ECLI:NL:RBZWB:2014:1008

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
243839 / HA ZA 11-1579
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake kostencompensatie in handelsrechtelijke procedure

Op 22 januari 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een vonnis gewezen in een handelsrechtelijke procedure, waarin de kosten van het incident tot verwijzing naar de kantonrechter werden behandeld. De zaak betreft een geschil tussen een bewindvoerder en twee stichtingen, die niet verschenen waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat in een eerder vonnis van 9 oktober 2013 de kosten van de procedure in de hoofdzaak tussen partijen waren gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten diende te dragen. Dit was het gevolg van een eisvermindering door de bewindvoerder, waardoor beide partijen deels in het ongelijk waren gesteld.

De rechtbank oordeelde dat het incident tot verwijzing naar de kantonrechter niet losstaat van de hoofdzaak en dat de kosten in het incident ook gecompenseerd dienden te worden. De rechtbank concludeerde dat er geen voldoende gronden waren aangevoerd door partijen om van deze compensatie af te wijken. Daarom heeft de rechtbank besloten dat de kosten van het incident eveneens tussen partijen worden gecompenseerd, met de bepaling dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Hermans, waarbij de rechtbank de beslissing heeft genomen in het belang van een eerlijke procesgang en het waarborgen van de rechtszekerheid voor alle betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/243839 / HA ZA 11-1579
Vonnis van 22 januari 2014
in de zaak van
[bewindvoerder],
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. P.C.M. Dirven,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.H.P. de Jongh,
2. de stichting
STICHTING TAMO,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Roosendaal,
gedaagde,
niet verschenen,
3. de stichting
STICHTING OMAT,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Roosendaal,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de bewindvoerder en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van het team kanton van deze rechtbank, locatie Bergen op Zoom, van 9
oktober 2013, en de daarin genoemde stukken;
- de brief van 14 december 2013 van de zijde van [gedaagden];
- de brief van 23 december 2013 van de zijde van de bewindvoerder.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Vooropgesteld wordt dat het team kanton van deze rechtbank, locatie Bergen op Zoom, bij vonnis van 9 oktober 2013 de kosten van de procedure in de hoofdzaak tussen partijen heeft gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat partijen, met name gelet op de eisvermindering van de bewindvoerder, over een weer deels in het ongelijk zijn gesteld. Voor wat betreft de proceskosten in het incident tot verwijzing van de zaak naar de kantonrechter, heeft de kantonrechter in voormeld vonnis beslist dat partijen zich dienen te wenden tot team handelsrecht van deze rechtbank teneinde hieromtrent een beslissing te verkrijgen.
2.2.
Een incident tot verwijzing van de zaak naar de kantonrechter staat niet op zichzelf los van de hoofdzaak, hetgeen eveneens geldt voor wat betreft de proceskosten. Nu de kantonrechter de kosten van de procedure in de hoofdzaak tussen partijen heeft gecompenseerd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geconcludeerd dan dat de kosten in het incident eveneens tussen partijen dienen te worden gecompenseerd. Bovendien hebben partijen geen, althans onvoldoende, gronden aangevoerd op basis waarvan de rechtbank hiervan dient af te wijken.
2.3.
De kosten in het incident zullen derhalve worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014.