In deze zaak hebben eisers, wonende te Dinteloord, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen, dat op 30 mei 2013 een omgevingsvergunning heeft verleend aan de vergunninghouder voor het exploiteren van een varkenshouderij. De eisers vrezen dat de vergunning voor de loods en de mestsilo in strijd is met het bestemmingsplan en dat dit zal leiden tot geurhinder. Tijdens de zitting op 31 januari 2014 hebben eisers hun bezwaren toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. H.H.C. Mailoa.
De rechtbank heeft overwogen dat de mestsilo moet worden aangemerkt als een bouwwerk, maar dat deze vergunningvrij kan worden opgericht, mits het gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mestsilo in overeenstemming is met de agrarische bestemming van het perceel en dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat deze in strijd met het bestemmingsplan zal worden gebruikt. De rechtbank heeft ook de bezwaren van eisers tegen de geurhinder en geluidsoverlast beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar deze aspecten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de belangen van de vergunninghouder in acht moeten worden genomen. De rechtbank heeft het college ook veroordeeld in de proceskosten van eisers en het griffierecht vergoed.