ECLI:NL:RBZWB:2013:CA1898

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12_38787
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W. Ente
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling en herhaalde aanvraag

In deze zaak heeft eiser, een Indiase nationaliteit, op 12 december 2012 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 22 november 2012, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling werd afgewezen. Eiser verblijft sinds 3 januari 1997 in Nederland en heeft meerdere keren tevergeefs een verblijfsvergunning aangevraagd. De rechtbank heeft eerder een vergelijkbare aanvraag van eiser afgewezen, waarbij werd overwogen dat hij in India voor zijn medische klachten behandeld kon worden. Eiser heeft opnieuw een aanvraag ingediend op 21 september 2010, die op 11 april 2011 werd afgewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betrokken, die stelt dat een nieuw beroep tegen een besluit van gelijke strekking niet leidt tot een herbeoordeling van de eerdere afwijzing, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van de aanvraag rechtvaardigen. De medische situatie van eiser is niet verslechterd en er zijn geen aanwijzingen dat hij niet in staat zou zijn om naar India te reizen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 mei 2013.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 12/38787
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[naam], eiser
gemachtigde: mr. G.S.S. de Kok,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (en diens rechtsvoorgangers),
verweerder,
gemachtigde: mr. D. Berben.
Procesverloop
Eiser heeft op 12 december 2012 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 november 2012 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 10 april 2013.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig T.J. Hussain, tolk in de Punjabi taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van de uitspraak eenmaal verlengd.
Overwegingen
1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [datum] en de Indiase nationaliteit te bezitten. Eiser verblijft naar zijn zeggen sinds 3 januari 1997 in Nederland. Eiser heeft meerdere malen tevergeefs een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aangevraagd. Op 27 februari 2008 heeft hij een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingediend met als doel ‘medische behandeling’. Verweerder heeft bij besluit van 26 mei 2008 deze aanvraag afgewezen. Het hiertegen door eiser ingediende bezwaarschrift is bij besluit van 15 mei 2009 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat er geen aanleiding is om eiser vrij te stellen van het mvv-vereiste. Uit adviezen van Bureau Medische Advisering (hierna: BMA) van 29 april 2008 en 13 januari 2009 volgt dat eiser in staat is om met medische begeleiding te reizen en tevens dat eiser in India voor zijn klachten kan worden behandeld. Deze rechtbank, nevenzittingplaats Rotterdam, heeft bij uitspraak van 4 maart 2010 (AWB 09/21380) het beroep tegen het afwijzende besluit ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft het daartegen ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard.
2. Op 21 september 2010 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘medische behandeling’ ingediend. Op 11 april 2011 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Het hiertegen door eiser ingediende bezwaarschrift is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
3. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, www.raadvanstate.nl) vloeit voort dat, indien een bestuursorgaan na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking neemt, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor besluiten genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, maar ook voor besluiten op een verzoek om terug te komen van een al dan niet op aanvraag genomen besluit (uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2005 in zaak nr. 200406320/1, www.raadvanstate.nl). Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kan de bestuursrechter dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen toetsen.
4. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan doen zich niettemin geen feiten of omstandigheden voor die een hernieuwde toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
5. Eiser heeft eerder, op 27 februari 2008, een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel ‘medische behandeling’. Bij besluit van 15 mei 2009 is deze aanvraag afgewezen. Dit besluit is van gelijke strekking als het besluit van 22 november 2012, zodat op het tegen dat besluit ingestelde beroep voormeld beoordelingskader van toepassing is.
6. Uit de adviezen van Bureau Medische Advisering (hierna: BMA) van 29 april 2008 en 13 januari 2009 bij de eerdere aanvraag blijkt dat eiser een psychotische stoornis, mogelijk schizofrenie, heeft. Van 07/07/2007 tot en met 18/07/2007 is eiser vanwege een tentamen suïcide, waarschijnlijk in het kader van een paranoïde psychotische decompensatie, opgenomen geweest. Van 08/12/2006 tot en met 12/02/2007 vond eveneens een opname plaats ten tijde waarvan de diagnose depressieve stoornis met psychotische kenmerken werd gesteld. Eiser is in juni 2008 nog twee weken opgenomen geweest in een gesloten kliniek en daarna zijn nog twee korte plaatsingen in een crisiskliniek geweest. De behandeling bestaat uit gesprekstherapie en antipsychotische medicatie. Verwacht wordt dat eiser deze behandeling langdurig nodig zal hebben. Het staken van de behandeling zal tot gevolg hebben dat op termijn zich mogelijk ziekteverschijnselen passend bij een psychotische stoornis zullen openbaren. Een medische noodsituatie op korte termijn (binnen 3 maanden) is niet uit te sluiten. Eiser wordt in staat geacht te reizen, mits hij beschikt over de hem voorgeschreven medicijnen en wordt begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige. Ook is geconcludeerd dat eiser een medische overdracht ten behoeve van de behandelaars op de plaats van bestemming dient mee te nemen, zodat de behandeling kan worden voortgezet. In India is behandeling door een psychiater en psycholoog mogelijk in New Delhi en is de benodigde medicatie beschikbaar.
7. Bij zijn aanvraag van 21 september 2010 heeft eiser gesteld dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan Nederland als meest aangewezen land voor zijn behandeling zou moeten worden aangemerkt. Het getuigt van een onevenredige hardheid om hem met zijn suïcidale ziektebeeld en alle andere problemen terug te sturen naar India. Verder is in India geen mantelzorg aanwezig is, terwijl hij deze wel nodig heeft. Eiser betwist dat er voor hem behandelmogelijkheden zijn in India. Ook heeft eiser niet de middelen om een behandeling in India te financieren.
8. Verweerder heeft op grond hiervan opnieuw advies gevraagd aan het BMA, welk advies op 1 april 2011 is uitgebracht. De rechtbank stelt vast dat uit het BMA-advies van 1 april 2011 blijkt dat eiser bekend is met de diagnose psychotische stoornis NAO, status na misbruik van alcohol en longtuberculose. De diagnose schizofrenie is niet uitgesloten. Eiser heeft last van akoestische hallucinaties en depressieve klachten en hij is sinds december 2010 onder ambulante behandeling bij de GGZ. De behandeling is gericht op nadere diagnostiek, behandeling van zijn klachten en uitbreiden van zijn daginvulling. Eiser heeft om de 2 weken afspraken met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige en ongeveer 1 keer per maand met de psychiater. De huidige medicatie bestaat uit een antipsychoticum en slaapmedicatie. Daarnaast wordt eiser sinds een half jaar behandeld voor actieve tbc. De verwachting is dat de behandeling van zijn psychische klachten nog geruime tijd zal duren. De behandeling van tbc zal zeker tot maart 2011 plaatsvinden en het is niet uitgesloten dat deze zal worden verlengd. Het is van belang dat de behandeling van de psychiatrische ziekte niet gestaakt wordt omdat de kans op een psychische decompensatie op korte termijn niet is uitgesloten. Ten aanzien van de actieve tbc geldt dat de behandeling beslist gecontinueerd moet worden om een exacerbatie van een infectie te voorkomen met als gevolg een longontsteking en grote kans op overlijden. Bij het staken van de behandeling is een acute medische noodsituatie in deze fase te verwachten. Eiser kan reizen onder begeleiding van een psychiatrisch geschoolde verpleegkundige. Na de reis dient fysieke overdracht plaats te vinden en informatieoverdracht door de begeleider. Het is van belang dat eiser zowel vóór, gedurende als direct na de reis de medicatie continueert en de behandeling van zowel de lichamelijke als psychische klachten voortzet. Tijdens de reis zal de medicatie door de begeleider worden verstrekt. Het is verstandig dat eiser een kleine voorraad medicatie (bijvoorbeeld 1 maand) meeneemt. Er is in India, in New Delhi, behandeling mogelijk door een psychiater en een psycholoog en ook voor tbc. De benodigde medicatie is beschikbaar.
9. Op 9 juli 2012 heeft verweerder het BMA wederom om advies gevraagd.
Uit het BMA-advies van 8 september 2012 volgt dat eiser bekend is met alcoholmisbruik en psychische klachten in de vorm van het horen van stemmen. Deze klachten had hij reeds jaren. Enkele opnames vonden plaats. In het verleden hebben ook gedachten aan zelfmoord en alcoholmisbruik gespeeld en is eiser opgenomen geweest. In 2010 heeft hij een behandeling tegen tuberculose ondergaan, die thans niet meer aan de orde is. De behandeling van eiser bestaat uit therapie, om de twee weken een steunend structurerend contact met aandacht voor het alcoholmisbruik en de angst voor akoestische hallucinaties, en medicatie. Een medische noodsituatie op korte termijn wordt niet verwacht. Er is geen aandoening welke levensbedreigend verloopt. Eiser heeft weliswaar enkele opnames doorgemaakt, maar deze waren kortdurend en de laatste dateert van medio 2008. Er zijn geen actuele zelfmoordwensen of concrete plannen. Er is sprake van alcoholmisbruik en het horen van stemmen, er zijn geen dusdanige psychotische verschijnselen beschreven dat verwacht wordt dat eiser onbedoeld in een levensbedreigende situatie terecht zal komen.
Wel wordt verwacht dat bij afbouwen van medicatie het alcoholgebruik toe zal nemen. Dit kan uiteindelijk wel weer tot een opname noodzaak gaan leiden, maar op voorhand kan niet gesteld worden dat dit op korte termijn (binnen drie maanden) zal gebeuren en dat dit op niet-vrijwillige basis (BOPZ) zal gebeuren. Eiser kan reizen en er zijn geen aanwijzingen dat enige medische voorziening noodzakelijk is. Eiser kan zelf beschikken over zijn medicatie. De vraag of behandeling en medicatie in India beschikbaar is, is niet van toepassing.
10. De rechtbank overweegt dat uit de voornoemde BMA adviezen van 1 april 2011 en 9 juli 2012 niet blijkt dat de medische situatie van eiser is verslechterd sinds het besluit van 15 mei 2009. Uit de adviezen volgt dat eisers psychische situatie is gestabiliseerd, omdat er sinds 2008 geen gedwongen opnames meer hebben plaatsgevonden. Daarnaast volgt uit het laatste advies van 9 juli 2012 dat een medische noodsituatie op korte termijn niet wordt verwacht en dat eiser zelfstandig naar India kan reizen. Gelet hierop is op voorhand uitgesloten dat de door de eiser bij zijn aanvraag gestelde medische klachten kunnen afdoen aan het besluit van 15 mei 2009, zodat deze niet als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden kunnen worden aangemerkt.
11. De brief van 20 maart 2008 van mevrouw Steekelenburg, de toenmalige psychiater van eiser verbonden aan het Riagg Rijnmond, is niet aan te merken als een novum. Wat daarin is gesteld is immers meegenomen in het BMA advies van 29 april 2008. Dat advies is betrokken in de vorige procedure, die reeds in rechte vast staat.
12 De overgelegde brief van 9 november 2010 van de heer J. Kersten, sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij het Riagg Rijnmond en de brief van 12 september 2011 van Mevrouw K. Macdonald, psychiater i.o., verbonden aan de GGZ instelling Altrecht te Utrecht, kunnen ook niet als novum worden aangemerkt. Uit de voornoemde brief van Kersten blijkt alleen dat eiser die week is aangemeld bij de GGZ-Instelling Altrecht.
De voornoemde brief van K. Macdonald is meegenomen in het BMA advies van 1 april 2011 en kan niet afdoen aan het besluit van 15 mei 2009.
13. De overgelegde brief van eisers huidige behandelaar dr. D.J. Vinkers van 4 augustus 2012 is meegenomen in het laatste BMA-advies van 8 september 2012.
Dat de BMA arts per abuis in dit advies bij therapie heeft geschreven dat om de twee weken een steunend structureel contact plaatsvindt, terwijl uit de voornoemde brief van Vinkers volgt dat dit om de week is, betekent niet dat de BMA advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. De psychische klachten van eiser zijn immers weergegeven zoals de behandelaar deze heeft omschreven. Uit de latere brief van dr. D.J. Vinkers van 6 november 2012, waarin hij schrijft dat zijns inziens een langdurige behandeling van de psychiatrische stoornis nodig is, blijkt geen informatie welke afwijkt van de in het BMA-advies van 8 september 2012 beschreven klachten. De voornoemde brieven van dr. D.J. Vinkers kunnen daarom niet afdoen aan het besluit van 15 mei 2009.
14. Nu in hetgeen is aangevoerd geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn gelegen, zich evenmin een relevante wijziging van het recht voordoet en voorts niet is aangetoond dat sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden als bedoeld in rechtsoverweging 45 van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998 in zaak nr. 145/1996/764/965, Bahaddar tegen Nederland (JV 1998/45), is voor rechterlijke toetsing van het bestreden besluit in zoverre geen plaats.
15. Het is beroep ongegrond.
16. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.B. Koens griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op: 30 mei 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.