ECLI:NL:RBZWB:2013:CA1807
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verlies van verblijfsrecht van een Albanese vreemdeling na verbreking van de relatie met een Portugese partner
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een geschil tussen een Albanese vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 9 oktober 2012, waarin werd vastgesteld dat hij geen verblijfsrecht meer had als gezinslid van een burger van de Unie. De behandeling van het beroep vond plaats op 7 maart 2013, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak eenmaal verlengd en heeft op 8 mei 2013 uitspraak gedaan.
Eiser, geboren in 1981 en van Albanese nationaliteit, had op 17 maart 2008 een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsdocument op basis van zijn relatie met een Portugese partner. Dit document werd verleend, maar de geldigheidsduur is uiteindelijk tot 20 september 2015 verlengd. In februari 2012 heeft verweerder echter geconcludeerd dat eiser sinds 20 april 2009 geen verblijfsrecht meer had, omdat hij geen gezamenlijke huishouding meer voerde met zijn partner. De rechtbank heeft onderzocht of deze conclusie terecht was.
De rechtbank overweegt dat eiser niet kan aantonen dat er sprake was van een geregistreerd partnerschap met zijn voormalige partner, waardoor hij niet kan terugvallen op de rechten die de Verblijfsrichtlijn biedt aan (ex-)partners van EU-burgers. De rechtbank stelt vast dat de relatie op 20 april 2009 is verbroken, wat blijkt uit de inschrijving van de Portugese partner op een ander adres en het feit dat zij een nieuw kind heeft gekregen uit een nieuwe relatie. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat deze conclusie weerlegt. De rechtbank wijst ook het argument van eiser af dat ongehuwde partners gelijk behandeld moeten worden als gehuwde partners, omdat dit onderscheid voortvloeit uit de Verblijfsrichtlijn.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 mei 2013, en partijen zijn op dezelfde dag van het afschrift op de hoogte gesteld. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.