ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ9546

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/02/261362 / KG ZA 13-142
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot medewerking aan beëindiging franchiseovereenkomst en huurovereenkomst

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen, waarbij de eiseres vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde met betrekking tot de beëindiging van een franchiseovereenkomst en een daaraan gekoppelde huurovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.R.M. Voorvaart, vorderde onder andere dat de gedaagde, die zijn concurrerende werkzaamheden voortzette, zou worden verplicht zijn medewerking te verlenen aan de beëindiging van de franchiseovereenkomst met Bart’s Retail BV. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren, voerde verweer en stelde dat de aangeboden overnamesom van EURO 40.000,00 niet reëel was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde in strijd handelde met het non-concurrentiebeding uit de franchiseovereenkomst door zijn werkzaamheden voort te zetten en dat de eiseres recht en spoedeisend belang had bij de beëindiging van de overeenkomst. De rechter heeft de gedaagde bevolen om zijn medewerking te verlenen aan de beëindiging van de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst, met de bepaling dat indien hij in gebreke blijft, het vonnis in de plaats treedt van zijn medewerking. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld om zijn concurrerende werkzaamheden te staken en gestaakt te houden, met een dwangsom van EURO 1.000,00 per dag bij niet-naleving. De rechter heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, gezien hun relatie als echtelieden. De vordering tot betaling van een boete wegens onrechtmatige concurrentie werd afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/261362 / KG ZA 13-142
Vonnis in kort geding van 6 mei 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [w[woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. W.R.M. Voorvaart te Breda,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijf gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren te Breda.
Partijen zullen hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 maart 2013 met producties, genummerd 1 tot en met 8,
- de brief van 5 april 2013 van de zijde van [gedaagde] met producties, genummerd 1 tot en met 22,
- de mondelinge behandeling op 8 april 2013.
1.2. Ter zitting van 8 april 2013 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de
vordering van [eiseres] niet eenvoudig te beoordelen is en een goede voorbereiding van de stukken vergt. Mitsdien had het volgens de voorzieningenrechter op de weg van partijen gelegen om hun stukken zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval conform de in het toepasselijke procesreglement gestelde termijn, in te dienen. Nu dat niet is gebeurd, heeft de voorzieningenrechter het noodzakelijk bevonden een nieuwe zittingsdatum te bepalen. De zitting is daarop bepaald op 24 april 2013.
1.3. Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
- de brief van 22 april 2013 van de zijde van [eiseres] met producties, genummerd 9 en 10,
- de voortgezette mondelinge behandeling op 24 april 2013,
- de pleitnota van [eiseres],
- de pleitnota van [gedaagde].
1.4. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. [eiseres] vordert na wijziging van eis – samengevat –:
I. [gedaagde] te bevelen zijn medewerking te verlenen aan de tussentijdse beëindiging van de franchiseovereenkomst en de daaraan gekoppelde huurovereenkomst door het ondertekenen van een overname- en beëindigingsovereenkomst met franchisegever Bart’s Retail BV, bij gebreke waarvan bepaald wordt dat dit vonnis in de plaats treedt van zijn medewerking;
II. [gedaagde] te veroordelen zijn concurrerende werkzaamheden te staken en gestaakt te houden op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van EURO 25.000,00, vermeerderd met rente;
IV. in het geval dat een verkoop van [naam bedrijf] aan Bart’s Retail BV niet lukt of niet mogelijk is, [gedaagde] te bevelen zijn medewerking te verlenen aan de vereffening en verdeling van [naam bedrijf], bij gebreke waarvan bepaald wordt dat dit vonnis in de plaats treedt van zijn medewerking;
V. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
2.2. [gedaagde] voert verweer.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. Op 17 november 2004 hebben partijen een vennootschap onder firma opgericht onder de naam [naam bedrijf] handelend onder de naam Bakkerij Bart (hierna: [naam bedrijf]), waarvan zij beiden vennoot waren.
b. [naam bedrijf] exploiteerde als franchisenemer een Bakker-Bartvestiging aan het Hof van den Houte nr. 160 te (4873 BJ) Etten-Leur, waarin beide partijen werkzaam waren. Daartoe had [naam bedrijf] op 9 december 2004 met Bart’s Retail BV een (onder)huur- en franchiseovereenkomst gesloten. Voor zover rechtens hier van belang bevat de franchiseovereenkomst de navolgende bepalingen:
“21.1
Indien franchisenemer de exploitatie van zijn vestiging wenst te beëindigen of deze aan derden wenst over te dragen, is hij gehouden de franchisegever daarvan melding te maken en deze in de gelegenheid te stellen de exploitatie over te nemen”.
“27.3
Franchisenemer zal, behoudens schriftelijke toestemming van de franchisegever gedurende de looptijd van deze overeenkomst rechtstreeks noch indirect soortgelijke activiteiten uitoefenen in een gebied waarin hij concurreert met een lid van het franchisenet, en gedurende een periode van één jaar na beëindiging daarvan binnen het in artikel 3 bedoelde contractsgebied niet om enige reden direct of indirect, zelfstandig of in dienstverband of in de vorm van een vennootschap werkzaam zijn of financiële, danwel andere zakelijke belangen hebben bij activiteiten die soortgelijk zijn aan de door franchisenemer in het kader van deze overeenkomst uitgeoefende activiteiten”.
Aan overtreding van het non-concurrentiebeding is een direct opeisbare boete gekoppeld van EURO 22.750,00 per overtreding en van EURO 2.275,00 per dag dat de nalatigheid voortduurt, onverminderd het recht van Bart’s Retail BV om schadevergoeding te vorderen.
c. Partijen zijn vanaf december 2012 in een echtscheidingsprocedure verwikkeld.
d. Op 13 februari 2013 heeft VP Taxatie en Expertise BV op verzoek van [naam bedrijf] de onderneming van [naam bedrijf] getaxeerd op EURO 175.000,00, gebaseerd op actuele waarde van de huurdersbelangen en inventaris.
e. [eiseres] heeft zich op of omstreeks 18 februari 2013 bij [gedaagde] ziek gemeld en heeft sindsdien niet meer in de Bakker-Bartvestiging gewerkt.
f. Op 28 februari 2013 heeft [gedaagde] zich als vennoot van [naam bedrijf] uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de [bedrijf gedaagde] opgericht.
g. [eiseres] heeft daarop [naam bedrijf] buitengerechtelijk ontbonden.
h. [gedaagde] heeft via zijn eenmanszaak de broodverkoop vanuit het bedrijfspand aan het Hof van den Houten nr. 160 te Etten-Leur voortgezet. Het door Bart’s Retail BV gehanteerde woord- en beeldmerk op de gevel van de vestiging heeft [gedaagde] zodanig afgedekt dat alleen het woord “bakkerij” voor het publiek zichtbaar is.
i. Op 3 april 2013 heeft Bart’s Retail BV de franchiseovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Bart’s Retail BV heeft daarop aan partijen een overname en beëindigingsovereenkomst van de (onder)huur- en franchiseovereen-komst aangeboden. Daarin is opgenomen een overnamesom van EURO 40.000,00, waarop nog verrekeningen dienen plaats te vinden. Artikel 3.2 van deze overname en beëindigingsovereenkomst luidt: “[naam bedrijf] h/o Bakkerij Bart (franchisnemer) heeft de gelegenheid om binnen veertien dagen na overnamedatum schriftelijk aan Bart’s Retail (franchisegever) kenbaar te maken dat zij zich niet gebonden acht aan de in artikel 3.1 opgenomen overnamesom. Indien franchisenemer daartoe overgaat bestaat er aldus onenigheid tussen franchisegever en franchisenemer omtrent de verkoopprijs/overnameprijs van het bedrijf van de franchisenemer, met inbegrip van de rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst, alsmede uit de (onder)huurovereenkomst komen. Partijen komen voor deze situatie overeen dat dan deze prijs wordt vastgesteld door één door beide partijen aan te stellen externe deskundige. Deze externe deskundige zal de verkoopprijs/overnameprijs naar goed koopmans- en accountancy-gebruik vaststellen met inachtneming van alle relevante elementen,(…)”.
j. Bart’s Retail BV heeft tegen partijen een kort geding aangespannen bij de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Bergen op Zoom, teneinde tot ontruiming van het bedrijfspand aan het Hof van den Houte nr. 160 te Etten-Leur te komen.
3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] in strijd handelt met, onder
andere, het non-concurrentiebeding uit de franchiseovereenkomst door via zijn eenmanszaak de broodverkoop vanuit het bedrijfspand aan het Hof van den Houte nr. 160 te Etten-Leur voort te zetten, dat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor tekortkomingen van [gedaagde] op grond van de franchiseovereenkomst, zodat zij recht en spoedeisend belang heeft bij de beëindiging van de franchiseovereenkomst. Van [gedaagde] mag verlangd worden dat hij de door Bart’s Retail BV aangeboden overname en beëindigingsovereenkomst van de (onder)huur- en franchiseovereenkomst voor akkoord ondertekend. Dit klemt volgens [eiseres] temeer, omdat [gedaagde], ondanks herhaalde verzoeken daartoe, nimmer uitsluitsel heeft gegeven over wat hij met de onderneming van partijen wil en het thans daarvoor te laat is, omdat Bart’s Retail BV de franchiseovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden.
3.3. [gedaagde] erkent dat er afgewikkeld moet worden, maar acht de door Bart’s Retail BV aangeboden overnamesom van EURO 40.000,00 irreëel. [gedaagde] stelt dat voorkomen moet worden dat Bart’s Retail BV een afwikkeling doordrukt, daarbij misbruik makend van de penibele situatie waarin partijen zich thans bevinden. Om die reden kan van hem in redelijkheid niet verlangd worden dat hij de gevorderde medewerking verleent, aldus [gedaagde].
3.4. Door de buitengerechtelijke ontbinding van de franchiseovereenkomst door Bart’s
Retail BV is tussen partijen een patstelling ontstaan, die moet worden doorbroken. Thans ligt voorhanden een door Bart’s Retail BV aangeboden overname en beëindigingsovereen-komst van de (onder)huur- en franchiseovereenkomst. Beide partijen hebben ter zitting verklaard zich niet in de aangeboden overnamesom te kunnen vinden, maar zoals [eiseres] terecht aanvoert, leidt ondertekening van deze overeenkomst niet tot een vastgestelde overnamesom van EURO 40.000,00. Artikel 3.2 van de overeenkomst biedt partijen immers de mogelijkheid om de overnameprijs te laten vaststellen door een door hen en Bart’s Retail BV gezamenlijk aan te stellen externe deskundige.
[gedaagde] stelt dat hij een bedrag van EURO 400.000,00 voor de onderneming wil, maar geeft ter zitting zelf aan dat hij, gelet op de huidige markt, niet verwacht dat iemand dat zal gaan betalen en dat hij daarom zelf verder wil via zijn eenmanszaak vanuit het bedrijfspand aan het Hof van den Houte nr. 160 te Etten-Leur.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter biedt [gedaagde] geen reëel alternatief. Indien de onderneming aanzienlijk meer waard is dan de aangeboden overnamesom, dan zal dat blijken uit het deskundigenrapport. Voorts is het runnen van een bakkerij in de voormalige Bakker-Bartvestiging aan het Hof van den Houte niet reëel, omdat dat in strijd is met het non-concurrentiebeding uit de franchiseovereenkomst, tegen de werking waarvan [gedaagde] zich niet heeft verzet. Nu [eiseres] hoofdelijk aansprakelijk is voor tekortkomingen van [gedaagde] op grond van de franchiseovereenkomst en [gedaagde] niet met een beter alternatief komt dan thans voorhanden, acht de voorzieningenrechter het onder deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als [gedaagde] zijn medewerking aan de overname en beëindigingsovereenkomst van de (onder)huur- en franchiseovereenkomst onthoudt. Het sub I. gevorderde bevel tot medewerking wordt daarom toegewezen.
3.5. Op grond van artikel 27.3 van de franchiseovereenkomst is het [gedaagde] niet
toegestaan om via zijn eenmanszaak vanuit het bedrijfspand aan het Hof van den Houte
nr. 160 te Etten-Leur Bart’s Retail BV concurrentie aan te doen. Nu [eiseres] hoofdelijk aansprakelijk is voor tekortkomingen van [gedaagde] op grond van de franchiseovereenkomst, zal [gedaagde] overeenkomstig het gevorderde sub II. worden veroordeeld zijn concurrerende werkzaamheden te staken en gestaakt te houden. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd, zoals hierna in het dictum verwoord.
3.6. [eiseres] vordert een boetebedrag van EURO 25.000,00 wegens onrechtmatige concurrentie jegens [naam bedrijf] op grond van artikel 19 van de door haar als productie 6 overgelegde vof-akte. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is, onder meer, vereist dat er een spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering bestaat. Aan dit vereiste is in dit kort geding niet voldaan. [eiseres] heeft niet gesteld dat zij het gevorderde bedrag nodig heeft om te voorzien in een dringend belang aan haar zijde.
Bovendien is niet voldaan aan de vereiste waarschijnlijkheid van toewijsbaarheid van de geldvordering. [gedaagde] heeft immers betwist aan de door [eiseres] overgelegde vof-akte gebonden te zijn. Nadere bewijsvoering is noodzakelijk om te kunnen vaststellen of partijen aan de door [eiseres] overgelegde vof-akte, meer in het bijzonder artikel 19 daarvan, gebonden zijn, maar daarvoor leent het kort geding zich niet. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
3.7. Voor toewijzing van de sub IV. gevorderde medewerking aan de komende vereffening en verdeling van [naam bedrijf] bestaat thans geen aanleiding, omdat de daaraan verbonden voorwaarde (in geval verkoop van de onderneming aan Bart’s Retail BV niet lukt of niet mogelijk is) nog niet in vervulling is gegaan en het kort geding bedoeld is om spoedmaatregelen te treffen.
3.8. Gelet op het feit dat partijen echtelieden zijn, zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen hen compenseren.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. beveelt [gedaagde] om onverkort en zonder voorbehoud zijn medewerking te verlenen
aan de tussentijdse beëindiging van de franchiseovereenkomst en de daaraan gekoppelde huurovereenkomst door het ondertekenen van de overname en beëindigingsovereenkomst met franchisegever Bart’s Retail BV, waarvoor beide partijen separaat zullen tekenen;
4.2. bepaalt dat indien [gedaagde] in gebreke blijft aan voormeld bevel te voldoen, dit
vonnis ex artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de hiervoor sub 4.1. bedoelde te verlenen medewerking;
4.3. veroordeelt [gedaagde] zijn concurrerende werkzaamheden vanuit zijn [bedrijf gedaagde] te staken en gestaakt te houden;
4.4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van EURO 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat – na betekening van dit vonnis – aan de hiervoor sub 4.3. gegeven veroordeling niet wordt voldaan, tot een maximum van EURO 50.000,00 is bereikt;
4.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6. compenseert de kosten van het geding aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
4.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Evers op 6 mei 2013.