ECLI:NL:RBZWB:2014:1208

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
C/12/85779 / HA ZA 12-260
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een voetbalmakelaar voor verloren investering in kunstfonds

In deze zaak vorderde eiser, een profvoetballer, betaling van een bedrag van € 185.000,-- van gedaagde, een voetbalmakelaar, wegens een verloren investering in een kunstfonds. De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat gedaagde hoofdelijk aansprakelijk was voor het bedrag dat eiser had geïnvesteerd, maar dat niet in de kunst was terechtgekomen. Eiser had in 2010 een bedrag van € 395.000,-- geïnvesteerd in een Belgische vennootschap, waarvan slechts € 165.000,-- daadwerkelijk in kunst was geïnvesteerd. De rechtbank stelde vast dat er een gat van € 185.000,-- was tussen het overgemaakte bedrag en de daadwerkelijke investering. Gedaagde had in e-mails aan eiser toegezegd het ontbrekende bedrag terug te betalen, wat de rechtbank als een bindende toezegging beschouwde. De rechtbank wees de vordering van eiser toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 september 2012. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 10.008,15 werden begroot. De rechtbank wees de overige vorderingen van eiser af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/85779 / HA ZA 12-260
Vonnis van 12 februari 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.J. Roest Crollius te Hilversum,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. F.C.H.M. van der Stap te Breda.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 februari 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 april 2013
  • de akte houdende overlegging producties en nadere toelichting van [gedaagde]
  • de antwoordakte tevens houdende akte inbreng productie tevens houdende akte aanvulling en/of vermeerdering grondslag van de kant van [eiser]
  • de antwoordakte tevens houdende akte inbreng producties van de zijde van [gedaagde]
  • de antwoordakte van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sinds 1999 is er tussen [eiser], toen woonachtig in Nigeria, en [gedaagde] – werkzaam als zaakwaarnemer c.q. makelaar van voetballers in het betaalde voetbal – contact. In 1999 is [eiser] als 17-jarige naar Europa gekomen met het doel een carrière als profvoetballer op te bouwen. Thans is hij een succesvol profvoetballer, in dienst van de Franse voetbalclub Montpellier Hérault Sporting Club.
2.2.
In 2003 heeft [eiser] – met medewerking c.q. bemiddeling van [gedaagde] – bij Hansard Europe Limited, gevestigd in Ierland, (hierna: Hansard) een pensioenpolis (met nummer 101312M) afgesloten. Op dezelfde wijze heeft hij in 2007 een tweede pensioenpolis (met nummer 104495P) bij Hansard afgesloten. [eiser] had per mei 2012 in deze twee polissen in totaal een bedrag van € 900.000,-- gestort.
2.3.
In 2006 is opgericht de besloten vennootschap [naam B.V.] (hierna: de B.V.), statutair gevestigd te Zierikzee. In de B.V. is [eiser] voor 50% aandeelhouder; de andere 50% van de aandelen worden gehouden door [naam B.V.] (van welke B.V. [gedaagde] de (enige) aandeelhouders en bestuurders zijn). Bestuurder van de B.V. is [naam B.V.].
2.4.
In 2010 heeft [eiser] – nadat [gedaagde] die mogelijkheid had aangedragen – ervoor gekozen van het op voormelde polissen bij Hansard gestorte bedrag een deel, groot
€ 395.000,-- te investeren in een Belgische vennootschap, die zich met kunst bezighield.
Vervolgens is genoemd bedrag (€ 350.000,-- in juni 2010 en € 45.000,-- in augustus 2010) gestort op de rekening van de B.V.. Vanaf die rekening zijn bedragen overgemaakt aan “Hajenius Enterpriseses S.A.” (verder: Hajenius), onder vermelding van “aankoop Artesoris”. Van de kunstinvestering bestaat een schriftelijke overeenkomst, waaruit blijkt dat [eiser] een bedrag van € 165.000,-- heeft geïnvesteerd.
2.5.
In mei 2012 is over deze investering tussen partijen als volgt (per e-mail) gecommuniceerd:
([gedaagde]:)
“Herewith we send you the confirmation of the reciept of the money from Hansard and the payment for Artesoris.
We would like to recieve the document you recieved from Artesoris so we can contact our agent and find out what exactly happened. If it seems that this transaction is not according the agreed, we will take full responsibility and make sure that you will recieve the remaining money. Remember that in the amount from Hansard was also a bonus which was paid to you.”
([eiser]:)
“You can contact Artesoris called now Aristophil on +32 (0)2.346.52.06 and they will confirm to you that they only recieved 165 000 euros.
In a document from you, you introduce Artesoris as part of Hajenius which is not the case, and that if I invest a minimum of 250 000 euros I will recieve 50.000. So I did transfer 350000 euros from Hansard to Hajenius fort hat investment and did recieve 50 000 as was agreed.
On the other side on the [naam B.V.] statement appeared on privat cost a transfer of 350000 euros tot Artesoris on the 4th jun 2010 and then 45000 on the 7th of August 2010 so it made a total of 395 000, so 230 000 euros are missing.
You can contact Hajenius on this number 0032 470 904 652.”
([gedaagde]:)
“Since yesterday we know the status regarding your investments and we are looking in to this case, but that is not your problem. As we said in the mail we are responsible for that and we will pay you back the missing amount.
We spoke to Artesoris (or it’s new name) and what you write is correct. But we will solve this case untill the last penny, because it is our responabiliy towards you.”
2.6.
Op 23 augustus 2012 heeft [eiser] – met toestemming van de voorzieningenrechter van deze rechtbank – ten laste van [gedaagde] conservatoir (derden-)beslag laten leggen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] hoofdelijk veroordeelt tot:
1) betaling aan hem van een bedrag van € 230.000,--, althans enig bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en
2) betaling aan hem van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 4.000,-- althans € 2.925,--, te vermeerderen met BTW en met de wettelijke rente vanaf 19 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten voor beslag, en in de nakosten.
3.2.
[eiser] stelt dat alle onder de feiten genoemde (financiële) transacties zijn voorbereid en uitgevoerd door [gedaagde]; [eiser] vertrouwde hem volledig. Ook de kunstinvestering is, nadat [gedaagde] daartoe initiatief had genomen en [eiser] had overgehaald daarmee akkoord te gaan, volledig door [gedaagde] geregeld. Hij heeft alleen zijn handtekening gezet onder twee opdrachtformulieren, die hij van [gedaagde] kreeg, waarmee bedragen van respectievelijk € 75.000,-- en € 275.000,-- naar Hajenius zouden worden overgemaakt. Uit de overgelegde stukken (m.n. productie 2 bij dagvaarding) blijkt dat deze bedragen via de bankrekening van de B.V. in hun geheel naar Hajenius zijn overgemaakt. De door [gedaagde] overgelegde bankafschriften, waaruit zou moeten blijken dat minder naar Hajenius is overgemaakt, zijn gemanipuleerd en onjuist. Het was niet de bedoeling dat de betalingen via de B.V. zouden plaatsvinden. Kennelijk zijn door [gedaagde] (die via [naam B.V.] de feitelijke bestuurder van de B.V. is) de betreffende opdrachten gewijzigd; daarvan was [eiser] niet op de hoogte. Feitelijk heeft dus [gedaagde] de betalingsopdrachten gegeven. Later is nog een bedrag van € 45.000,-- uit een van de polissen bij Hansard (op dezelfde wijze) overgemaakt. [gedaagde] heeft [eiser] nauwelijks toelichting gegeven over (het verloop van) zijn investeringen. Toen [eiser] in 2012 zelf onderzoek ging doen, bleek dat bij de Belgische kunstvennootschap (die inmiddels “Aristophil” was geheten) slechts een bedrag van € 165.000,-- – niet in kunst maar slechts in een “gebruiksrecht” ervan – was geïnvesteerd. [gedaagde] heeft geen duidelijkheid kunnen geven over de ontbrekende € 230.000,--. Er is geen bedrag op de eigen rekening van [eiser] gestort en evenmin laat Van Vossen zien dat een deel van het bedrag dat vanuit de polissen bij Hansard naar de B.V. was gestort, in die vennootschap is gebleven. Dat kan ook niet blijken uit de door [gedaagde] zonder onderbouwende stukken overgelegde overzicht van de rekening-courantverhouding tussen de B.V. en [eiser]. [eiser] heeft wel € 50.000,-- van Hajenius ontvangen, doch dat was een bonus in verband met het feit dat hij met meer dan € 250.000,-- investeerde en niet een (terug-)betaling van een deel van het geïnvesteerde bedrag. [gedaagde] heeft (e-mails) meermalen aangegeven jegens [eiser] voor het bedrag van € 230.000,-- persoonlijk aansprakelijk te zijn en garant te staan. [eiser] vordert betaling door [gedaagde] van dat bedrag, primair op basis van die mededeling van [gedaagde] heeft voorts jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld door hem te bewegen in kunst te investeren, door betalingsopdrachten op bovenstaande wijze te manipuleren en – ten onrechte – de indruk te wekken dat niet het totale bedrag van € 395.000,-- was overgemaakt naar de Belgische kunstvennootschap. [eiser] maakt voorts aanspraak op wettelijke rente en op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van 2 punten van het liquidatietarief (derhalve € 4.000,--) dan wel – als wordt uitgegaan van de vanaf 1 juli 2012 geldende regeling – € 2.925,--, te vermeerderen met BTW.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt sedert 2003 veel voor [eiser] te hebben gedaan. Initiatieven voor beleggingen en investeringen zijn steeds van [eiser] gekomen, en dat was ook zo bij het aangaan van de pensioenpolissen bij Hansard. De investering bij Artesoris is vanuit Hansard aan [gedaagde] voorgesteld; deze investering zou meer rendement opleveren. [gedaagde] heeft de informatie doorgespeeld naar [eiser]. [eiser] heeft toen zelf kenbaar gemaakt dat hij wilde investeren, en wel in twee overeenkomsten voor bedragen van respectievelijk € 165.000,-- en € 230.000,--. De overeenkomst voor
€ 165.000,-- is gesloten; voor zover [gedaagde] weet is de tweede overeenkomst (voor € 230.000,--) niet gesloten. Niet [gedaagde], maar [eiser] zelf heeft opdracht gegeven om
€ 395.000,-- (eerst) over te maken naar de rekening van de B.V.; dat kon ook niet anders gelet op de regels van Hansard. Hierover is nadrukkelijk met [eiser] gesproken. Van het naar de B.V. gestorte bedrag is € 180.000,-- in de B.V. gebleven en is € 215.000,-- bij Hajenius Enterprises S.A. terecht gekomen (prod. 12 bij de akte houdende overlegging producties en nadere toelichting van [gedaagde]). Op diens verzoek is daarna € 50.000,-- door Hajenius aan [eiser] privé overgemaakt, waarna € 165.000,-- resteerde voor de kunstinvestering. Een en ander blijkt ook uit het overzicht van de rekening-courant verhouding tussen de B.V. en [eiser]. [eiser] was van een en ander op de hoogte. In april/mei 2012 deed zich een omslag voor in de verhouding tussen [gedaagde] en [eiser]; overleg was toen niet meer mogelijk. Gelet op het vorenstaande betwist [gedaagde] aansprakelijk te zijn voor betaling van € 230.000,--. Uit de in een e-mail gedane toezegging van [gedaagde] dat hij de zaak zal uitzoeken en dat hij zich ervoor verantwoordelijk acht dat het ontbrekende bedrag aan [eiser] wordt voldaan, kan niet worden afgeleid dat hij persoonlijk jegens [eiser] aansprakelijk is en voor het ontbrekende bedrag garant zou staan. Tegen de ter comparitie gemaakte aanvulling van de grondslag van de vordering met de grondslag onrechtmatige daad maakt [gedaagde] bezwaar; die grondslag is niet eerder aangevoerd en voorts is niet duidelijk wat [gedaagde] precies wordt verweten. Er is geen sprake geweest van manipulatie of valsheid. Nu de vordering grondslag ontbeert, moeten ook de gevorderde rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [eiser] in 2010 bereid was met een bedrag van € 395.000,-- te investeren in een Belgische vennootschap, die zich met kunst bezig hield en die toen kennelijk Artesoris was geheten en thans Aristophil heet. Voorts staat ook vast dat het betreffende bedrag (in delen) vanuit de pensioenpolissen, die [eiser] bij Hansard had afgesloten, is overgemaakt op de bankrekening van de B.V.
4.2.
Bij dagvaarding heeft [eiser] een bankafschrift overgelegd, waaruit blijkt dan vanaf ABN-Amro-rekening 61.90.79.398 van de B.V. op 4 juni 2010 zes bedragen van € 50.000,-- en één bedrag van € 49.990,-- (dus in totaal een bedrag van € 349.990,--) is overgemaakt naar een bankrekening van Hajenius, steeds onder vermelding van “aankoop Artesoris”. [gedaagde] heeft deze betalingen voor een deel betwist; hij stelt dat slechts een bedrag van € 215.000,-- vanaf genoemde bankrekening van de B.V. naar Hajenius is overgemaakt. Ter onderbouwing daarvan legt ook hij een bankafschrift van genoemde bankrekening van de B.V. over, waarop vier betalingen van € 50.000,-- en ‘’een betaling van € 15.000,-- aan Hajenius zijn vermeld. Op dat door [gedaagde] overgelegde bankafschrift zijn echter delen weggelakt. Bovendien vermeldt het bankafschrift dat het bestaat uit drie bladen, terwijl er maar twee door [gedaagde] zijn overgelegd. Met dit door [gedaagde] overgelegde stuk is niet aangetoond dat de betalingen die uit het door [eiser] overgelegde stuk blijken, niet zouden zijn gedaan. Aan de stelling dat er € 180.000,-- in de B.V. zou zijn gebleven en dat er € 50.000,-- door Hajenius zou zijn teruggestort aan [eiser] in privé, gaat de rechtbank voorbij, nu die stellingen deels strijdig zijn met de hiervoor vastgestelde betalingen en overigens niet met relevante schriftelijke stukken zijn onderbouwd. De rechtbank gaat er vanuit dat in ieder geval € 349.990,-- vanaf de rekening van de B.V. ter investering in Artesoris is overgemaakt aan Hajenius. Een (latere) betaling vanaf de bankrekening van de B.V. aan Hajenius van nog eens € 45.000,-- is door [eiser], gelet op de betwisting door [gedaagde], onvoldoende onderbouwd; van die betaling is immers geen onderbouwend stuk overgelegd. De rechtbank gaat uit van een betaling aan Hajenius – als investering in Artesoris – van € 349.990,--.
4.3.
In april/mei 2010 is [eiser] kennelijk gebleken dat hij in Artesoris slechts met een bedrag van € 165.000,-- had geïnvesteerd. Blijkens de niet bestreden e-mails die tussen partijen zijn gewisseld (hiervoor weergegeven onder 2.5) heeft [eiser] onderzoek gedaan bij Artesoris (inmiddels Aristophil) en bij Hajenius en is hem daar duidelijk gemaakt dat er voor niet meer dan € 165.000,-- was geïnvesteerd. In deze procedure heeft [gedaagde] die conclusie niet bestreden; ook hij gaat uit van een investering, die niet groter is geweest dan € 165.000,--. Ook de rechtbank zal uitgaan van een daadwerkelijk investering van niet meer dan € 165.000,--.
4.4.
Aldus is er een gat tussen het vanuit de B.V. aan Hajenius daartoe overgemaakte bedrag en de daadwerkelijke investering in Artesoris; [eiser] spreekt van € 230.000,--, maar gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank uit van een gat van € 185.000,--. Over hoe en waar het gat is ontstaan is in deze procedure door partijen geen duidelijkheid gegeven; kennelijk weten zij dat ook niet. Voorts heeft geen van beide partijen (kennelijk) Hajenius en/of Artesoris aansprakelijk gesteld. De vraag die nu voorligt, is of in de verhouding tussen partijen [eiser] het verlies dient te nemen of dat [gedaagde] hem het “verdwenen” bedrag dient te vergoeden. Uit de stukken blijkt dat [eiser] uitvoering van financiële zaken overliet aan [gedaagde]. De B.V. (gevestigd te [woonplaats], woonplaats van [gedaagde]) werd feitelijk (via hun vennootschap [naam B.V.]) door [gedaagde] bestuurd. Stukken werden door [gedaagde] opgemaakt en waar nodig ter ondertekening naar [eiser] gezonden. Over de investering in Artesoris is tussen partijen in persoon gesproken; hoewel via de B.V. gedaan betrof het geen investering van de B.V.. In het licht van deze verhouding tussen partijen is het begrijpelijk dat [gedaagde] zich in mei 2010 persoonlijk het feit dat kennelijk geld van [eiser] was verdwenen, heeft aangetrokken. In deze context zijn ook de uitlatingen van [gedaagde] in de onder 2.5 weergegeven e-mails begrijpelijk, en mocht [eiser] er op vertrouwen dat van Vossen hetgeen hij daar aan [eiser] meedeelde, zou nakomen.
4.5.
Daar waar [gedaagde] thans stelt dat zij slechts heeft toegezegd de zaak goed te zullen uitzoeken, komt dat niet overeen met de tekst van de mails, waarin hij letterlijk zegt: “we will pay you back the missing amount”. Overigens heeft [gedaagde] in de procedure niets overgelegd waaruit blijkt dat zij inderdaad onderzoek gedaan heeft naar het verdwenen bedrag. De rechtbank is van oordeel dat [eiser], gelet op de stelligheid van de toezegging van [gedaagde] en mede in aanmerking genomen de verhouding zoals die tot dan toe tussen partijen was geweest, erop mocht rekenen dat als er geen duidelijkheid zou komen over waar het verdwenen geld was,[gedaagde] het bedrag aan hem zou vergoeden. De vordering van [eiser] zal dan ook tot het bedrag waarvan vast staat dat het aan Hajenius is betaald en niet tot investering in Artesoris heeft geleid, derhalve tot het bedrag van € 185.000,--, te vermeerderen met de voor het geval de vordering zou worden toegewezen niet betwiste wettelijke rente vanaf 19 september 2012, worden toegewezen.
4.6.
De door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, nu niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat vóór de aanvang van het geding andere of meer kosten zijn gemaakt dan die welke ter voorbereiding van een geding in het algemeen redelijk en noodzakelijk zijn, welke laatste kosten, nu een geding is gevolgd, moeten worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4.7.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure (inclusief de kosten van beslag), aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
- dagvaardingskosten € 90,64
- vast recht € 1.436,--
- beslagexploot € 481,51
- salaris advocaat
€ 8.000,--(4 x tarief VI, € 2.000,--)
totaal € 10.008,15,
alsmede in de nakosten.

5.De beslissing

De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van € 185.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 10.008,15.
veroordeelt [gedaagde] voorts in de nakosten, begroot op een bedrag van € 131,--, dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, op een bedrag van € 199,--;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2014.