In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2014, gaat het om de vraag of eisers tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen een besluit van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat (ISD) dat hun bijstandsuitkering herzien heeft. Het primaire besluit, dat op 4 oktober 2012 aan eisers is verzonden, leidde tot een korting van 40% op hun uitkering voor de maanden november en december 2012. Eisers hebben op 12 november 2012 bezwaar gemaakt, maar ISD verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat eisers de termijn voor het indienen van het bezwaar zouden hebben overschreden.
De rechtbank oordeelt dat eisers moeten aantonen dat hun bezwaarschrift op of vóór het einde van de bezwaartermijn is ontvangen. Een door ISD ondertekende ontvangstbevestiging wekt het vermoeden dat het bezwaar tijdig is ingediend, tenzij ISD kan bewijzen dat deze ontvangstbevestiging niet authentiek is. ISD betwist de authenticiteit van de ontvangstbevestiging en stelt dat eisers een vervalst document hebben ingediend. De rechtbank concludeert dat ISD in haar bewijslast is geslaagd, onderbouwd door rapporten van deskundigen die twijfels uitspreken over de authenticiteit van de ontvangstbevestiging.
De rechtbank stelt vast dat eisers niet hebben aangetoond dat zij tijdig bezwaar hebben gemaakt. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het maken van bezwaar is overschreden en dat er geen verschoonbare redenen zijn die deze overschrijding rechtvaardigen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van ISD om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om ISD te veroordelen tot vergoeding van proceskosten, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.