden, bij welke botsing/aanrijding, genoemde bestuurder: [slachtoffer 1] werd gedood en waarbij (tevens) twee inzittenden, (respectievelijk
genaamd: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]) van genoemd motorrijtuig
(personenauto, Volkswagen) letsel bekwamen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een geldboete van € 2.000,- subsidiair te vervangen door 40 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar. De strafmodaliteit van de geldboete is volgens hem passend gelet op de leeftijd van verdachte, het feit dat hij geen ingezetene van Nederland is en hij een blanco strafblad heeft. De ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is van belang nu de oorzaak van het door verdachte op de verkeerde weghelft raken niet met zekerheid vaststaat. De officier van justitie is zich ervan bewust dat deze strafeis in geen enkele verhouding staat tot de gevolgen van het ongeval maar dat hiermee wel wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de verkeersveiligheid.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte verzoekt om toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht nu verdachte niet alleen dader maar ook slachtoffer is van het ongeval. Zij voert daartoe aan dat verdachte het ongeval niet heeft gewild, niet heeft voorzien en niet heeft kunnen voorkomen. Zijn leven is sinds de dag van het ongeval onherroepelijk veranderd. Elke dag staat hij bij het ongeval stil, bidt hij voor de slachtoffers en heeft hierbij veel verdriet. Wel voelt hij zich erg gesteund door de blijken van medeleven die hij heeft ontvangen van de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Verdachte is zelf ook gewond geraakt door het ongeval en heeft nog steeds last van zijn rug en rechterzij. Gelet op het feit dat het ongeval zowel fysiek als emotioneel zijn weerslag heeft gehad op verdachte verzoekt zij verdachte dan ook schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting alsmede uit de reclasseringsrapportage is gebleken.
Daarbij neemt zij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft op 1 september 2011 met zijn personenauto gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer op die weg gehinderd. Als gevolg hiervan heeft er een ongeval plaatsgevonden waardoor er één slachtoffer is komen te overlijden en de overige twee slachtoffers letsel hebben opgelopen.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 5 maart 2013 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 20 oktober 2011. In het rapport komt onder meer naar voren dat verdachte een man is van 81 jaar die reeds 19 jaar met pensioen is en op de verschillende leefgebieden geen opvallende problemen heeft. Er zijn geen financiële problemen maar grote reserves zijn er ook niet. Na het ongeval heeft verdachte vier maanden geen auto meer gereden. Op dit moment rijdt hij enkel korte stukjes en voor de langere afstanden rijdt zijn dochter vaak. Merkbaar is dat het ongeluk reeds veel leed heeft toegebracht, niet alleen in fysieke vorm maar ook emotioneel heeft het zijn weerslag op het leven van verdachte. Verdachte heeft laten weten dat zijn leven sinds het ongeval is veranderd en hij er iedere dag nog aan denkt. Mede gelet op het feit dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat, adviseert de reclassering een beperkte straf op te leggen in de zin van een geldboete en/of een voorwaardelijke straf. Vanwege de fysieke gesteldheid van verdachte is een werkstraf minder passend.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Nu de rechtbank slechts bewezen acht het subsidiair ten laste gelegde, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, echter niet aan de orde. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 500,-, subsidiair te vervangen door 10 dagen hechtenis, een passende sanctie is. Daarnaast dient er vanuit het oogpunt van normhandhaving een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te volgen. Zij acht een ontzegging voor de duur van zes maanden op zijn plaats. Deze zal zij voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar waarmee beoogd wordt de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking te brengen en daarnaast een signaal af te geven naar verdachte, de slachtoffers en de samenleving dat alertheid in het verkeer te allen tijde geboden is. Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank het tijdsverloop tussen het ongeval en de behandeling van de strafzaak verdisconteerd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Subsidiair: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 500,=;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van tien dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Woltring, voorzitter, mr. Nomes en mr. Borm, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 april 2013.