In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de eiseres, Brand Masters B.V., een vordering ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om inzage te verkrijgen in bepaalde bescheiden. De eiseres stelt dat gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], Trade Guard B.V. en SPARQ Retail B.V., het relatie- en geheimhoudingsbeding hebben geschonden. De rechtbank heeft op 19 februari 2014 vonnis gewezen in het incident, waarin de vordering van Brand Masters werd beoordeeld.
De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden voor toewijzing van de exhibitieplicht is voldaan. Brand Masters heeft een rechtmatig belang bij inzage in de gevraagde bescheiden, die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin zij partij is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bescheiden die worden verzocht, kunnen worden aangeduid als 'aangaande de rechtsbetrekking waarin de gedaagde of zijn rechtsvoorgangers partij zijn'. Dit betekent dat de gedaagden niet konden ontkomen aan de verplichting om de gevraagde informatie te verstrekken.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen gewichtige redenen zijn die aan de exhibitieplicht in de weg staan. Het belang van Brand Masters bij inzage in de bescheiden weegt zwaarder dan het belang van de gedaagden bij geheimhouding. De rechtbank heeft de dwangsom gematigd tot € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00, en heeft de benoeming van een derde, de heer H.D. Rijkse, als deskundige overwogen om de inzage in de bescheiden te faciliteren. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.