Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[eiser],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 22 januari 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een vonnis gewezen in een handelsrechtelijke procedure, waarin de kosten van het incident tot verwijzing naar de kantonrechter werden behandeld. De zaak betreft een geschil tussen een bewindvoerder en twee stichtingen, die niet verschenen waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat in een eerder vonnis van 9 oktober 2013 de kosten van de procedure in de hoofdzaak tussen partijen waren gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten diende te dragen. Dit was het gevolg van een eisvermindering door de bewindvoerder, waardoor beide partijen deels in het ongelijk waren gesteld.
De rechtbank oordeelde dat het incident tot verwijzing naar de kantonrechter niet losstaat van de hoofdzaak en dat de kosten in het incident ook gecompenseerd dienden te worden. De rechtbank concludeerde dat er geen voldoende gronden waren aangevoerd door partijen om van deze compensatie af te wijken. Daarom heeft de rechtbank besloten dat de kosten van het incident eveneens tussen partijen worden gecompenseerd, met de bepaling dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Hermans, waarbij de rechtbank de beslissing heeft genomen in het belang van een eerlijke procesgang en het waarborgen van de rechtszekerheid voor alle betrokken partijen.