ECLI:NL:RBZWB:2013:CA3829

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/5811
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangbevel en kosten van betekening bij navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst/Oost-Brabant. De zaak betreft de vraag of de kosten van betekening van een dwangbevel terecht in rekening zijn gebracht, nadat de ontvanger aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting had opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het uitvaardigen van een dwangbevel alleen kan plaatsvinden als de belastingschuldige na aanmaning in gebreke blijft. Aangezien de aanmaningen in deze zaak voortijdig waren verzonden, kon de ontvanger geen kosten voor de betekening van het dwangbevel in rekening brengen. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraken op bezwaar van de ontvanger. Tevens werd de ontvanger veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende, die op € 708 werden vastgesteld. De rechtbank overwoog dat er geen gronden waren voor een schadevergoeding aan de belanghebbende, omdat deze geen verzoek had ingediend voor vergoeding van kosten in de bezwaarfase. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers: AWB 11/5811 t/m 11/5824
uitspraken van 8 mei 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Tilburg,
de ontvanger.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De in één geschrift vervatte uitspraken van de ontvanger van 19 oktober 2011 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan hem, in het kader van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PV) over de jaren 1997 tot en met 2007 en de navorderingsaanslagen vermogensbelasting (VB) over de jaren 1998 tot en met 2000, in rekening gebrachte kosten van betekening.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2013 te Breda. Aldaar zijn de onderhavige zaken tegelijkertijd behandeld met de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de procedurenummers 11/5797 tot en met 11/5810 met betrekking tot de in rekening gebrachte aanmaningskosten. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Amsterdam, en namens de ontvanger, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar en de beschikkingen inzake de kosten van betekening;
- veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 708;
- gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1. Met de dagtekeningen 27 en 31 december 2010 zijn aan belang¬hebbende elf navorderingsaanslagen IB/PV over de jaren 1997 tot en met 2007 en drie navorderingsaanslagen VB over de jaren 1998 tot en met 2000 opgelegd. De verschuldigde bedragen dienden uiterlijk respectievelijk op 27 en 31 januari 2011 te zijn voldaan.
2.2. Belanghebbende heeft bij brieven van 4 februari 2011, door de belastingdienst ontvangen op 7 februari 2011, bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen IB/PV en VB. Tevens heeft belanghebbende daarbij om uitstel van betaling verzocht. Bij brief van 28 februari 2011 is aan belanghebbende verzocht om zekerheid tot betaling van de navorderingsaanslagen te verstrekken. Bij brief van 18 april 2011 is het verzoek om uitstel van betaling door de ontvanger afgewezen omdat belanghebbende niet (tijdig) voldaan heeft aan de eis om vóór 15 april 2011 zekerheid te stellen. Hiertegen heeft belanghebbende bij brief van 27 april 2011, ontvangen door de ontvanger op 28 april 2011, administratief beroep ingesteld bij de directeur van de Belastingdienst. Bij uitspraak van 16 juni 2011 heeft de directeur van de Belastingdienst het beroep van belanghebbende afgewezen.
2.3. De ontvanger heeft met dagtekening 30 mei 2011 voor elke navorderingsaanslag IB/PV over de jaren 1997 tot en met 2005 en elke navorderingsaanslag VB over de jaren 1998 tot en met 2000 een aanmaning verzonden en bij beschikkingen aanmaningskosten in rekening gebracht. Met dagtekening 6 juni 2011 heeft de ontvanger voor elke navorderingsaanslag IB/PV over de jaren 2006 en 2007 een aanmaning verzonden en bij beschikkingen aanmaningskosten in rekening gebracht. Bij brief van 14 juni 2011, ontvangen door de ontvanger op 16 juni 2011, is namens belang¬hebbende bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten in de veertien aanmaningen. In de uitspraken op bezwaar van 19 oktober 2011 heeft de ontvanger de bezwaren ongegrond verklaard.
2.4. Met dagtekening 6 juli 2011 heeft de ontvanger voor elke navorderingsaanslag een dwangbevel uitgevaardigd en daarbij bij beschikking kosten van betekening in rekening gebracht. De totale kosten van betekening bedragen € 42.040. Bij brief van 12 juli 2011, door de ontvanger ontvangen op 13 juli 2011, is namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de kosten van betekening. In de uitspraken op bezwaar van 19 oktober 2011 zijn de kosten van betekening verminderd tot € 11.246.
2.5. Bij brief van 9 augustus 2011 is door de ontvanger uitstel van betaling verleend, nadat belanghebbende hypothecaire zekerheid heeft gesteld tot een bedrag van € 500.000.
2.6. Primair is in geschil of de dwangbevelen vroegtijdig zijn verzonden en of de kosten van betekening terecht in rekening zijn gebracht. Subsidiair is in geschil of sprake is van strijdigheid met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheidsbeginsel.
2.7. De rechtbank heeft in de zaken met procedurenummers 11/5797 tot en met 11/5810 betreffende de in rekening gebrachte aanmaningskosten in het kader van de navorderingsaanslagen IB/PV over de jaren 1997 tot en met 2007 en navorderingsaanslagen VB over de jaren 1998 tot en met 2000 op de beroepen van belanghebbende bij uitspraak van heden, waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak aan partijen is verzonden, beslist dat de aanmaningen voortijdig zijn verzonden en dat de beschikkingen inzake aanmaningskosten vernietigd moeten worden.
2.8. Op grond van artikel 12 van de Invorderingswet 1990 kan de invordering van de belastingaanslag geschieden bij een door de ontvanger uit te vaardigen dwangbevel. Het uitvaardigen van een dwangbevel kan alleen plaatsvinden als de belastingschuldige na aanmaning in gebreke blijft. Nu de aanmaningen, gelet op hetgeen hiervoor is vermeld, voortijdig zijn verzonden en de beschikkingen inzake aanmaningskosten door de rechtbank vernietigd zijn, is de rechtbank van oordeel dat geen kosten ter zake van de betekening van een dwangbevel in rekening gebracht kunnen worden. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.
2.9. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.10.1. De gemachtigde van belanghebbende heeft verzocht om toekenning van een forfaitaire proceskostenvergoeding in bezwaar en om toekenning van een integrale proceskostenvergoeding in beroep. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende kosten heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep.
2.10.2. Met betrekking tot de proceskosten in beroep overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) is grond indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vergelijk Hoge Raad van 13 april 2007, nr. 41 235, BNB 2007/260). De rechtbank is van oordeel dat hiervan in dit geval geen sprake is. De rechtbank zal daarom overgaan tot veroordeling van de ontvanger tot vergoeding van de forfaitaire kostenvergoeding.
2.10.3. Het beroep tegen de aanmaningskosten is ingediend met één geschrift met dagtekening 16 november 2011, bij de rechtbank binnengekomen op 17 november 2011, en het beroep tegen de kosten van betekening (procedurenummers 11/5811 tot en met 11/5824) is ingediend met één geschrift met dagtekening 16 november 2011, bij de rechtbank binnengekomen op 17 november 2011 en zijn daarom op dezelfde dag opgemaakt en op dezelfde dag door de rechtbank ontvangen en betreffen een aangelegenheid met gevolgen in een reeks van dezelfde jaren zodat de rechtbank de beroepszaken als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit beschouwt. In de beroepen met de procedurenummers 11/5797 tot en met 11/5810 en 11/5811 tot en met 11/5824, in totaal 28, zijn de beroepen gegrond verklaard. De kosten voor deze zaken zijn op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.416 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472, factor 1,5 wegens meer dan vier samenhangende zaken en een wegingsfactor 1). Nu het om 28 zaken gaat waarin het beroep gegrond is verklaard zal de rechtbank in de zaken met procedurenummers 11/5797 tot en met 11/5810 en 11/5811 tot en met 11/5824 een proceskostenvergoeding voor het beroep toekennen van 1/28e daarvan per zaak ofwel per uitspraak van de rechtbank de helft van € 1.416 ofwel € 708. De rechtbank acht geen gronden aanwezig voor het toekennen van een schadevergoeding aan belanghebbende in de zin van artikel 8:73 van de Awb.
2.10.4.Belanghebbende heeft in één geschrift bezwaar aangetekend tegen al de in rekening gebrachte kosten van betekening. Voor vergoeding van kosten van de bezwaarfase acht de rechtbank geen termen aanwezig, nu gesteld noch gebleken is dat belanghebbende om vergoeding van deze kosten heeft verzocht voordat uitspraak op bezwaar is gedaan, zoals ingevolge artikel 7:15, derde lid, van de Awb, is vereist.
2.10.5. De te vergoeden proceskosten bedragen in de onderhavige zaken derhalve € 708.
2.10.6. Gelet op het vorenstaande is beslist als hiervoor is vermeld.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2013 door mr. C.A.F.M. Stassen, voorzitter, mr. W. Brouwer en mr. J.W.M. Tijnagel, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.D.E. Copra-Carolie, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 21 mei 2013
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.