ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
216688 / HA ZA 10-519
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Lavrijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor verleende rechtsbijstand en verweer op grond van toerekenbare tekortkoming en dwaling

In deze zaak vordert de eiseres, een advocatenkantoor, betaling van onbetaalde facturen van haar cliënt, de gedaagde, voor verleende rechtsbijstand. De hoogte van de vordering is door de Raad van Toezicht goedgekeurd. De gedaagde heeft verweer gevoerd op basis van toerekenbare tekortkoming en dwaling, stellende dat hij niet goed geïnformeerd was over de kosten en de gang van zaken. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming, omdat de gedaagde bekend was met de wijze van declareren en het door de advocaat gehanteerde tarief, gezien de jarenlange relatie tussen partijen. De rechtbank wijst de vordering van de gedaagde af en oordeelt dat de eiseres recht heeft op betaling van de facturen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legt ook de proceskosten ten laste van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Handelsrecht
Nevenzittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: 216688 / HA ZA 10-519
Vonnis van 10 april 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in conventie ,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. P.C.H. Jansen te Roosendaal.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.Z.U Viragh.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 september 2010
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 11 januari 2012
- de akte uitlating voortgang procedure, tevens akte houdende vermindering van eis van [eiseres]
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2. Op verzoek van de rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt deze zaak in
de nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch behandeld, omdat een medewerker van de rechtbank Zeeland-West-Brabant indirect betrokken is bij de onderhavige zaak.
2. De feiten
2.1. [eiseres] exploiteert een advocatenkantoor. [eiseres] heeft - in de persoon
van [X] (hierna: [X]) - juridische bijstand
verleend aan [gedaagde] terzake van een geschil tussen [gedaagde] en zijn buurman de heer [Y] (hierna: [Y]). [Y] heeft begin 2007 zijn tuin opgehoogd waardoor er zodanige druk op de woning van [gedaagde] is ontstaan
dat er scheurvorming is ontstaan. [gedaagde] heeft vervolgens [Y]
in rechte betrokken.
2.2. [eiseres] heeft de navolgende facturen verzonden:
dossier- nota- datum: bedrag: betaald: niet-betaald:
nummer: nummer:
5407 2080064 11-01-08 EURO 508,25 EURO 508,25
51807 2070273 EURO 269,59 EURO 269,59
51807 2070316 EURO 1.385,44 EURO 1.385,44
51807 2071795 EURO 1.439,47 EURO 1.439,47
51807 2072593 27-11-07 EURO 8.247,94 EURO 5.000,00 EURO 3.247,94
51807 2080882 02-04-08 EURO 9.452,51 EURO 9.452,51
51807 2090692 16-03-09 EURO 2.258,54 EURO 2.258,54
59408 2091233 13-05-09 EURO 2.203,58 EURO 2.203,58
59408 2092807 28-10-09 EURO 2.007,57 EURO 2.007,57
totaal EURO 19.678,79
2.3. [gedaagde] heeft deze facturen deels onbetaald gelaten waarop [eiseres] op
8 maart 2010 tot dagvaarden is overgegaan.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van
[gedaagde] tot betaling van EURO 22.054,92, vermeerderd met rente en kosten.
Dit bedrag bestaat uit de hoofdsom ad EURO 19.678,79, buitengerechtelijke kosten ad EURO 800,
en de wettelijke rente tot 1 maart 2010 ad EURO 1.576,13.
[eiseres] legt hieraan ten grondslag dat zij in opdracht althans voor rekening van
[gedaagde] juridische bijstand aan [gedaagde] heeft verleend en dat zij hiervoor facturen aan [gedaagde] heeft gezonden, welke facturen [gedaagde] tot voormeld bedrag van EURO 19.678,79 onbetaald heeft gelaten.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
[gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de in rekening gebrachte werkzaamheden.
Hij stelt dat [X] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht en doet in dat verband een beroep op ontbinding van deze overeenkomst.
Verder stelt [gedaagde] dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] niets hoefde te betalen totdat [Y] alle schade zou hebben betaald.
[gedaagde] stelt voorts dat [X] onjuiste of ontbrekende inlichtingen heeft verstrekt en doet in dat verband een beroep op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling. Tot slot betwist [gedaagde] de hoogte van de in rekening gebrachte werkzaamheden.
3.3. Bij akte houdende vermindering van eis heeft [eiseres] haar vordering verminderd
tot een bedrag van EURO 15.917,98, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit
het door de Raad van Toezicht der Orde van Advocaten (hierna: Raad van Toezicht) vastgestelde honorarium ad EURO 13.044,30, buitengerechtelijke kosten ad EURO 800, en de wettelijke rente tot en met 31 januari 2013 ad EURO 2.106,88.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. [gedaagde] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair:
een verklaring voor recht dat [eiseres] althans [X] onrechtmatig hebben gehandeld, althans toerekenbaar tekort zijn geschoten bij de uitvoering van de door
[gedaagde] verstrekte opdracht en aldus schadeplichtig zijn met ontbinding van de overeenkomst van opdracht;
subsidiair:
een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de werkzaamheden van [X] eerst dienen te worden voldaan als in het geschil met [Y] de gemaakte kosten en schade op [Y] verhaald zouden zijn inclusief het honorarium van [X];
meer subsidiair:
de overeenkomst tussen partijen te vernietigen c.q. de vernietigbaarheid uit te spreken.
II. veroordeling van [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag ad EURO 8.094,50, vermeerderd met rente;
III. veroordeling van [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van de door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, vermeerderd met rente;
IV. veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.6. [eiseres] voert verweer.
3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
Hoogte facturen
4.1. Ter comparitie van 11 januari 2012 hebben partijen aangegeven dat zij - alvorens verder te procederen in de onderhavige procedure - een begrotingsprocedure bij de Raad van Toezicht willen volgen teneinde de hoogte van de declaraties van [eiseres] te beslechten.
4.2. Vervolgens heeft [eiseres] de onbetaald gebleven declaraties ter begroting ingediend bij de Raad van Toezicht in het arrondissement Breda.
Bij beslissing van 20 november 2012 heeft de Raad van Toezicht vorenbedoelde declaraties begroot en goedgekeurd tot een bedrag van EURO 13.044,30:
Honorarium zonder kantoorkostenopslag EURO 239,17
Honorarium met kantoorkostenopslag EURO 13.480,02
Kantoorkosten 6% EURO 808,80
Belaste Verschotten EURO 178,65
BTW 19% over EURO 14.706,64 EURO 2.794,26
Onbelaste Verschotten EURO 543,40
Totaal EURO 18.044,30
Af: betaald EURO - 5.000,00
Resteert te voldoen EURO 13.044,30
4.3. [eiseres] heeft vervolgens de door haar gevorderde hoofdsom verminderd tot voormeld bedrag van EURO 13.044,30. Nu ook [gedaagde] de hoogte van dit bedrag niet langer ter discussie stelt, zal de rechtbank - zo de verschuldigdheid van de facturen komt vast te staan - daarvan uitgaan.
Opschortende voorwaarde
4.4. [gedaagde] stelt dat partijen een opschortende voorwaarde zijn overeengekomen. Hij voert in dat verband aan dat hij met [X] heeft afgesproken dat alle schade en kosten, waaronder het honorarium van [X], zou worden verhaald
op [Y] en dat [gedaagde] niets hoefde te betalen totdat [Y] zou betalen.
4.5. [eiseres] betwist dat partijen hebben afgesproken dat betaling van de facturen pas zou plaatshebben nadat [Y] op zijn beurt zou hebben betaald. Op verzoek van
[gedaagde] heeft [X] aanvankelijk de nodige coulance betracht bij de inning van de facturen, hetgeen niet wegneemt dat toch moest worden betaald, aldus [eiseres].
Zij verwijst in dit verband naar de brief van [X] van 11 december 2007
(productie 1 bij conclusie van antwoord in reconventie) waarin wordt verzocht nog dat jaar EURO 5.000, af te lossen. [eiseres] erkent dat [gedaagde] de wens heeft geuit dat [X] de incasso van haar facturen zou opschorten totdat de verzekering van [Y] zou hebben gekeerd, doch stelt dat [X] daarop afwijzend heeft gereageerd. Daarmee zou een door [eiseres] niet gewenste koppeling worden gelegd tussen enerzijds de betalingsverplichting van [gedaagde] en anderzijds het resultaat van de procedure, aldus [eiseres]. Voorts wenste [X] niet zo lang te wachten op haar geld.
4.6. Het bestaan van de overeenkomst van opdracht staat niet ter discussie.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [gedaagde] aldus dat de overeenkomst van opdracht een voorwaardelijke verbintenis tot betaling kent. Het bestaan van deze opschortende voorwaarde staat ter discussie. Naar het oordeel van de rechtbank had het in het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiseres] op de weg van [gedaagde] gelegen om het bestaan van deze opschortende voorwaarde nader te concretiseren. Dit klemt te meer, nu [X] in de loop van 2007 aan [gedaagde] drie facturen terzake haar werkzaamheden in de zaak tegen [Y] heeft gestuurd, welke facturen zonder protest zijn betaald. Dit verweer faalt dan ook.
Ontbinding
4.7. [gedaagde] beroept zich voorts op ontbinding van de overeenkomst
van opdracht. [gedaagde] stelt in dat verband da[eiseres] [X]
ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en voert daartoe - samengevat - het navolgende aan:
- er is geen schriftelijke opdracht tot stand gekomen;
- er zijn geen algemene voorwaarden aan [gedaagde] overhandigd;
- er zijn geen afspraken gemaakt over het uurtarief en welke werkzaamheden zouden worden verricht en/of het belang van de zaak. [X] heeft niet uitgelegd wat voor kosten de procedure zou meebrengen, wat het uurtarief is en heeft evenmin een inschatting van de kosten gemaakt.
- [X] heeft niet geadviseerd om het geschil met [Y] te melden bij de rechtsbijstandverzekering van [gedaagde]. Zij heeft evenmin om afschriften van de polisvoorwaarden van de rechtsbijstandverzekering gevraagd. [gedaagde] is niet gewaarschuwd voor de risico’s en de kosten die gemoeid zouden zijn met de te verrichten werkzaamheden.
- [X] heeft [gedaagde] juist medegedeeld dat het een eenvoudige zaak betrof waar de tegenpartij zonder meer aansprakelijk was en dat alles snel afgewikkeld zou worden, terwijl uiteindelijk de zaak veel tijd in beslag heeft genomen.
- [X] heeft [gedaagde] medegedeeld dat alle kosten waaronder het honorarium van de advocaat vergoed zou worden door [Y].
- [X] is niet gewaarschuwd voor de (oplopende) kosten. Voorts heeft [X] niet met [gedaagde] besproken welke maatregelen er getroffen zouden kunnen worden om dit te voorkomen.
- [gedaagde] heeft nooit inzichtelijk gemaakt waarom sinds 25 november 2009 geen vonnis is gewezen.
- [X] heeft verkeerd gehandeld door in de bodemprocedure enkel een declaratoir vonnis te vragen en niet tegelijkertijd een veroordeling tot betaling van de door
[gedaagde] geleden schade.
4.8. [eiseres] betwist dat [X] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht.
[eiseres] erkent dat de door [gedaagde] gegeven opdracht niet schriftelijk door [X] is bevestigd. De verklaring hiervan is, aldus [eiseres], de jarenlange relatie die [X] en [gedaagde] hadden en de spoed waarmee de zaak in gang gezet moest worden. [eiseres] voert in dat verband aan dat [X] vanaf 2001 vele zaken voor
[bedrijf gedaagde] en voor [gedaagde] in privé heeft behartigd. De zaak met [Y] is begonnen met een paniek-telefoontje van [gedaagde] inhoudende dat zijn huis op instorten stond, dat [X] onverwijld de nodige maatregelen moest nemen en dat [gedaagde] zelf al [deskundige] als deskundige had ingeschakeld.
Gelet op de jarenlange relatie was [gedaagde] bekend met de wijze van declareren van [X]. [eiseres] wijst er op dat [gedaagde] bij het eerste intakegesprek in 2001 [X] heeft verzocht om - vanwege de voormalige burenbetrekkingen en
het aantal zaken dat hij bij haar zou onderbrengen - kortingen op haar standaardtarief toe te passen. [X] heeft al die jaren ook substantiële kortingen verleend en zelfs dossiers in het geheel niet in rekening gebracht.
[eiseres] betwist dat [gedaagde] in januari 2007 over een rechtsbijstandverzekering beschikte. [gedaagde] heeft dat niet aan [X] meegedeeld en ook in de onderhavige procedure heeft [gedaagde] geen onderliggende stukken in het geding gebracht, aldus [eiseres]. In alle zaken waarin [X] de belangen van [gedaagde] heeft behartigd is het bestaan van een rechtsbijstandverzekering nooit aan de orde geweest. Sterker nog, [gedaagde] heeft in zijn contacten met [X] uitdrukkelijk aangegeven dat hij geen vertrouwen in rechtsbijstandverzekeraars had. Zelfs al zou
[gedaagde] aan [X] hebben meegedeeld dat hij een rechtsbijstandsverzekering had, dan nog is het zijn eigen keuze geweest van de diensten van [X] gebruik te maken.
[eiseres] betwist dat [X] [gedaagde] in de zaak [Y] niet heeft gewaarschuwd voor de juridische en financiële gevolgen. [X] heeft
[gedaagde] voorgehouden dat het een lange, slepende kwestie zou kunnen worden,
nu het ging om een bouw-technische kwestie waarbij het oordeel van de deskundige altijd
in twijfel wordt getrokken. [X] heeft [gedaagde] uitgelegd hoe een kort geding verloopt, wat de gang van zaken is bij een bodemprocedure en hoe de proceskosten worden berekend. [X] heeft overigens erop gewezen dat een oplossing in der minne de voorkeur verdiende, niet alleen in verband met de kosten, maar ook omdat het een burenkwestie betrof en onenigheid tussen buren veel persoonlijke spanningen mee pleegt
te brengen. Dat de wederpartij structureel bleef weigeren de nodige, adequate, maatregelen te nemen kan [X] niet worden toegerekend. [X] heeft de geïndiceerde juridische maatregelen geëntameerd. [eiseres] betwist in het bijzonder dat [X] aan [gedaagde] heeft medegedeeld dat het een eenvoudige zaak betrof. In tegendeel, [X] heeft vóór en tijdens de procedures er voortdurend op gehamerd dat de uitslag van de zaak moeilijk te voorspellen was. Dat in de zaak [Y] veel werkzaamheden zijn verricht heeft niets te maken met een gebrek aan kennis of ervaring bij [X] of een verkeerde inschatting van de te verrichten werkzaamheden,
maar alles met de houding en handelen van [Y], de advocaat van [Y], de verzekeraar van [Y], de door [Y] op zijn beurt ingeschakelde hovenier en de advocaat van de hovenier. Daarnaast heeft [gedaagde]
zelf ruim beslag op de tijd van [X] gelegd.
[eiseres] wijst ter onderbouwing op de verslagen van het dossieronderzoek [gedaagde]/[Y] waarin in chronologische volgorde de gebeurtenissen en daarmee de werkzaamheden van [X] zijn neergelegd (productie 2 en 3 conclusie van antwoord in reconventie). Voorts verwijst [eiseres] naar de specificaties van de facturen (productie 2 dagvaarding).
Tot slot wijst [eiseres] erop dat de werkzaamheden van [X] tot een voor
[gedaagde] positief resultaat hebben geleid. [Y] heeft uiteindelijk de
door de deskundigen - onder wie [deskundige] - voorgestelde werkzaamheden in zijn tuin doen uitvoeren waardoor de grond niet langer tegen de woning van [gedaagde] drukt. Door het wegvallen van deze druk week het instortingsgevaar waarvan aanvankelijk sprake was, terwijl de zichtbare schade aan de binnen- en buitenzijde van de woning van
[gedaagde], bestaande uit scheurvorming, nagenoeg is verdwenen. De kosten
verband houdende met herstel van die schade zijn daardoor, in vergelijking met de aanvankelijke verwachtingen, tot een minimum beperkt gebleven. Ook zijn de vorderingen
van [gedaagde] in de bodemprocedure toegewezen. Bij vonnis van 4 augustus 2010 heeft de rechtbank Breda namelijk voor recht verklaard dat [Y] onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld door het ophogen van de tuin en door na te laten tijdig maatregelen te nemen c.q. te doen nemen ter voorkoming van (verdere) schade.
Voorts heeft de rechtbank Breda bij voormeld vonnis [Y] veroordeeld tot vergoeding van de door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade nader op te maken bij staat.
4.9. Ter comparitie van 11 januari 2012 heeft [gedaagde] erkend dat hij een overeenkomst van opdracht met [eiseres] heeft gesloten. De rechtbank gaat ervan uit dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:404 BW, te weten dat de opdracht is verleend aan [eiseres] terwijl het
de bedoeling van [gedaagde] is geweest dat de opdracht zou worden uitgevoerd door [X] en zal dat als uitgangspunt nemen. Dit betekent dat [eiseres] en [X] naast elkaar verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.
4.10. De rechtsverhouding tussen een advocaat en zijn opdrachtgever is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 e.v. BW. Die rechtsverhouding wordt beheerst door de Advocatenwet, met name artikel 46 Advocatenwet, en de gedragsregels voor advocaten. Op de advocaat die een opdracht aanneemt rust een inspanningsverplichting; hij dient de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen en daarbij de zorgvuldigheid te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht ten opzichte van degene wier belangen hij behartigt. De advocaat heeft bij de uitvoering een zekere mate van vrijheid om, in overleg met zijn cliënt, te bezien welke strategie in een bepaalde procedure wordt gekozen, welke stellingen naar voren zullen worden gebracht, welke stukken worden overgelegd, welke (proces)handeling zullen worden verricht etc. Er kan pas gesproken worden van een toerekenbare tekortkoming indien een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden anders gehandeld zou hebben dan wel een advies niet zou hebben gegeven.
4.11. Als erkend staat vast dat de overeenkomst van opdracht niet schriftelijk is bevestigd. Dat brengt evenwel nog geen tekortkoming mee. Ook het niet overhandigen van de algemene voorwaarden levert geen tekortkoming op.
[eiseres] heeft erkend dat bij de aanvang van de zaak het uurtarief niet ter sprake is gekomen, doch heeft uitdrukkelijk betwist dat [X] alstoen niet heeft gewaarschuwd voor de financiële en juridische consequenties. Als niet betwist staat vast dat [X] vanaf 2001 zaken voor [bedrijf gedaagde] en voor [gedaagde] in privé heeft behartigd, zodat verondersteld mag worden dat [gedaagde] bekend was met de wijze van declareren en het door [X] gehanteerde tarief. De enkele omstandigheid dat bij het aanvaarden van de opdracht het uurtarief niet is besproken levert aldus geen tekortkoming op. [gedaagde] heeft in het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiseres] onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat [gedaagde] voor het overige niet is geïnformeerd over de financiële en juridische consequenties.
Anders dan bij door de overheid gefinancierde rechtsbijstand is een advocaat in zijn algemeenheid niet gehouden te onderzoeken of zijn cliënt aanspraak kan maken op vergoeding van kosten van rechtsbijstand uit hoofde van een verzekering.
De rechtbank wijst in dit verband op een beslissing van de Raad van Discipline te Arnhem van 7 mei 2012 (LJN: YA2781). Of [gedaagde] bij de aanvang van de zaak tegen
[Y] een rechtsbijstandverzekering had en zo ja, of [X] daarvan op
de hoogte was, kan daarom onbesproken blijven.
[gedaagde] heeft voorts gesteld dat [X] heeft medegedeeld dat de zaak
[Y] een eenvoudige zaak was, dat deze zaak snel afgewikkeld zou worden en dat álle kosten door [Y] vergoed zouden worden. Gelet op de gemotiveerde betwisting had het op de weg van [gedaagde] gelegen een en ander nader te onderbouwen. Dit geldt eveneens voor de stelling van [gedaagde] dat [X] hem niet heeft gewaarschuwd voor de oplopende kosten. De rechtbank wijst in dit verband op
de overgelegde verslagen dossieronderzoek [gedaagde]/[Y].
In het bijzonder wijst de rechtbank op pagina 21 van het eerste verslag waarin melding wordt gemaakt van een brief van [X] aan [gedaagde] van 2 april 2008 waarin [X] heeft medegedeeld dat ervan uitgaande dat de verzekeraar de declaraties niet volledig zal vergoeden [X] te zijner tijd tot matiging zal overgaan. Ook wijst de rechtbank op pagina 12 van het tweede verslag waarin melding wordt gemaakt van een
e-mailbericht van [X] aan [gedaagde] van 25 januari 2010 waarin [X]
is ingegaan op het verwijt terzake de oplopende kosten. Uit de overgelegde verslagen blijkt ook dat [X] tussentijds regelmatig heeft gefactureerd.
Voor wat betreft de verwijten over de wijze van procederen overweegt de rechtbank als volgt. [X] heeft ervoor gekozen om eerst een bodemprocedure te voeren ter vaststelling van de aansprakelijkheid en een schadestaatprocedure teneinde de hoogte van de schadevergoeding vast te stellen. Zonder nadere toelichting die ontbreekt komt deze aanpak de rechtbank niet onjuist voor. Bovendien blijkt uit het overgelegde verslag - waarnaar [eiseres] verwijst - dat [X] deze aanpak aan [gedaagde] heeft uiteengezet.
Het ligt op de weg van [gedaagde] om, zodra hij het met de aanpak van zijn advocaat niet eens is, dit aan [X] duidelijk te maken. Zij kan dan trachten het verschil van mening te overbruggen en, als dit niet mogelijk blijkt, haar werkzaamheden beëindigen.
[gedaagde] heeft dat niet gedaan terwijl ook overigens niet is gebleken dat [X] de zaken onjuist heeft aangepakt.
Ook de stelling dat [X] nooit inzichtelijk heeft gemaakt waarom de rechtbank sinds 25 november 2009 geen vonnis heeft gewezen is in het geheel niet onderbouwd. Dit klemt te meer, nu uit de verslagen - waarnaar [eiseres] verwijst - blijkt dat [X] [gedaagde] op de hoogte heeft gesteld van het feit dat de rechtbank de uitspraaktermijn heeft verlengd (e-mailberichten van [X] gedateerd 26 november 2009 en 8 januari 2010). Ook na het neerleggen van haar werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] op 15 januari 2010 heeft [X] [gedaagde] op de hoogte gesteld van het feit dat de rechtbank de uitspraaktermijn nogmaals heeft verlengd (brief van [X] gedateerd
22 februari 2010).
Voor wat betreft de klachten over de omvang van de werkzaamheden verwijst de rechtbank naar de beslissing van de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht heeft reeds beoordeeld of de door [X] verrichte en in rekening gebrachte werkzaamheden nuttig en/of doelmatig zijn geweest, of de duur van de werkzaamheden de toets der redelijkheid kan doorstaan en of het gehanteerde tarief binnen de gebruikelijke normen valt. De rechtbank wijst in het bijzonder op de navolgende overweging:
“De Raad van Toezicht ziet geen aanleiding de declaraties van mr. [X] verder te matigen dan in het voorgaande is geschied. In het bijzonder wijst de Raad van Toezicht erop dat weliswaar achteraf is gebleken dat de schade aan het woonhuis van de cliënt is beperkt gebleven, omdat de scheurvorming (en daarmee het instortingsgevaar) grotendeels verdween nadat uiteindelijk maatregelen zijn genomen en [Y] deze maatregelen ook ten uitvoer heeft gebracht, maar dat de ondernomen acties wel alle noodzakelijk zijn gebleken om [Y] (en diens verzekeraar) tot het nemen van die maatregelen te bewegen. De wederpartij in deze zaak heeft zich wel bijzonder star opgesteld, in eerste instantie door iedere aansprakelijkheid af te wijzen en te weigeren herstelmaatregelen te nemen en later door tijdens de bodemprocedure te blijven weigeren verantwoordelijkheid te nemen voor de door de cliënt geleden schade. De Raad van Toezicht is van oordeel dat juist de opstelling van de wederpartij ertoe heeft geleid dat de behandeling van de zaak veel tijd heeft gekost.”
Gelet op het vorenstaande kan niet worden geconcludeerd dat [eiseres] [X] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. Dat betekent dat het beroep op ontbinding van de overeenkomst faalt.
Dwaling
4.12. [gedaagde] beroept zich voorts op dwaling. Door de onjuiste of zelfs ontbrekende inlichtingen van [X] is een contractuele relatie ontstaan die
[gedaagde] anders niet zou zijn aangegaan.
4.13. Volgens [eiseres] ontbeert de door [gedaagde] gestelde dwaling iedere
feitelijke grondslag.
4.14. Zoals hiervoor reeds in rechtsoverweging 4.11. is overwogen had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling dat [X] onjuiste of ontbrekende inlichtingen heeft verstrekt tegenover de zeer gemotiveerde betwisting van [eiseres] nader te onderbouwen. Het beroep op vernietiging wegens dwaling faalt dan ook.
Conclusie
4.15. Gelet op het vorenstaande zal rechtbank de conventionele vordering van [eiseres] tot betaling van de facturen toewijzen.
Wettelijke rente
4.16. [eiseres] vordert wettelijke rente met ingang van 14 dagen na de factuurdata.
[gedaagde] voert verweer.
4.17. Nu niet is gesteld of gebleken dat partijen een betalingstermijn zijn overeengekomen, treedt het verzuim pas in nadat [gedaagde] in gebreke is gesteld middels een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. [eiseres] heeft bij brief van
26 januari 2010 [gedaagde] tot betaling aangemaand en hem een termijn van 8 dagen
gesteld. De rechtbank zal daarom de wettelijke rente toewijzen vanaf 4 februari 2010.
Buitengerechtelijke kosten
4.18. [eiseres] vordert buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van EURO 800, .
[gedaagde] voert verweer. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat buitengerechtelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
[eiseres] heeft ter onderbouwing overgelegd een drietal brieven van AGIN Timmermans
respectievelijk gedateerd 26 januari 2010, 3 februari 2010 en 16 februari 2010 (productie 3 dagvaarding). Deze brieven zijn - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - onvoldoende. De rechtbank zal dan ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afwijzen.
Proceskosten
4.19. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EURO 80,89
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 485,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 1.130,00 (2,5 punten × tarief EURO 452,00)
Totaal EURO 1.695,89
in reconventie
4.20. De rechtbank zal de primair gevorderde verklaring voor recht afwijzen.
Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.11 is overwogen kan niet worden geconcludeerd
dat [eiseres] [X] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. Evenmin kan worden geconcludeerd dat [eiseres] [X] onrechtmatig hebben gehandeld, omdat [gedaagde] geen feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat ook los van de contractuele context onrechtmatig
is gehandeld. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.6. en 4.14. zal ook de subsidiair en meer subsidiair gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen.
Proceskosten
4.21. [gedaagde] zal ook als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden
begroot op:
- salaris advocaat EURO 565,00 (2,5 punten × factor 0,5 × EURO 452,00)
Totaal EURO 565,00
5. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EURO 13.044,30 (dertienduizend vierenveertig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over voormeld bedrag met ingang van 4 februari 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op
heden begroot op EURO 1.695,89,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EURO 565,00,
5.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Lavrijssen en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2013.