Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de beschikking van de inspecteur die de verrekenbaarheid van een verlies van € 20.056 per 1 januari 2012 had beëindigd. Dit verlies was ontstaan uit ondernemingsverliezen die vóór 2002 waren geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Wet werken aan winst, die de onbeperkte voorwaartse verrekenbaarheid van verliezen heeft beperkt, niet in strijd is met de Grondwet of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het op de hoogte zijn van relevante wetswijzigingen. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.