Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[gedaagde]
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De verdere beoordeling
- Bij beschikkingen van deze rechtbank van 16 juli 2010 zijn de goederen van [eiseres] en wijlen haar partner [naam] onder bewind gesteld met benoeming van [gedaagde] tot bewindvoerster.
- [eiseres] en [naam] woonden toen reeds gedurende ruim 26 jaar samen.
- Voorafgaand aan het bewind hadden zij een gezamenlijke (en/of) betaalrekening; deze is door [gedaagde] opgeheven, waarna door haar op 13 september 2010 een saldo van € 1.082,57 is overgeboekt naar een op naam van [naam] geopende betaalrekening met nummer 1333.20.685. Van die rekening is op 6 januari 2011 een bedrag van € 3.500,-- overgeboekt als spaartegoed naar een op naam van [naam] geopende spaarrekening met nummer 3291.734.076.
- Op 10 januari 2012 is [naam] overleden.
- Per 1 augustus 2012 is het over de goederen van [eiseres] ingestelde bewind opgeheven.
- Kort nadien heeft [eiseres] haar administratie bij [gedaagde] opgehaald.
- Bij die gelegenheid is haar door [gedaagde] een dechargeverklaring met dagtekening
- Op 30 augustus 2012 heeft [gedaagde] aan de notaris van de erfgenamen van [naam]
- Op 23 oktober 2012 heeft [eiseres] van [gedaagde] een bericht met de eindrekening en verantwoording voor 2012 ontvangen.
- Bij brief van haar gemachtigde van 5 november 2012 heeft [eiseres] kenbaar gemaakt dat en waarom zij zich niet in die eindrekening en verantwoording kan vinden en heeft zij [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor door haar geleden schade, op dat moment door haar begroot op € 4.122,--.
- In reactie daarop heeft [gedaagde] bij brief van 12 februari 2013 erkend dat door haar fouten zijn gemaakt en samengevat aangegeven, dat zij de schade voor [eiseres] berekent op € 1.133,17 en dat zij - kennelijk onder verlating van een door haar eerder gedaan aanbod van € 500,-- - bereid is dat bedrag aan [eiseres] te vergoeden.
- [eiseres] heeft dat aanbod bij brief van haar gemachtigde van 12 maart 2013 van de hand gewezen, kort gezegd, omdat daarbij geen rekening zou zijn gehouden met het saldo op de betaalrekening en met de uitkering, die haar op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) - eerst - vanaf april 2012 is versterkt.
- Na een schriftelijke reactie van [eiseres] van 9 april 2013 op een daarop gevolgde brief met vraagpunten van [gedaagde], is een - verdere - inhoudelijke reactie van [gedaagde] uitgebleven.
€ 3.091,65.
nog bedragen ten behoeve van [eiseres] zijn binnen gekomen en afgeschreven. Volgens onbetwiste opgave van [gedaagde] betreft het totaalbedrag aan over de periode van januari tot en met mei 2012 ten behoeve van [eiseres] doorbetaalde lasten € 4.917,83 en is over die periode van [eiseres] aan inkomsten, waarmee die lasten deels zijn voldaan, ontvangen
€ 2.042,--. Dit betekent dat per saldo ten behoeve van [eiseres] een bedrag van € 2.875,83 van de betaalrekening is afgeschreven. Voor zover [eiseres] zich eerder op het standpunt heeft gesteld, dat bij deze berekening (ook) moeten worden meegenomen de inkomsten uit de WWB-uitkering, die haar vanaf april 2012 is verstrekt (een bedrag van 2 x € 935,46 per maand = € 1.870,92), heeft [gedaagde] dit standpunt met haar gemotiveerde, aan de hand van door haar verstrekte overzichten van de betaalrekening en de per mei 2012 voor [eiseres] geopende aparte beheerrekening, voldoende weerlegd. Overigens heeft [eiseres] de juistheid van die toelichting ook niet nader weersproken.
€ 2.339,--, zodat [gedaagde] aan [eiseres] als schade dient te vergoeden een totaalbedrag van
€ 2.554,83.