RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
parketnummer: 02/806072-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 mei 2013
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Van de Luijtgaarden, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 april 2013, waarbij de officier van justitie, mr. De Brouwer, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 februari 2012 te Breda een valse aangifte heeft gedaan van verkrachting en/of op 17 februari 2012 te Eindhoven valselijk heeft verklaard over deze verkrachting.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt en baseert zich daarbij op de verklaring van [getuige/aangever]] het proces-verbaal waarin het studioverhoor van verdachte wordt gerelateerd en de processen-verbaal waarin de beelden en de audio die op de usb-stick van [slachtoffer] staan, worden weergegeven.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat er geen sprake is van het doen van een valse aangifte, ook niet in voorwaardelijke zin, gezien het feit dat verdachte in haar toestand van mening is dat zij geen valse aangifte heeft gedaan. De verdediging sluit, gelet op alle feiten en omstandigheden, niet uit dat verdachte naar waarheid heeft verklaard. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 15 februari 2012 heeft maatschappelijk werkster [getuige/aangever] uit hoofde van haar functie namens haar cliënte (verdachte) bij hoofdagent [verbalisant 1] en brigadier [verbalisant 2] op het politiebureau te Breda aangifte gedaan van verkrachting . Zij verklaart dat verdachte haar de dag ervoor had opgebeld “dat er iets ergs gebeurd was”. Verdachte kwam moeilijk uit haar woorden en was aan het huilen aan de telefoon. Ze zei dat ze op 13 februari 2012 omstreeks 13.00 uur was meegenomen door een jongen die ze kende vanuit “het park in Breda” naar zijn huis. [getuige/aangever] vroeg eerst of verdachte door de jongen was geslagen hetgeen verdachte ontkende. Daarop vroeg [getuige/aangever] of verdachte verkracht was door de jongen waarop verdachte “ja” zei. Daarop is [getuige/aangever] naar verdachte toegegaan waarop verdachte haar vertelde dat de jongen in zijn huis vroeg of verdachte mee naar boven ging. Verdachte zei dat ze daar door de jongen gezoend is, waarop verdachte gezegd had dat ze niet wilde. Vervolgens zei verdachte dat de jongen haar op bed geduwd heeft, dat de jongen haar gelikt heeft en daarop verkracht heeft . [getuige/aangever] verklaart dat verdachte helemaal overstuur was. Ook zag [getuige/aangever] een string op de grond naast het bed van verdachte, waarop verdachte zei dat die van gisteren was en dat ze die nog niet kon aanraken. [getuige/aangever] heeft daarop de politie gebeld en is met verdachte naar het politiebureau gegaan waarop nog diezelfde dag een informatief gesprek heeft plaatsgevonden.
Op 17 februari 2012 is verdachte over de aangifte gehoord in een speciale studio te Eindhoven door studioverhoorster [verhoorster] . Verdachte heeft daar verklaard dat de jongen haar vroeg om naar zijn kamer te gaan, dat ze daarop gezegd heeft “dat hoeft toch niet”, dat ze uiteindelijk met hem mee naar zijn kamer is gegaan waar de jongen haar vroeg op het bed te gaan zitten waarop verdachte aangaf “dat hoeft niet” en “zullen we weer naar beneden gaan’. Ze verklaart dat hij daarop haar linkerhand pakte en toen rechts en haar handen omhoog hield boven haar hoofd . Op een gegeven moment begon de jongen te zoenen. Hij heeft daarop haar broek losgemaakt, met zijn andere hand zijn geslachtdeel vastgepakt en deze in haar vagina gedaan. Verdachte verklaarde dat ze gezegd heeft “neen, dat wil ik niet, niet doen, wacht en laten we praten”. Ze heeft geprobeerd te draaien, maar dat lukte niet omdat de jongen haar hand vast had . Ze heeft ook nog gezegd “flikker op, laat me los”, maar de jongen bleef maar doorgaan . Bij het studioverhoor wordt diverse malen vermeld dat verdachte huilde tijdens het verhoor. Op basis van een door verdachte opgegeven signalement en een link die door een verbalisant op basis van dit signalement wordt gelegd met [slachtoffer], is op 30 april 2012 [slachtoffer] aangehouden in verband met de verdenking van een ander feit waarop hij wordt gehoord over wat er heeft plaatsgevonden op 13 februari 2012 met verdachte.
In zijn verklaring zegt [slachtoffer] dat hij vrijwillig seks heeft gehad met verdachte en dat verdachte er bij lachte en ervan genoot en dat er geen sprake is van verkrachting. Voorts verklaart hij dat hij alles op filmbeelden op zijn laptop heeft opgenomen. Hij verklaart dat hij verdachte na de seks heeft afgezet bij het station samen met een maat van hem. Daarop heeft hij verdachte 5 minuten later gebeld of ze ook met een maat van hem “wilde neuken”. [slachtoffer] verklaart dat verdachte boos werd en dat ze zei “heb je me gebruikt” en dat ze hem “kapot ging maken en aangifte ging doen” en dat ze hem ook nog sms-jes heeft verstuurd . [slachtoffer] heeft de verbalisanten toestemming gegeven de usb-stick waarop de filmbeelden staan bij zijn moeder op te halen hetgeen daarop is gebeurd.
Verbalisant [naam verbalisant] heeft daarop de filmbeelden uitgekeken en daarvan proces verbaal opgemaakt . Daarin vermeldt zij dat op de usb-stick een filmpje staat met de naam capture_20120213.wmv met een totale opnameduur van 48.32 minuten. Zij ziet op het filmpje eerst [slachtoffer] verschijnen in een slaapkamer met een 2-persoonsbed. Hij kijkt in de camera en lacht. Daarna gaat hij de kamer uit. Enkele minuten later komt hij met verdachte op de kamer. Verdachte gaat samen met [slachtoffer] op bed zitten. Ze lachen allebei. Verdachte doet haar armen om [slachtoffer] en ze vallen samen achterover op bed. Ze zoenen. Verdachte wrijft met haar handen over de billen van [slachtoffer]. Ze gaan samen onder de dekens liggen en zoenen verder. Vervolgens gaat de broek van verdachte uit waarbij zij lacht. Daarna lijkt het erop alsof verdachte [slachtoffer] “pijpt” en vervolgens doet verdachte haar benen omhoog en ze hebben gemeenschap. Ze trekt daarbij zelf haar hemd en BH uit. Gezien wordt dat verdachte lacht en [slachtoffer] omhelst. Vervolgens hebben ze in verschillende standjes seks met elkaar, waarbij duidelijk penetratie te zien is. Na afloop verlaten zij samen de kamer waarop [slachtoffer] nog even terugkomt om de camera uit te zetten. De opname is gemaakt op 13-02-13 om 13.04.39 uur en gewijzigd op 13-02-13 om 13.53.10 uur.
Voorts heeft verbalisant [naam verbalisant] een proces verbaal opgemaakt van de audio van het videobestand op de usb-stick. Dit betreft een selectie van de gesprekken . Daaruit blijkt dat verdachte zegt tegen [slachtoffer] dat het bed lekker zacht is, dat ze haar schoenen uit zal doen, of [slachtoffer] het al warm heeft, dat ze haar vestje uit gaat trekken en dat [slachtoffer] “een lekkere lul” heeft.
Ook is een onderzoek ingesteld naar de in beslaggenomen telefoon van verdachte door verbalisant [naam verbalisant] . Daaruit blijkt dat er op 13 februari 2012 nadat verdachte met [slachtoffer] seks heeft gehad “whatsapp” contact is geweest tussen de GSM van verdachte en de GSM in gebruik bij [slachtoffer]. Om 14.37 uur bericht verdachte “jij hebt me verkracht, ja” waarop [slachtoffer] terug bericht “jij bent gek man”. Verdachte bericht daarop “ik weet dat ik gek ben” en om 14.38 uur “je zult wel zien wat voor gek ik ben ”en de tijd zal het leren” en “geduld”.
De rechtbank is van oordeel dat de processen verbaal met betrekking tot het uitkijken van de filmbeelden en de audio van de filmbeelden, alsmede de whatsapp conversatie, de verklaring van [slachtoffer] ondersteunen dat sprake is geweest van vrijwillige seks, waarbij ook seksueel binnendringen van het lichaam van verdachte heeft plaatsgevonden. Van enige dwang door [slachtoffer] middels geweld of een andere feitelijkheid of middels bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid die is vereist om van een verkrachting te kunnen spreken is op geen enkele wijze gebleken.
Met de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat er geen enkel bewijs is dat de seks tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden op de wijze die verdachte in haar studioverhoor beschrijft, zodat door [getuige/aangever]] die op haar beurt de informatie heeft van verdachte, namens verdachte daadwerkelijk op 15 februari 2012 een valse aangifte van verkrachting is gedaan, welke aangifte door de verklaring van verdachte tijdens het studioverhoor wordt bekrachtigd.
De raadsman heeft ter zitting gesteld dat niet kan worden vastgesteld of verdachte opzet dan wel voorwaardelijk opzet heeft gehad op het doen van een valse aangifte. Daarbij heeft hij gewezen op de verstandelijke beperking van verdachte. Naar de mening van de raadsman kan niet worden uitgesloten dat verdachte zich door [getuige/aangever] onder druk gezet heeft gevoeld en zich niet heeft gerealiseerd wat de gevolgen zijn van het doen van aangifte. Het kan zijn dat zij in haar beleving en in haar toestand niet voldoende besef heeft gehad van het onware van de door haar gedane bewering. Verdachte dient daarom volgens de raadsman te worden vrijgesproken nu het (voorwaardelijk) opzet niet kan worden bewezen.
Van het ontbreken van opzet is pas sprake indien bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken (Hoge Raad 14 december 2004, LJN AR3226). De rechtbank leidt uit het dossier af dat de verstandelijke beperking bij verdachte voornamelijk ziet op aandachtsproblematiek en leesproblematiek. [getuige/aangever] verklaart dat verdachte dyslectisch is, moeilijk leert en veel woorden niet begrijpt. Ze kan moeilijk voor zichzelf opkomen, weet niet goed hoe ze problemen moet oplossen en laat zich gemakkelijk “overrulen”. Daar zit haar kwetsbaarheid volgens [getuige/aangever] in. Op een gegeven moment weet verdachte niet meer hoe ze zich er uit kan redden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit niet worden afgeleid dat toen verdachte aangifte deed van verkrachting en zich daarna in een studio heeft laten verhoren, bij haar ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Zo is verdachte bij het informatieve gesprek op 14 februari 2012 met een plastic tas met kleding die zij tijdens de “verkrachting” zou hebben gedragen naar de politie gegaan en heeft zij op 17 februari 2012 heel gedetailleerd met de verbalisant gesproken over wat op 13 februari 2012 gebeurd is. De open wijze waarop zij tijdens het studioverhoor heeft verklaard en de woorden die zij daarbij heeft gebruikt, wijzen er niet op dat verdachte niet besefte dat zij “onwaarheid” sprak en niet kon overzien wat zij deed. Voorts heeft verdachte de rechtbank geen gelegenheid gegeven het slagen van een verweer inhoudende afwezigheid van opzet zelf te toetsen nu verdachte zich terzake van de valse aangifte heeft beroepen op haar zwijgrecht. Desgevraagd heeft verdachte ter zitting aangegeven, dat zij niet wil verklaren omdat zij “bang is dat zij anders zou kunnen verklaren dan zij eerder heeft gedaan”. De rechtbank is van oordeel dat het uiteraard een processueel recht is van de verdachte om niet aan de eigen veroordeling mee te werken en daarom geen antwoord te geven op vragen. Maar doordat verdachte gebruik maakt van haar zwijgrecht, heeft zij de verklaring van [slachtoffer] en hetgeen op de filmbeelden te zien is en van de audio daarvan te horen is in combinatie met hetgeen uit haar telefoon blijkt onvoldoende weersproken, zodat de rechtbank van de juistheid van deze bewijsmiddelen zal uitgaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan van opzet op het doen van valse aangifte en op het in strijd met de waarheid verklaren over een verkrachting dan ook worden uitgegaan. Verdachte heeft dat – naar het oordeel van de rechtbank - bewust (willens en wetens) gedaan.
De rechtbank acht dan ook - anders dan de raadsman - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door tussenkomst van [getuige/aangever] op 15 februari 2012 te Breda opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte van verkrachting heeft gedaan en op 17 februari 2012 te Eindhoven opzettelijk in strijd met de waarheid over een verkrachting op 13 februari 2012 heeft verklaard.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 februari 2012 te Breda (door tussenkomst van maatschappelijk werkster [getuige/aangever]) aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft zij (door tussenkomst van maatschappelijk werkster [getuige/aangever]) toen aldaar ten overstaan van hoofdagent [naam hoofdagent] en brigadier [verbalisant 2] opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van (een) verkrachting (van verdachte) gepleegd op 13 februari 2012 te Breda
op 17 februari 2012 te Eindhoven heeft verklaard, dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft zij, verdachte, toen aldaar ten overstaan van brigadier (en studioverhoorster) [verhoorster] opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van, althans verklaard over, (een) verkrachting (van verdachte) gepleegd op 13 februari 2012 te Breda.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Beoordeling van het verzoek van de raadsman om een reclasseringsrapport
Voor toewijzing van het verzoek van de raadsman om – indien de rechtbank – niet tot vrijspraak komt een reclasseringsrapport aan te vragen om een (on)toerekenbaarheidverweer dan wel een verweer van psychische overmacht te onderbouwen ziet de rechtbank geen aanleiding. Dit verzoek is door de raadsman niet voldoende met concrete aanwijzingen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte onderbouwd. Voorts is een reclasseringsrapportage zoals door de raadsman is verzocht ook niet geëigend om antwoord te geven op vragen over (on)toerekenbaarheid en psychische overmacht. Verdachte heeft voorts door de keuze om ter zitting te zwijgen over haar persoonlijke omstandigheden de rechtbank verder geen gelegenheid gegeven zelf te toetsen of voor een rapportage over de persoon van verdachte anderszins aanleiding is. De rechtbank ziet dan ook ambtshalve – gelet op de proceshouding van verdachte – geen reden om het onderzoek te heropenen en alsnog een rapportage over de persoon van verdachte aan te vragen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, indien zij tot een strafoplegging komt, in verband met de persoonlijke omstandigheden aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is schuldig aan het opzettelijk doen van een valse aangifte van verkrachting en heeft opzettelijk in strijd met de waarheid tijdens een studioverhoor verklaard over een verkrachting wetende dat dit niet was gebeurd. Wat de motieven van verdachte daarbij zijn geweest, heeft de rechtbank niet voldoende kunnen vaststellen, nu alleen [slachtoffer] hierover verklaart en verdachte zich heeft beroepen op haar zwijgrecht. Een beschuldiging van verkrachting is een zeer ernstig feit, dat maatschappelijk ook vaak tot grote commotie leidt. Zoals de officier van justitie ter zitting heeft betoogd, ondervindt degene die hiervan beschuldigd wordt ook veelal een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer door een aanhouding en aansluitend politieverhoor en is niet uitgesloten dat verdere dwangmiddelen worden toegepast, zoals een doorzoeking in de woning waardoor de omgeving van verdachte er kennis van kan nemen met alle gevolgen van dien. Het is dankzij de filmbeelden die [slachtoffer] aan de politie heeft laten overhandigen, dat hij zijn onschuld heeft kunnen aantonen, hetgeen heeft geleid tot een sepot van zijn zaak met daarbij de aantekening dat hij “ten onrechte als verdachte is aangemerkt.” Indien verdachte geen filmbeelden had gehad, dan was niet uitgesloten dat zijn zaak op een zitting van de rechtbank was gekomen. Los van de vraag of daaruit dan een veroordeling dan wel vrijspraak zou zijn gevolgd, zou een dergelijke zitting verdere nadelige gevolgen voor hem kunnen hebben gehad nu deze openbaar is en van dit soort zaken door de pers ook vaak in nieuwsbladen dan wel andere sociale media verslag wordt gedaan.
Verdachte heeft kennelijk in het geheel niet stilgestaan welke gevolgen de valse aangifte voor [slachtoffer] zou kunnen hebben en welke impact het op zijn leven zou kunnen hebben. Zij heeft hem bewust in een kwaad daglicht gezet. Dat rekent de rechtbank verdachte heel zwaar aan.
Voorts is ook door de politie naar aanleiding van de aangifte van verdachte veel onnodig werk gestoken in de zaak. Uit het dossier blijkt een opgave van 216,40 uren. Uren die goed besteed hadden kunnen worden aan andere aangiften en opsporingsonderzoeken.
Het feit dat het de rechtbank aan inzicht ontbreekt in de beweegredenen van verdachte om een valse aangifte te doen, in combinatie met de ernst van het doen van een valse aangifte van een zedendelict is voor de rechtbank aanleiding om een andere strafmodaliteit te kiezen dan door de raadsman ter zitting is voorgesteld. Gezien de straffen die er op verkrachting staan, te weten veelal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, en het gegeven dat een valse aangifte daarvan ook vaak moeilijk te bewijzen is, acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf passend en geboden om de ernst van het door verdachte begane feit tot uitdrukking te brengen.
Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier naar voren komen en het gegeven dat zij inmiddels zwanger is van haar eerste kind alsmede met het blanco strafblad van verdachte. Maar dit leidt - afgezet tegen de ernst van het bewezen feit - er voor de rechtbank niet toe om uit te wijken naar een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende veroordeelt de rechtbank verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
7 Het beslag
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10 en 188 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 slip.
Dit vonnis is gewezen door mr. Volkers, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 mei 2013.
Mr. Van Gessel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
zij op of omstreeks 15 februari 2012 te Breda (door tussenkomst van
maatschappelijk werkster A.[getuige/aangever]) aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit
was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft zij (door
tussenkomst van maatschappelijk werkster [getuige/aangever]) toen aldaar ten overstaan
van hoofdagent [naam hoofdagent] en brigadier [verbalisant 2] opzettelijk in strijd met de
waarheid aangifte gedaan van (een) verkrachting (van verdachte) gepleegd op 13
februari 2012 te Breda
op 17 februari 2012 te Eindhoven aangifte heeft gedaan, althans heeft
verklaard, dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was
gepleegd, immers heeft zij, verdachte, toen aldaar ten overstaan van brigadier
(en studioverhoorster) [verhoorster] opzettelijk in strijd met de
waarheid aangifte gedaan van, althans verklaard over, (een) verkrachting (van
verdachte) gepleegd op 13 februari 2012 te Breda;
art 188 Wetboek van Strafrecht