ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ6722

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
02/800569-12; 02/806111-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Dekker
  • J. van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarigen en vervaardiging van kinderpornografie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedendelicten, waaronder seksueel misbruik van minderjarigen en het vervaardigen van kinderpornografie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 september 2011 tot en met 31 mei 2012, handelingen heeft gepleegd met verschillende slachtoffers die jonger waren dan 12 en 16 jaar. De feiten omvatten onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van de slachtoffers en het vervaardigen van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de getuigen als geloofwaardig en overtuigend beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de impact van zijn daden op de slachtoffers en hun gezinnen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een gevangenisstraf van 4 jaar moet ondergaan, naast de terbeschikkingstelling met dwangverpleging, om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers voor materiële schade, maar heeft de vordering tot immateriële schade afgewezen wegens onvoldoende bewijs van causaal verband. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een adequate behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800569-12; 02/806111-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Maastricht
raadsman mr. Osté, advocaat te Oosterhout
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 februari 2013, waarbij de officier van justitie, mr. De Brouwer, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 02/800569-12:
Feit 1:
seksuele gemeenschap heeft gehad met [slachtoffer 1], die destijds jonger was dan 12 jaar;
Feit 2:
ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2], die destijds jonger was dan 16 jaar;
Feit 3:
Primair:
seksuele gemeenschap heeft gehad met [slachtoffer 3], die destijds jonger was dan 12 jaar;
Subsidiair:
heeft geprobeerd seksuele gemeenschap te hebben met [slachtoffer 3], die destijds jonger was dan 12 jaar;
Tweede subsidiair:
ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 3], die destijds jonger was dan 16 jaar;
Feit 4:
kinderpornografie heeft vervaardigd;
Feit 5:
een gewoonte heeft gemaakt van het bezitten van kinderpornografie.
Parketnummer 02/806111-12:
kinderpornografie heeft vervaardigd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02/800569-12:
Feit 1:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] seksueel heeft misbruikt en hij baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte en op de foto’s die verdachte van [slachtoffer 3] heeft gemaakt.
Feit 2:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] op grond van de verklaring van [slachtoffer 2].
Feit 3:
Op grond van de verklaring van [getuige 2], de foto’s die door verdachte van [slachtoffer 3] zijn gemaakt en de bevindingen van de forensisch geneeskundigen [namen deskundigen] kan volgens de officier van justitie het seksueel misbruik met [slachtoffer 3] wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 4:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno heeft vervaardigd, gezien de aanwezige foto’s die verdachte van [slachtoffer 3] heeft genomen en het proces-verbaal van het onderzoek naar de bij verdachte in beslag genomen gegevensdragers.
Feit 5:
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad, gezien het proces-verbaal van het onderzoek naar de bij verdachte in beslag genomen gegevensdragers.
Parketnummer 02/806111-12:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno heeft vervaardigd op basis van de aanwezige foto’s van [slachtoffer 4], die door verdachte is gefotografeerd, en het proces-verbaal van het onderzoek naar de bij verdachte in beslag genomen gegevensdragers.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02/800569-12:
Feit 1:
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het seksueel misbruik van [slachtoffer 1] en wijst daarbij op de ontkennende verklaring van verdachte. Volgens de verdediging is slechts sprake geweest van ontuchtige handelingen en niet van penetratie. Zij heeft dan ook vrijspraak van feit 1 bepleit.
Feit 2:
De verdediging heeft aangevoerd dat het mogelijk is dat verdachte tijdens het zwemmen de armen en benen van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt, maar dat geen sprake was van ontucht. Verdachte ontkent de buik, billen en penis van [slachtoffer 2] te hebben aangeraakt. De rechtbank kan daarom niet tot een bewezenverklaring van feit 2 concluderen, aldus de verdediging.
Feit 3:
Volgens de verdediging is niet vast te stellen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft gepenetreerd, nu verdachte dit ontkent en de artsen, op basis van de foto’s waarop verdachte met [slachtoffer 3] is afgebeeld, geen zekerheid hebben kunnen geven of daadwerkelijk penetratie heeft plaatsgevonden.
Feit 4:
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit kan komen, gelet op de omstandigheid dat de foto’s van [slachtoffer 3] op gegevensdragers van verdachte zijn aangetroffen en verdachte heeft bekend dat hij die foto’s heeft gemaakt.
Feit 5:
De rechtbank kan volgens de verdediging tot een bewezenverklaring komen van dit feit, gelet op het kinderpornografisch materiaal dat op diverse gegevensdragers van verdachte is gevonden.
Parketnummer 02/806111-12:
De verdediging is van mening dat de rechtbank kan concluderen tot een bewezenverklaring van dit feit en verwijst hiervoor naar het hetgeen zij ten aanzien van feit 4 naar voren heeft gebracht.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 02/800569-12:
Feit 1 en Feit 2:
In mei 2012 zijn volgens een mutatierapport van verbalisant [verbalisant 1] verhalen aan het licht gekomen over mogelijk door verdachte met de kinderen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gepleegde ontucht. Vervolgens vond op 13 juni 2012 een informatief gesprek plaats tussen de politie en de ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en werd een dag later aangifte van seksueel misbruik tegen verdachte gedaan door de moeder van de broers [achternaam slachtoffer 1 en 2] mevrouw [naam moeder].
[naam moeder] heeft tijdens het informatieve gesprek aangegeven dat zij verdachte in 2009 had ontmoet als leider bij het KIKA-kamp te Veldhoven, waaraan haar kinderen hadden deelgenomen. In de zomer van 2011 troffen zij en haar gezin verdachte wederom aan bij Jeugdland te Veldhoven. Na deze zomer, vanaf september 2011, zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] veelvuldig bij verdachte gaan logeren. Verdachte nam de kinderen ook regelmatig mee naar het zwembad, de bioscoop en activiteiten van een jeugdhuis. In 2011 bemerkte [naam moeder] gedragsveranderingen bij haar beide zonen. [slachtoffer 1] kreeg last van huilbuien zonder enige aanleiding en [slachtoffer 2] werd vaak kwaad zonder reden.
[naam moeder] heeft voorts verklaard dat [slachtoffer 1] (geboren op [datum] ) haar op 11 juni 2012 heeft verteld over de seksuele handelingen waarmee hij bij verdachte werd geconfronteerd. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden op genoemde datum samen boodschappen gedaan en [slachtoffer 1] kwam later dan [slachtoffer 2] huilend terug. [slachtoffer 1] zou onderweg geld zijn kwijtgeraakt en reageerde daarop volgens zijn moeder erg overdreven. ’s Avonds vroeg [naam moeder] wat er aan de hand was. [slachtoffer 1] zei “als ik dat vertel word je verdrietig”. Nadat zijn moeder had aangegeven dat zij er dan misschien iets aan kon doen, vertelde [slachtoffer 1] dat verdachte zijn broek naar beneden had getrokken en aan zijn piemel had gezeten. Toen zijn moeder vroeg of [slachtoffer 1] ook iets bij verdachte had moeten doen, antwoordde hij dat hij ook aan de piemel van verdachte moest zitten. [slachtoffer 1] zei vervolgens tegen zijn moeder dat er meer was voorgevallen. Verdachte had volgens [slachtoffer 1] kont geneukt, hetgeen vier tot vijf maal was gebeurd.
De dag daarna had [naam moeder] aan haar zoon [slachtoffer 2] (geboren op [datum] ) gevraagd of verdachte aan hem had gezeten. [slachtoffer 2] antwoordde dat verdachte aan zijn piemel had gezeten en dat dit de reden was dat hij niet langer naar verdachte wilde gaan.
In de aangifte van [naam moeder] is opgenomen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] rond de meivakantie en Pinksteren in 2012 voor de laatste keer bij verdachte hadden gelogeerd. Tevens verklaart [naam moeder] dat het haar duidelijk was geworden dat [slachtoffer 1] telkens bij verdachte in bed had moeten slapen en niet in de logeerkamer. In het bed van verdachte vonden de seksuele handelingen plaats. Aanvullend heeft [naam moeder] verklaard dat het haar was opgevallen dat haar kinderen, in de tijd dat zij nog bij verdachte logeerden, veelvuldig over seks gingen praten. [slachtoffer 2] ging bovendien afwijkend seksueel gedrag vertonen.
[slachtoffer 1] is op 15 juni 2012 door de politie verhoord . Uit zijn verklaring volgt dat verdachte steeds bij het logeren de onderbroek van [slachtoffer 1] had uitgedaan en aan zijn geslachtsdeel had gefriemeld door er aan te trekken en te knijpen. De eerste keer vond dit plaats op de bank in de woonkamer van verdachte. De keren daarna gebeurde dit in de slaapkamer van verdachte. Het kwam ook voor dat verdachte de hand van [slachtoffer 1] op zijn geslachtsdeel legde en dat [slachtoffer 1] vervolgens moest knijpen en trekken aan verdachtes geslachtsdeel. De penis van verdachte werd daardoor stijver en er kwam sperma uit.
Tevens heeft [slachtoffer 1] verteld dat verdachte de laatste keren dat hij bij hem ging logeren ergere dingen ging doen en noemt daarbij het kontneuken. Volgens hem was dat vier of vijf keer gebeurd. [slachtoffer 1] zegt daarover “Als je moet poepen dan houd je dat in en dat deed ik toen ook. Dat deed heel erg veel pijn. Dan heeft hij een plank en dan ligt hier zo’n potje vaseline, vettig spul. Dat doet die dan in je kont en dan glipt die er makkelijker in, zegt hij. [verdachte] wil altijd dat die er helemaal in gaat.”
Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte hem pijpte en dat dit drie keer zou zijn gebeurd. Hij zegt daarover: “Dan draait hij mij om en trekt hij mij een beetje omhoog en dan doet hij (de rechtbank begrijpt) mijn geslachtsdeel in zijn mond. Hij trekt mijn benen naar achteren dan kan hij er beter bij. Dan gaat hij met mijn geslachtsdeel die dan in zijn mond zit op en neer met zijn hand.” Ook zegt [slachtoffer 1] daarover: “Toen zei ik nee, toen was hij aan het pijpen, ja het deed pijn, hij zette zijn tanden op mijn geslachtsdeel.”
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] is tevens af te leiden dat de handelingen ook plaatshadden terwijl [slachtoffer 1] sliep, althans dat verdachte in de veronderstelling was dat [slachtoffer 1] sliep.
[slachtoffer 2] heeft tijdens zijn studioverhoor verklaard dat verdachte bij de logeerpartijen telkens overal met zijn vingers aan zijn lijf zat. Verdachte raakte daarbij zijn buik, been, arm, penis en billen aan. Dit gebeurde altijd op momenten dat [slachtoffer 2] wilde slapen. Hij lag tijdens deze aanrakingen altijd in het tweepersoonsbed van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de periode van 1 september 2011 tot en met 31 mei 2012 herhaaldelijk bij hem, in zijn woning te Tilburg, zijn blijven logeren.
[slachtoffer 1] is volgens verdachte 11 jaar oud en [slachtoffer 2] 9 jaar. Verdachte geeft toe dat hij op meerdere tijdstippen over de penis van [slachtoffer 1] heeft gewreven, in ieder geval toen [slachtoffer 1] een keer alleen bij hem logeerde en een keer toen [slachtoffer 1] samen met [slachtoffer 3] bij hem logeerde. Verdachte verklaart voorts dat hij bij de laatste logeerpartij met [slachtoffer 1] zijn penis tussen de billen van [slachtoffer 1] heeft geduwd. De seksuele handelingen vonden volgens verdachte plaats op zijn slaapkamer, in zijn bed. Verdachte geeft toe dat wat [slachtoffer 1] heeft verklaard klopt, met uitzondering van het binnendringen, maar dat hij zijn verhaal heeft overdreven en dat de nuance daarin ontbreekt.
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte handelingen met [slachtoffer 1] heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, zoals onder feit 1 is tenlastegelegd. De rechtbank hecht daarbij veel waarde aan de verklaring van [slachtoffer 1], welke authentiek overkomt en waarin de (omstandigheden ten aanzien van de) bewuste seksuele handelingen uitgebreid en gedetailleerd aan de orde komen. De verklaring van [slachtoffer 1] sluit eveneens aan op de verklaringen van zijn moeder. De rechtbank volgt dan ook de verklaring van [slachtoffer 1]. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat er meer is gebeurd dan alleen de gepleegde ontuchtige handelingen die verdachte heeft toegegeven. Daarbij komt dat verdachtes verklaring verklaring op onderdelen - zoals dat hij wakker werd en helemaal was ingesmeerd met vaseline - volstrekt ongeloofwaardig is.
Op grond van de aangifte, de door [naam moeder] geconstateerde gedragsveranderingen bij [slachtoffer 2] en het studioverhoor van [slachtoffer 2] - en rekening houdend met de hiervoor bij feit 1 bewezen verklaarde seksuele handelingen die verdachte bij [slachtoffer 1] heeft verricht - acht de rechtbank ook feit 2, de ontucht met [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 en Feit 4:
Uit diverse verklaringen is gebleken dat ook [slachtoffer 3] (geboren op [datum] ) regelmatig in de woning van verdachte te Tilburg bleef overnachten. [moeder slachtoffer 3] , de moeder van [slachtoffer 3] (en [broer van slachtoffer 3]), heeft verklaard dat zij in 2007 in contact is gekomen met verdachte via het zomerkamp van Kika te Eindhoven en dat haar kinderen in de periode van 2007 tot en met 2012 meermalen bij hem hebben gelogeerd.
Tijdens een van de doorzoekingen in de woning van verdachte zijn op een geheugenkaart van een fototoestel en op dvd’s afbeeldingen aangetroffen van [slachtoffer 3], die als kinderpornografisch materiaal moeten worden beschouwd .
Verdachte heeft erkend dat hij, terwijl [slachtoffer 3] sliep, (naakt)foto’s van hem maakte. In dit verband verklaart hij zichzelf met [slachtoffer 3] te hebben gefotografeerd op momenten dat hij zijn penis tussen de billen van [slachtoffer 3] had gestopt en dat hij zijn penis tegen de mond van [slachtoffer 3] hield.
Ten aanzien van de foto’s waarbij de penis van verdachte tussen de billen van [slachtoffer 3] werd gebracht, heeft forensisch arts I.D. Flameling-van Otterloo geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat de penis zich in de anus van het kind bevindt, maar dat dit niet met volledige zekerheid is vast te stellen.
De officier van justitie heeft ter zitting de foto’s van verdachte met [slachtoffer 3] getoond. De rechtbank heeft hierop waargenomen dat op ten minste één foto is te zien dat de penis daadwerkelijk in de mond van het kind is gebracht en niet slechts tegen de lippen is gehouden.
Gelet op de foto’s en (deels) de verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het lichaam van [slachtoffer 3] seksueel is binnengedrongen door zijn penis in [slachtoffer 3]’s mond te brengen.
De rechtbank acht op basis van de foto’s - die zij ter zitting heeft ingezien - weliswaar aannemelijk dat de penis van verdachte zich ook in de anus van [slachtoffer 3] heeft bevonden, maar nu de voornoemde forensische arts hierover geen uitsluitsel geeft, zal de rechtbank verdachte wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs vrijspreken van het seksueel binnendringen met de penis in de anus van [slachtoffer 3]. Met betrekking tot deze handeling is evenwel sprake van het plegen van ontucht zoals onder het tweede subsidiair is tenlastegelegd.
Feit 4:
De rechtbank acht de vervaardiging van kinderporno betreffende afbeeldingen van [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 februari 2013 en afgelegd bij de politie d.d. 4 juli 2012 ;
- het onderzoek naar de in beslag genomen goederen betreffende de op een geheugenkaart van een Sony fototoestel en twee dvd’s van verdachte aangetroffen afbeeldingen van [slachtoffer 3], die als kinderpornografie zijn aangemerkt ;
- de GBA-gegevens van [slachtoffer 3] .
Feit 5:
De rechtbank acht het bezit van kinderporno wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 februari 2013 ; en afgelegd bij de politie d.d. 4 juli 2012 ;
- het onderzoek naar de in beslag genomen goederen betreffende de op een geheugenkaart van een Sony fototoestel en twee dvd’s van verdachte aangetroffen afbeeldingen van [slachtoffer 3], die als kinderpornografie zijn aangemerkt ;
- de collectiescan, een overzicht van de zichtbare seksuele elementen aangetroffen bij kinderpornografische afbeeldingen en films ;
- de beschrijvingen van diverse bij verdachte aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen ;
Parketnummer 02/806111-12:
De rechtbank acht de vervaardiging van kinderporno betreffende afbeeldingen van [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 februari 2013 en afgelegd bij de politie d.d. 7 augustus 2012 ;
- het onderzoek naar de in beslag genomen goederen betreffende de op een geheugenkaart van een Sony fototoestel en twee dvd’s van verdachte aangetroffen afbeeldingen van [slachtoffer 4], die als kinderpornografie zijn aangemerkt ;
- de verklaring van [getuige] d.d. 17 oktober 2012 met betrekking tot de herkenning van [slachtoffer 4] op de foto’s en de periode van de logeerpartijen ;
- de GBA-gegevens van [slachtoffer 4] ;
4.4 De bewezenverklaring
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2011 tot en met 31 mei 2012 te Tilburg, met [slachtoffer 1] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende
verdachte een of meermalen zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1]
gebracht en/of aan de penis van die [slachtoffer 1] gefriemeld en/of zich af laten
trekken door [slachtoffer 1] en/of de penis van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond, heeft genomen;
Feit 2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2011 tot en met 31 mei 2012 te Tilburg, met [slachtoffer 2] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten
echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
betasten en/of strelen en/of aanraken van de naakte plasser en/of billen
en/of armen en/of benen en/of buik van die [slachtoffer 2];
Feit 3:
Primair:
hij op een of meer dag(en) in de periode van 01 mei 2007 tot 1 mei 2012 te Tilburg, met
[slachtoffer 3] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog
niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 3], hebbende verdachte zijn, verdachtes penis in de anus en/of in de mond van die
[slachtoffer 3] gebracht en/of gehouden (en daarvan foto's gemaakt);
Tweede subsidiair:
hij op een of meer dag(en) in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot 1 mei 2012 te
Tilburg, met [slachtoffer 3] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het tussen de billen en/of tussen de lippen van die [slachtoffer 3] brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis;
Feit 4:
hij op meerdere, althans een, dag in de periode van 1 mei 2007 tot 1 mei 2012
meermalen een afbeelding (een digitale foto) heeft vervaardigd,
bevattende een afbeelding van seksuele gedragingen, te weten een
(detail)afbeelding van het ontblote lichaam van een jongen jonger dan 18 jaar
(te weten [slachtoffer 3] geboren [datum]) waarbij het geslachtsdeel van die
jongen nadrukkelijk in beeld is en/of een (detail)opname van zijn,
verdachtes, penis tussen de billen en/of in de anus en/of in de mond en/of tussen de lippen van een jongen jonger dan 18 jaar (te weten [slachtoffer 3], geboren [datum]) en/of van een hand van die jongen op zijn verdachtes penis;
Feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 mei 2012 te
Tilburg, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot
aantal) afbeelding(en), te weten (een) gegevensdrager(s) bevattende (een)
afbeelding(en) te weten één of meer computer(s) en/of (een) diskette(s) en/of
(een) harddisk(s) en/of (een) cd-rom(s) en/of (een) DVD('s) en/of usb-stick(s)
in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar
is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een)
vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong van het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een
(ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog
niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een)
voorwerp(en) en/of de mond/tong
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de
borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft
bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de
borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd
van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij
deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of
poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in
(een)(erotisch getinte) houding(en)
(op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen
en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of
de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of
borsten en/of billen in beeld worden gebracht (waarbij) de afbeelding (aldus)
een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een
perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben
bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een
perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben
bereikt
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
Parketnummer 02/806111-12:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 juli 2008
tot en met 9 juli 2011 te Tilburg, in elk geval in Nederland, meermalen een
afbeelding (een digitale foto) heeft vervaardigd, bevattende een afbeelding
van seksuele gedragingen, te weten een (detail)afbeelding van het ontblote
lichaam van een jongen jonger dan 18 jaar (te weten [slachtoffer 4] geboren
9 juli 2004) waarbij het geslachtsdeel van die jongen nadrukkelijk in beeld is.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ter zitting is door de officier van justitie aangegeven dat ter zake van de pleegperiode onder feit 2 (parketnummer 02/800569-12) abusievelijk de datum 1 september 2001 is opgenomen. Dit behoort de datum 1 september 2011 te zijn. Volgens de officier van justitie is hier sprake van een kennelijke verschrijving. De rechtbank heeft het jaartal gewijzigd in 2011, nu zij het jaartal 2001 ook als een kennelijke verschrijving heeft opgevat en de verdediging desgevraagd hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt.
De rechtbank heeft voorts de toevoegingen die ter zake van feit 2 zijn opgenomen in de vordering wijziging tenlastelegging gelezen als zijnde toevoegingen die betrekking hebben op feit 3. Dit gezien de mondelinge toelichting die de officier van justitie ter zitting op de vordering heeft gegeven en het feit dat slechts onder feit 3 sprake is van primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke verschrijving, waardoor de verdediging niet in haar belang is geschaad.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaar en TBS met dwangverpleging. Hij heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke zedendelicten en deels met de bevindingen van het Pieter Baan Centrum (PBC).
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich niet verenigen met de gevorderde TBS met dwangverpleging. Zij acht een eventuele oplegging van een TBS met voorwaarden voldoende passend. Daarnaast acht zij van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk wordt behandeld, zodat een langdurige gevangenisstraf voorafgaande aan een TBS met voorwaarden niet wenselijk is.
Verdachte heeft kenbaar gemaakt bereid en gemotiveerd te zijn om zich te laten behandelen en te begeleiden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is via kindervakantiewerk en een jeugdhuis in contact gekomen met jonge kinderen die zich in kwetsbare gezinnen bevonden, zoals gezinnen waarin een echtscheiding had plaatsgehad. Verdachte heeft zich daarbij opgeworpen als de ultieme kindervriend. Hij bood aan om op te passen en om de kinderen bij hem thuis te laten logeren. Hij schonk kinderen cadeaus en verwende hen met leuke uitstapjes. Echter, verdachte bleek perverse bedoelingen te hebben met de jongens die bij hem bleven overnachten. De jongens werden door hem seksueel misbruikt, zelfs als zij lagen te slapen. Dit betrof in de meeste gevallen geen eenmalige incidenten, maar frequente gebeurtenissen die gedurende een langere periode plaatshadden. Een aantal ontuchtige handelingen die verdachte met twee jongens verrichte, legde hij met zijn fotocamera vast.
De rechtbank acht het bewezenverklaarde seksueel misbruik bijzonder ernstig. De samenleving reageert geschokt en verafschuwd op dergelijke zedendelicten. De handelwijze van verdachte is het schrikbeeld van iedere ouder met jonge kinderen. Uit het procesdossier, waaronder ook de slachtofferverklaringen, is gebleken dat de gebeurtenissen een enorme impact hebben op de betrokken gezinnen en dat verdachte het vertrouwen van de ouders en kinderen diep heeft beschaamd. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van de kinderen in hoge mate aangetast. Hij heeft zich ondanks zijn eerdere veroordeling ter zake van soortgelijke feiten, onvoldoende gerealiseerd wat hij door zijn grensoverschrijdende gedrag (wederom) zou kunnen aanrichten. Hij heeft puur zijn eigen lustbevrediging voor ogen gehad. Of de slachtoffers door het toedoen van verdachte in hun persoonlijke en seksuele ontwikkeling zullen worden belemmerd, zal de toekomst moeten uitwijzen.
De rechtbank rekent verdachte ook het vervaardigen en het bezitten van kinderpornografisch materiaal aan. Het is een feit van algemene bekendheid, dat kinderen die seksuele handelingen dienen te verrichten ten behoeve van de kinderporno-industrie aanzienlijke psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de (inter)nationale kinderpornonetwerken.
De rechtbank heeft in ogenschouw genomen dat verdachte reeds in 2001 is veroordeeld ter zake van meerdere zedendelicten. Daarbij is sprake geweest van het meermalen plegen van ontucht met verschillende aan zijn zorg toevertrouwde kinderen, met wie hij als begeleider van een scoutinggroep in contact was gekomen. Verdachte fungeerde ook als oppas voor deze kinderen. Bij enkele kinderen pleegde hij de ontuchtige handelingen terwijl zij sliepen en filmde hij dit met behulp van een videocamera.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van het Pieter Baan Centrum over de persoon van verdachte d.d. 20 februari 2013. Hierin is vermeld dat bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis aan de orde is met narcistische, afhankelijke, vermijdende en theatrale trekken. Tevens is de diagnose van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) gesteld. De persoonlijkheidsstoornis en de ADHD zijn volgens het PBC
ook aanwezig geweest ten tijde van het tenlastegelegde. Daarnaast is sprake van een beperkt ontwikkeld gevoelsleven met een instabiel en negatief zelfbeeld, alsmede van een gestagneerde seksuele ontwikkeling. Vanwege de langdurige problemen met seksualiteit stelt het PBC dat ook parafilie aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde. Het PBC is van mening dat de eerder gestelde diagnose van pedofilie ten aanzien van zijn veroordeling in 2001 thans noch bevestigd noch geheel ontkracht kan worden. In dit verband merkt zij op dat fantasieën dan wel verlangens op seksueel gebied nauwelijks met verdachte bespreekbaar zijn en categorisch door hem worden ontkend.
De mate van gebrekkige emotionele ontwikkeling en de angst voor afwijzing bij het negatieve zelfbeeld zijn van invloed geweest op de omstandigheid dat verdachte zich veel met kinderen heeft ingelaten en hen uitnodigt om te komen logeren. Hij ervaart in het contact met kinderen een verminderd risico op afwijzing en staat intellectueel boven hen. Op het moment dat kinderen liggen te slapen ervaart verdachte een (seksuele) spanning, welke situatie voor hem veilig is zonder risico op afwijzing. Daarbij gaat hij ook impulsief en opportunistisch te werk. Verdachte is geneigd te rationaliseren, te verbloemen en zich voor te doen als slachtoffer, maar is volgens het PBC tegelijkertijd bezig als handelaar gericht op de bevrediging van zijn eigen behoeften. Een bepaalde mate van grooming wordt niet uitgesloten.
Verdachte behoort volgens het PBC ten aanzien van de eerste vier tenlastegelegde feiten (onder parketnummer 02/800569-12) als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Ten aanzien van feit 5 (het bezit van hoeveelheden kinderpornografie) is verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken, nu verdachte in deze periode op zoek is geweest naar meer helderheid over zijn seksuele geaardheid naar aanleiding van eerdere mislukte relaties met vrouwen.
De aangehaalde persoonlijkheidsproblematiek speelt volgens het PBC een belangrijke rol bij de kans op recidive. Daarnaast gelden beschermende factoren bij verdachte, zoals zijn begaafde intelligentie, een gedegen sociale inbedding en een goede werkinstelling. Bij deze beschermende factoren worden evenwel kanttekeningen geplaatst. Zo kan de hoge intelligentie zorgen voor een goed besef van gewenst bedrag. Daarbij wordt gewezen op het feit dat behandelaren tijdens verdachtes vorige behandeling hierdoor niet tot de kern van zijn problematiek zijn gekomen. Een goed sociaal netwerk kan ertoe leiden dat de omgeving meegaat in het toedekken van de problematiek en dat verdachte zich door het willen oplossen van problemen van anderen plaatst binnen een kwetsbare groep of gezin. Het ontbreken van een vaste relatie vermeerdert de kans op recidive.
Voor wat betreft het advies heeft het PBC met name de beschermende factoren en de risicofactoren tegen elkaar afgewogen. Het PBC acht enerzijds een (langdurig) verlies van de aanwezige beschermende factoren momenteel ongewenst. Anderzijds ziet zij bij een bewezenverklaring van het tenlastegelegde een recidive waarbij sprake is van een escalatie van de ernst van de feiten. Naar haar mening dient eerst een meer uitgebreide diagnostiek plaats te vinden over de aan- of afwezigheid van pedofilie. De afweermechanismen die verdachte heeft getoond, zowel in het huidige onderzoek als tijdens de eerdere behandeling binnen het TBS-kader met voorwaarden, hebben verhinderd dat tot de kern van zijn problematiek kon worden doorgedrongen. Zolang niet tot deze kern middels nadere diagnostiek en behandeling is gekomen neemt de kans op herhaling niet af. Een geheel ambulante behandeling, zoals in het kader van de eerder opgelegde TBS met voorwaarden, is thans geen optie. Het PBC adviseert dan ook een klinische behandeling, teneinde verdachte minder ruimte te geven om (de bespreking van) de seksuele problematiek uit de weg te gaan. Het PBC stelt voor dat verdachte na deze klinische setting een ambulant traject volgt, zodat hij optimaal van zijn beschermende factoren gebruik kan maken.
De rechtbank heeft nader acht geslagen op de informatie in het PBC-rapport met betrekking tot verdachtes eerdere behandeling/begeleiding. Zo is in het rapport opgenomen dat verdachte na zijn eerdere veroordeling in januari 2002 is aangevangen met zijn behandeling in De Waag te Utrecht en dat deze behandeling in september 2002 is afgesloten. Vervolgens heeft verdachte tot augustus 2003 deelgenomen aan bijeenkomsten van de nazorggroep voor zedendelinquenten bij De Waag. Aan verscheidene leerdoelen is daarbij gewerkt, waaronder het vermijden van risicovolle situaties. Vanaf oktober 2002 tot september 2004 heeft verdachte eveneens psychotherapie gevolgd bij de heer [naam therapeut].
Gebleken is dat bij De Waag het onderzoek naar eventuele pedofiele gevoelens en parafilieën op afweer stuitte en dat de gesprekken aangaande de achterliggende motieven van de destijds bewezenverklaarde feiten moeizaam verliepen. Verdachte heeft kennelijk zelf aangegeven dat De Waag niet is toegekomen aan de problemen die naar zijn inzicht ten grondslag lagen aan de delicten en dat hij zich in groepstherapie voornamelijk bezig hield met andere deelnemers.
In het PBC-rapport is over [naam therapeut] vermeld dat hij de behandeling van verdachte gedurende de gehele periode niet goed van de grond vond komen. Slechts in geringe mate werd contactgroei gerealiseerd. Verdachte was bovendien niet bereid om zichzelf open te stellen voor behandeling. De genoemde behandelaar heeft zijn twijfels geuit over de daadwerkelijk bereikte veranderingen in de persoonlijkheidsstructuur van verdachte. Dit mede gezien de omstandigheid dat verdachte zich steeds meer ging ophouden in risicovolle omgevingen, als docent op school en als organisator van kinderactiviteiten. Verdachte is daarop gewezen, maar bagatelliseerde de risico’s.
Ter zitting heeft [naam psyc[prsychiater], psychiater en werkzaam voor het PBC, de PBC-rapportage mondeling toegelicht. Met name is hij ingegaan op vragen die betrekking hebben op het advies tot een TBS met voorwaarden. [prsychiater] heeft aangegeven dat in de rapportbespreking tussen de diverse deskundigen de vraag aan de orde is gekomen of een TBS met voorwaarden dan wel met dwangverpleging zou worden geadviseerd. Deze discussie is echter niet in de rapportage terechtgekomen. [prsychiater] heeft benadrukt dat de beschermende factoren in samenhang bezien met de positieve ontwikkelingen uit de eerdere behandeling van doorslaggevend belang zijn geweest om tot het advies van een TBS met voorwaarden te komen. Hij noemt in dit verband de omstandigheid dat verdachte de behandeling bij De Waag en de therapie bij [naam therapeut] volledig heeft doorlopen en heeft afgerond. [prsychiater] is daarnaast optimistisch over het feit dat verdachte thans behandeling noodzakelijk acht en accepteert. Zoals in het rapport ook naar voren is gebracht, is volgens [prsychiater] meer tijd en ruimte nodig om de seksuele problematiek met verdachte te bespreken en daarover meer inzicht te verkrijgen. Niettemin geldt volgens [prsychiater] een gelijkluidend strafadvies, indien het PBC tot pedofilie (in plaats van parafilie) zou hebben geconcludeerd. Hij acht het onderscheid tussen parafilie en pedofilie met name van belang voor het opzetten van een adequate, gerichte behandeling. De gevaarzetting is thans niet zodanig hoog dat TBS met dwangverpleging aan de orde is, aldus [prsychiater].
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of aan verdachte een TBS met voorwaarden – zoals geadviseerd door het PBC – kan worden opgelegd dan wel TBS met dwangverpleging – zoals gevorderd door de officier van justitie – moet worden opgelegd.
Op grond van hetgeen de deskundigen verbonden aan het Pieter Baan Centrum omtrent de persoonlijkheid van verdachte in hun rapport en ter terechtzitting hebben gerapporteerd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een behandeling als door hen wordt geadviseerd Zij hebben immers aangegeven dat een klinische behandeling noodzakelijk wordt geacht. De deskundige [prsychiater] heeft ter terechtzitting daar nog aan toegevoegd dat die klinische behandeling zeker één of twee jaar zal gaan duren voordat verdachte buiten het gedwongen intramurale kader zou kunnen worden behandeld.
De rechtbank acht een langdurige behandeling van verdachte met het hoogste beveiligingsniveau noodzakelijk. Zij heeft daarvoor met name in aanmerking genomen dat telkens sterk naar voren komt dat verdachte zich zowel in het verleden als in het heden niet openstelt als het onderwerp van seksueel misbruik van kinderen, zijnde de essentie van deze zaak, aan de orde komt. Zolang niet tot deze kern is doorgedrongen, neemt de kans op herhaling volgens het PBC ook niet af. Verdachte heeft weliswaar zijn vorige behandeltraject geheel doorlopen, maar dit traject is op voormeld essentieel onderdeel niet succesvol gebleken. Verdachte bevestigt dit. Verdachte heeft nog tijdens de nazorgfase nieuwe activiteiten met kinderen ontplooid. Dit terwijl hij als leerdoel had meegekregen om risicosituaties te vermijden. Deze nieuwe activiteiten hebben uiteindelijk geleid tot nieuwe strafbare feiten. Zoals ook door het PBC is aangehaald, zijn deze bewezenverklaarde feiten ernstiger van aard dan die ter zake van de vorige veroordeling. De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen dat de feiten en omstandigheden alsmede de handelwijze van verdachte in de huidige zaak grote overeenkomsten vertoont met de zaak uit 2001. Ook gelet op de duur en frequentie van de onderhavige bewezenverklaarde feiten kan worden gesteld dat verdachte zijn handelwijze gewoonweg heeft voortgezet.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het rapport van het PBC met betrekking tot de zogenaamde beschermende factoren niet overtuigt. Deze beschermende factoren zijn al geruime tijd aanwezig, zelfs ten tijde van de eerdere veroordeling, en hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw zedendelicten te plegen. De rechtbank vreest dan ook voor herhaling.
Naar haar oordeel kan – gelet op de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen – niet worden volstaan met een minder ingrijpend juridisch kader dan een TBS met dwangverpleging, teneinde een intensieve gestructureerde intramurale behandeling te bewerkstelligen waarbij op een verantwoorde wijze een gefaseerde en gecontroleerde terugkeer in de maatschappij kan plaatsvinden.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de maatregel TBS met dwangverpleging is voldaan. De hierna te kwalificeren feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van TBS eist. De rechtbank bepaalt voorts dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gezien de ernst van de feiten en de straffen die in vergelijkbare situaties worden opgelegd
- ook rekeninghoudend met de (licht) verminderd toerekeningsvatbaarheid van verdachte -, acht de rechtbank een gevangenisstraf naast een TBS met dwangverpleging passend en geboden. Zij heeft daartoe de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf in overweging genomen. Nu de rechtbank ten aanzien van feit 3 minder bewezen acht dan de officier van justitie zal zij de gevorderde straf matigen en verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres], vordert een schadevergoeding van € 1.030,46 - bestaande uit € 30,46 materiële schade en
€ 1.000,00 immateriële schade - voor het feit onder parketnummer 02/806111-12 te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade € 30,46 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank heeft ten aanzien van de immateriële schade in aanmerking genomen de rapportage behandelverloop van Praktijk Alfa voor psychotherapie d.d. 20 februari 2013 en de brief van genoemde praktijk d.d. 25 oktober 2012. Uit deze informatie blijkt weliswaar dat [slachtoffer 4] in de periode november 2011 tot en met juni 2012 is behandeld vanwege onbeheersbare heftige emoties, zoals woedeaanvallen en huilbuien, maar deze psychische klachten worden niet toegeschreven aan het bewezenverklaarde feit, althans daarover kan door de behandelend psycholoog geen uitspraak worden gedaan. Daarnaast is geruime tijd gelegen tussen de bewezenverklaarde periode van het feit en de behandelperiode van [slachtoffer 4] bij Praktijk Alfa. Naar het oordeel van de rechtbank kan het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit en de immateriële schade dan ook onvoldoende worden vastgesteld. De rechtbank acht de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk in de door haar gevorderde immateriële schade. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 36f, 27, 37a, 37b, 57, 240b, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/800569-12:
Feit 1: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
Feit 3: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
Feit 4: afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen;
Feit 5: een gewoonte maken van een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben;
Parketnummer 02/800569-12:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres] van € 30,46 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], [adres] (feit onder parketnummer 02/806111-12), € 30,46 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Dekker en mr. Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 maart 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Feit 1:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2011 tot en met 31 mei 2012 te Tilburg, met [slachtoffer 1] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende
verdachte een of meermalen zijn, verdachte's, penis in de anus van die [slachtoffer 1]
gebracht en/of aan de penis van die [slachtoffer 1] gefriemeld en/of zich af laten
trekken door [slachtoffer 1] en/of de penis van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachte’s, mond, heeft genomen;
art 244 Wetboek van Strafrecht
Feit 2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2001 tot en met 31 mei 2012 te Tilburg, met [slachtoffer 2] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten
echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
betasten en/of strelen en/of aanraken van de naakte plasser en/of billen
en/of armen en/of benen en/of buik van die [slachtoffer 2];
art 247 Wetboek van Strafrecht
Feit 3:
Primair:
hij op een of meer dag(en) in de periode van 01 mei 2007 tot 1 mei 2012 te Tilburg, met
[slachtoffer 3] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog
niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 3], hebbende verdachte zijn, verdachte's penis in de anus en/of in de mond van die
[slachtoffer 3] gebracht en/of gehouden (en daarvan foto's gemaakt);
art 244 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op een of meer dag(en) in de periode van 01 mei 2007 tot 1 mei 2012 te Tilburg, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 3]
(geboren [datum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3]
[X], zijn , verdachte's, penis tussen de billen en/of tussen de lippen van die [slachtoffer 3]
gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 244 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Tweede subsidiair:
hij op een of meer dag(en) in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot 1 mei 2012 te
Tilburg, met [slachtoffer 3] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het tussen de billen en/of tussen de lippen van die [slachtoffer 3]
[X] brengen en/of houden van zijn, verdachte's, penis;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Feit 4:
hij op meerdere, althans een, dag in de periode van 1 mei 2007 tot 1 mei 2012
meermalen een afbeelding (een digitale foto) heeft vervaardigd,
bevattende een afbeelding van seksuele gedragingen, te weten een
(detail)afbeelding van het ontblote lichaam van een jongen jonger dan 18 jaar
(te weten [slachtoffer 3] geboren [datum]) waarbij het geslachtsdeel van die
jongen nadrukkelijk in beeld is en/of een (detail)opname van zijn,
verdachtes, penis tussen de billen en/of in de anus en/of in de mond en/of tussen de lippen van een jongen jonger dan 18 jaar (te weten [slachtoffer 3], geboren [datum]) en/of van een hand van die jongen op zijn verdachtes penis;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 mei 2012 te
Tilburg, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot
aantal) afbeelding(en), te weten (een) gegevensdrager(s) bevattende (een)
afbeelding(en) te weten één of meer computer(s) en/of (een) diskette(s) en/of
(een) harddisk(s) en/of (een) cd-rom(s) en/of (een) DVD('s) en/of usb-stick(s)
in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar
is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een)
vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong van het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een
(ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog
niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een)
voorwerp(en) en/of de mond/tong
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de
borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft
bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de
borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd
van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij
deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of
poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in
(een)(erotisch getinte) houding(en)
(op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen
en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of
de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of
borsten en/of billen in beeld worden gebracht (waarbij) de afbeelding (aldus)
een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een
perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben
bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een
perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben
bereikt
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
art 240b Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 02/806111-12:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 juli 2008
tot en met 9 juli 2011 te Tilburg, in elk geval in Nederland,meermalen een
afbeelding (een digitale foto) heeft vervaardigd, bevattende een afbeelding
van seksuele gedragingen, te weten een (detail)afbeelding van het ontblote
lichaam van een jongen jonger dan 18 jaar (te weten [slachtoffer 4] geboren [datum]) waarbij het geslachtsdeel van die jongen nadrukkelijk in beeld is;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht