ECLI:NL:RBZWB:2014:1205

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
C/02/274436 / HA ZA 13-964
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Exhibitieplicht en overtreding van relatiebeding in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de eiseres, Brand Masters B.V., een vordering ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om inzage te verkrijgen in bepaalde bescheiden. De eiseres stelt dat gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], Trade Guard B.V. en SPARQ Retail B.V., het relatie- en geheimhoudingsbeding hebben geschonden. De rechtbank heeft op 19 februari 2014 vonnis gewezen in het incident, waarin de vordering van Brand Masters werd beoordeeld.

De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden voor toewijzing van de exhibitieplicht is voldaan. Brand Masters heeft een rechtmatig belang bij inzage in de gevraagde bescheiden, die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin zij partij is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bescheiden die worden verzocht, kunnen worden aangeduid als 'aangaande de rechtsbetrekking waarin de gedaagde of zijn rechtsvoorgangers partij zijn'. Dit betekent dat de gedaagden niet konden ontkomen aan de verplichting om de gevraagde informatie te verstrekken.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen gewichtige redenen zijn die aan de exhibitieplicht in de weg staan. Het belang van Brand Masters bij inzage in de bescheiden weegt zwaarder dan het belang van de gedaagden bij geheimhouding. De rechtbank heeft de dwangsom gematigd tot € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00, en heeft de benoeming van een derde, de heer H.D. Rijkse, als deskundige overwogen om de inzage in de bescheiden te faciliteren. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/274436 / HA ZA 13-964
Vonnis in incident van 19 februari 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRAND MASTERS B.V.,
gevestigd te Made,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T. van der Dussen te Breda,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te Rilland,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRADE GUARD B.V.,
gevestigd te Veldhoven,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPARQ RETAIL B.V.,
gevestigd te Veldhoven,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. W.M.J. Weijers te Valkenswaard.
Eiseres zal hierna Brand Masters worden genoemd. Gedaagden zullen hierna worden aangeduid als respectievelijk [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], Trade Guard en SPARQ Retail.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 december 2013 met producties 1 tot en met 11,
  • de door mr. B.R.J. Rothuizen, kantoorgenoot van mr. Van der Dussen voornoemd, bij brief van 27 januari 2014 overgelegde productie 12;
  • de akte houdende vermeerdering van eis,
  • de conclusie van antwoord in incident;
  • de mondelinge behandeling van 5 februari 2014, ter gelegenheid waarvan gelijktijdig met onderhavige procedure de tussen partijen aanhangige kort gedingprocedure met zaak-/rolnummer C/02/275926 / KG ZA 14-38 is behandeld,
  • de pleitnotities alsmede wijziging van eis in het incident van mr. Van der Dussen,
  • de pleitnotities van mr. Weijers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
Brand Masters vordert in de bodemzaak, samengevat en na vermeerdering van eis, [gedaagde sub 1] te veroordelen om de tot op heden verbeurde boete te betalen wegens schending van het relatie- en geheimhoudingsbeding voor een bedrag ad € 60.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
2.2.
Brand Masters is bij akte van oprichting d.d. 3 januari 2012 opgericht door de heren A.P. Vreugdenhil en H.T.M. van Poppel, alsmede door [gedaagde sub 1] en[gedaagde sub 2].
2.3.
In artikel 9 van de certificaathoudersovereenkomst zijn voornoemde oprichters van Brand Masters een concurrentie- en relatiebeding overeengekomen.
2.4.
In artikel 11 van de certificaathoudersovereenkomst zijn de oprichters van brand Masters het navolgende geheimhoudingsbeding overeengekomen:
“Partijen zijn tijdens de duur en na het beëindigen van deze overeenkomst gehouden tot strikte geheimhouding van alles wat hen omtrent Brand Masters en met haar verbonden lichamen, alsmede van haar handelsrelaties en cliënten bekend is geworden. Als vertrouwelijke bedrijfsgegevens worden onder meer aangemerkt alle knowhow gegevens documenten, ontwerpen of aantekeningen, die niet ter openbare kennis zijn gebracht. Aanwending van dergelijke bijzonderheden en gegevens voor eigen gebruik is evenmin toegestaan.”
2.5.
Tussen de heren Vreugdenhil en Van Popel enerzijds en [gedaagde sub 1] anderzijds is begin 2013 een vertrouwensbreuk ontstaan. Als gevolg hiervan is [gedaagde sub 1] op 22 februari 2013 met onmiddellijke ingang ontslagen als statutair bestuurder van Brand Masters en is de managementovereenkomst van [gedaagde sub 1] per 1 juni 2013 beëindigd.
2.6.
De gevolgen van het vertrek van [gedaagde sub 1] bij Brand Masters zijn neergelegd in een op 30 en 31 mei 2013 ondertekende vaststellingsovereenkomst. Artikel D. van deze vaststellingsovereenkomst luidt als volgt:
“1. Het concurrentie- en relatiebeding, zoals overeengekomen in artikel 9 van de certificaathoudersovereenkomst, zal worden gematigd. In plaats van deze bedingen is het [gedaagde sub 1], voor de duur van twee jaar na beëindiging van de managementovereenkomst, verboden op enigerlei wijze direct en/of indirect, diensten aan te bieden aan of werkzaam te zijn voor of bij c.q. direct en/of indirect betrokken te zijn bij de volgende relaties van brand Masters:
  • Mars (producent van onder andere mars, Snickers, M&M’s, Twix, Pedigree, Whiskas);
  • Kraft (producent van onder andere Milka, Toblerone, Cote d‘Or, Cadbur, LU, Stimorol);
  • Ferrero (producent van onder andere kinder, Rocher, Tic Tac, Mon Cheri).
2. Dit relatiebeding geldt voor alle vennootschappen van de hiervoor vermelde relaties wereldwijd. Met betrekking tot de relatie Kraft wordt opgemerkt dat de naam van de chocolade- en zoetwarendivisie recentelijk is gewijzigd in Mondelez International. Deze onderneming valt tevens onder de reikwijdte van het relatiebeding.
3. Indien [gedaagde sub 1] handelt in strijd met het relatiebeding, verbeurt hij ten behoeve van Brand Masters een direct opeisbare boete ineens van € 10.000,- per overtreding en € 1.000,- voor elke dag dat deze overtreding voortduurt, onverminderd het recht van Brand Masters om schadevergoeding te eisen van [gedaagde sub 1].”
2.7.
Op 4 juli 2013 heeft [gedaagde sub 1] Trade Guard opgericht. Deze onderneming houdt zich, evenals Brand Masters, (onder meer) bezig met de handel in chocolade en andere zoetwaren. [gedaagde sub 1] is mede-aandeelhouder en medebestuurder van Trade Guard.
2.8.
Brand Masters heeft een kort geding procedure aanhangig gemaakt waarin zij, samengevat, vordert gedaagden te verbieden om in de periode 1 juni 2013 tot 1 juni 2015 op enigerlei wijze direct en/of indirect diensten aan te bieden aan of werkzaam te zijn voor of bij c.q. direct of indirect betrokken te zijn bij alle vennootschappen (wereldwijd) van Mars, Ferrero en Kraft/Mondelez, zulks op straffe van een dwangsom.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Brand Masters vordert, na wijziging van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. gedaagden te bevelen om een afschrift van de (e-mail)correspondentie die [gedaagde sub 1] en/of Trade Gard en/of SPARQ Retail hebben gevoerd met Mondelez International, Mars en Ferrero, aan Brand Masters ter beschikking te stellen, binnen vier dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven aan dit bevel te voldoen;
b. gedaagden te bevelen om een afschrift van de overeenkomsten (inclusief opdrachtbevestigingen) die [gedaagde sub 1] en/of Trade Gard en/of SPARQ Retail hebben gevoerd met Mondelez International, Mars en Ferrero hebben afgesloten, aan Brand Masters ter beschikking te stellen, binnen vier dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven aan dit bevel te voldoen;
c. gedaagden te bevelen om een afschrift van het businessplan dat [gedaagde sub 1] bij Ferrero heeft gepresenteerd, aan Brand Masters ter beschikking te stellen, binnen vier dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven aan dit bevel te voldoen;
d. één of meer derde(n) te benoemen die inzage zal c.q. zullen hebben in de documenten zoals gevorderd onder sub a tot en met c en hiervan een afschrift of uittreksel zal maken ten behoeve van Brand Masters;
met veroordeling van gedaagden in de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 1.275,00 en gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Zij stelt daartoe het navolgende. Voldaan is aan de voorwaarden voor toewijzing van een exhibitievordering ex artikel 843a lid 1 Rv. Gedaagden hebben het door Brand Masters met [gedaagde sub 1] overeengekomen relatie- en geheimhoudingsbeding overtreden. Teneinde haar bewijspositie te verstevigen alsmede om helder te krijgen in hoeverre en hoe vaak het overeengekomen relatie en/of geheimhoudingsbeding door [gedaagde sub 1] is overtreden heeft Brand Masters, mede gezien de zakelijke contacten die [gedaagde sub 1] en/of Trade Guard en/of SPARQ Retail met de relaties van het bewuste relatiebeding hebben onderhouden, rechtmatig belang bij inzage in de door haar gevorderde bescheiden. Bovendien vordert Brand Masters afschrift van concreet omschreven stukken en hebben de stukken betrekking op een rechtsbetrekking waarin Brand Masters partij is.
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer tegen de incidentele vordering en concluderen tot afwijzing van de vordering. Zij stellen dat Trade Guard en SPARQ Retail geen partij zijn bij de overeenkomst tussen Brand Masters enerzijds en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] anderzijds. Zij zijn niet gebonden aan een relatie- en geheimhoudingsbeding jegens Brand Masters, en ten aanzien van hen heeft Brand Masters dan ook geen gerechtvaardigd belang bij afgifte van of inzage in de gevorderde bescheiden. Integendeel zowel Trade Guard als SPARQ Retail zijn concurrenten van Brand Masters en zij hebben er juist alle belang bij dat vertrouwelijke bedrijfsinformatie uit de handen blijft van Brand Masters. Door aanspraak te maken op inzage in de gevraagde gegevens tracht Brand Masters in het bezit te komen van vertrouwelijke bedrijfsinformatie van haar concurrenten. Voor dat doel mag artikel 843a Rv niet worden toegepast. Brand Masters heeft geen belang bij en recht op inzage in de gevraagde stukken.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze ter zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van drie cumulatieve vereisten. In elk geval moet eiser een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel. Verder moet hij inzage, afschrift of een uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. In het licht van de door gedaagden aangevoerde verweren zal worden beoordeeld of Brand Masters aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet.
4.2.
Allereerst zal worden beoordeeld of de bescheiden die worden verzocht kunnen worden aangeduid als ‘aangaande de rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn’. Gedaagden hebben aangevoerd dat er ten aanzien van Trade Guard en SPARQ Retail niet aan dit vereiste is voldaan, aangezien zij geen partij zijn bij de vaststellingsovereenkomst tussen Brand Masters enerzijds en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] anderzijds. Gelet op hetgeen de voorzieningenrechter in de kort gedingprocedure met zaak-/rolnummer 275926 / KG ZA 14-38 in zijn vonnis d.d. 19 februari 2014 hieromtrent heeft geoordeeld, is de rechtbank van oordeel dat dit verweer van gedaagden moet worden gepasseerd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn niet alleen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gebonden aan het met Brand Masters overeengekomen relatiebeding, doch vallen vooralsnog ook alle rechtshandelingen van Trade Guard en SPARQ Retail onder de reikwijdte van dit beding. Daarmee is voldaan aan het vereiste dat het moet gaan om bescheiden betreffende een tussen Brand Masters en gedaagden bestaande rechtsbetrekking.
4.3.
Vervolgens zal worden beoordeeld of Brand Masters een rechtmatig belang heeft bij inzage van de door haar gevraagde bescheiden. Gedaagden betwisten dat dit het geval is. Gelet op de overwegingen en de beslissing van de voorzieningenrechter van deze rechtbank in voornoemd kort gedingvonnis van 19 februari 2014, is de rechtbank van oordeel dat Brand Masters voldoende belang heeft bij de door haar gevorderde inzage in de gevraagde bescheiden. De voorzieningenrechter heeft in genoemd vonnis geoordeeld dat het voldoende aannemelijk is dat het relatiebeding is geschonden door gedaagden en heeft gedaagden een verbod opgelegd tot het, kort weergegeven, direct dan wel indirect benaderen van de drie in het relatiebeding genoemde relaties van Brand Masters. Ten behoeve van de bodemprocedure dient Brand Masters in de gelegenheid te zijn vast te stellen in welke mate het relatiebeding, als ook het geheimhoudingsbeding door gedaagden is geschonden. Hiervoor is inzage in de gevraagde bescheiden vereist. Daarmee is het rechtmatig belang van Brand Masters bij inzage van de bescheiden gegeven.
4.4.
Voorts moet worden beoordeeld of voldaan is aan de eis van ‘bepaalde bescheiden’. Gedaagden hebben niet betwist dat daarvan sprake is. De rechtbank is ook ambtshalve van oordeel dat hieraan wordt voldaan.
4.5.
Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of er gewichtige redenen zijn die aan de exhibitieplicht in de weg staan en of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Gesteld noch gebleken is dat Brand Masters op andere, voor gedaagden minder belastende, wijze over de benodigde informatie kan beschikken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat inzage in de genoemde stukken noodzakelijk is om te kunnen vaststellen of gedaagden het door [gedaagde sub 1] en[gedaagde sub 2] met Brand Masters overeengekomen relatiebeding hebben geschonden.
Gedaagden hebben er voorts op gewezen dat Trade Guard en SPARQ Retail als concurrenten van Brand Masters belang hebben bij het niet openbaar maken van hun bedrijfsgegevens. De rechtbank oordeelt hierover dat het gerechtvaardigd belang van gedaagden bij de geheimhouding van hun bedrijfsgegevens in het onderhavige
geval - waarin bij Brand Masters een reële verdenking is gerezen van het toebrengen van schade door gedaagden - dient te wijken voor het belang van Brand Masters. Daarbij komt dat Brand Masters ter voorkoming van onnodige schending van het belang van gedaagden bij geheimhouding van hun bedrijfsgegevens, na wijziging van haar vordering, heeft gevorderd een derde te benoemen die inzage zal hebben in de door haar gevraagde stukken, zodat zij slechts op de hoogte zal worden gebracht van de voor haar relevante informatie. Gedaagden hebben - voor het geval de vordering tot inzage van bescheiden zou worden toegewezen - ingestemd met de benoeming van een derde.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan de voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan, zodat de incidentele vordering voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank ziet, mede gelet op het verweer van gedaagden tegen de hoogte van de gevorderde dwangsom, aanleiding om de dwangsom te matigen tot een bedrag van € 1.000,00 per dag en daaraan een maximum te verbinden van € 25.000,00. Geen van partijen heeft zich ter zitting uitgelaten over de persoon van de te benoemen derde. De rechtbank is voornemens de heer H.D. Rijkse als deskundige te benoemen. De rechtbank heeft inmiddels contact gehad met de heer Rijkse voornoemd (Accountants- en adviesgroep Rijkse, Postbus 325 4330 AH Middelburg, telefoonnummer: 011-8678900).
Hij heeft telefonisch aan de rechtbank laten weten vrij te staan om in onderhavige procedure tot deskundige te worden benoemd en daartoe ook bereid en in staat te zijn. Alvorens de rechtbank tot benoeming van de deskundige overgaat, zullen partijen eerst in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de benoeming van de heer Rijkse voornoemd.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
verwijst de zaak om reden als onder rechtsoverweging 4.6. van dit vonnis genoemd naar de rol van woensdag 5 maart 2014;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2014.