ECLI:NL:RBZWB:2014:2545

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
02-700026-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Kok
  • A. Kooijman
  • J. van Ginneken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeerszaak: onoplettendheid van verdachte leidt niet tot schuld in de zin van art. 6 WVW

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de verdachte terecht voor een verkeersongeval dat plaatsvond op 28 mei 2012 in Oisterwijk. De verdachte, een wielrenner, fietste samen met een groep van acht andere wielrenners op de Logtsebaan. Tijdens het fietsen had hij onvoldoende aandacht voor het verkeer, wat leidde tot een aanrijding met een tegemoetkomende wielrenster, mevrouw [slachtoffer]. De aanrijding resulteerde in de dood van mevrouw [slachtoffer]. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), maar de verdediging betwistte deze beschuldiging en stelde dat de verdachte niet voldoende verwijtbaar was voor het ongeval.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op het moment van de aanrijding een kort moment van onoplettendheid had, maar dat deze onoplettendheid niet voldoende was om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. De rechtbank stelde vast dat het negeren van een verkeersbord geen invloed had op het ongeval en dat de gedragingen van de verdachte te herleiden waren naar dat moment van onoplettendheid. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte hem wel schuldig aan een overtreding van artikel 5 WVW 1994.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 40 uur en veroordeelde hem tot betaling van schadevergoeding aan de nabestaanden van mevrouw [slachtoffer]. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op zowel de verdachte als de nabestaanden, en concludeerde dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was geweest. De uitspraak werd gedaan op 17 april 2014.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 700026-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1950 te [geboortedag]
wonende te [woonplaats], [woonplaats]
raadsman mr. Olie, advocaat te Goes

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 april 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij, op of omstreeks 28 mei 2012, in de gemeente Oisterwijk, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een racefiets (merk: Henk
Baars), (zich bevindende in een groep van meerdere wielrenners), daarmede
rijdende over de weg, de Kollenburgsebaan en gaande in de richting van de weg,
de Logtsebaan en naderend een hem, verdachte, over die Logtsebaan,
tegemoetrijdende bestuurster van een racefiets (merk: Jan Janssen),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans
aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of
ondeskundig,
(gekomen ter hoogte van het punt alwaar de weg, de Kollenburgsebaan, overgaat
in de weg, de Logtsebaan),
- geen gevolg te geven aan een in zijn, verdachte's, richting gekeerd, voor
hem, verdachte, bestemd, aldaar geplaatst, verkeersbord van het model D-2, van
de Bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990,
aanduidende: "Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de
zijde die de pijl aangeeft", doch dat gebodsbord, gezien zijn, verdachte's,
rijrichting, "links", in plaats van "rechts", voorbij te rijden
en/of
- ( vervolgens), (inmiddels) rijdende op de weg, de Logtsebaan, zijn,
verdachte's, aandacht niet, althans niet voldoende en/of bij voortduring te
richten en/of gericht te houden op het zich voor hem, verdachte, op de rijbaan
van die weg bevindende overige verkeer
en/of
- niet, althans niet behoorlijk, te anticiperen op het zich op die weg
bevindende overige verkeer
en/of
- niet het verloop van de voor hem, verdachte, bestemde weghelft van die
rijbaan van die weg bij voortduring te blijven volgen, doch (gedeeltelijk) op
de weghelft van die weg, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende
verkeer is gaan en/of is blijven rijden
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende, gezien zijn, verdachte's,
rijrichting, "naar rechts" uit te wijken, op het moment dat een hem,
verdachte, over die weg tegemoetrijdende bestuurster van een racefiets (merk:
Jan Janssen), hem, verdachte tot op zeer korte afstand was genaderd,
(mede) tengevolge waarvan hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met
die hem, verdachte, tegemoetkomende fiets(ster), althans (mede) tengevolge
waarvan de sturen van beide racefietsen op een zodanige wijze in elkaar zijn
gehaakt, dat beide bestuurders ten val zijn gekomen,
waardoor de bestuurster (genaamd: [slachtoffer]), van genoemde racefiets
(merk: Jan Janssen) werd gedood,
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 28 mei 2012, in de gemeente Oisterwijk, als bestuurder
van een racefiets (merk: Henk Baars), (zich bevindende in een groep van
meerdere wielrenners), daarmede rijdende over de weg, de Kollenburgsebaan en
gaande in de richting van de weg, de Logtsebaan en naderend een hem,
verdachte, over die Logtsebaan, tegemoetrijdende bestuurster van een racefiets
(merk: Jan Janssen),
(gekomen ter hoogte van het punt alwaar de weg, de Kollenburgsebaan, overgaat
in de weg, de Logtsebaan),
- geen gevolg heeft gegeven aan een in zijn, verdachte's, richting gekeerd,
voor hem, verdachte, bestemd, aldaar geplaatst, verkeersbord van het model
D-2, van de Bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990,
aanduidende: "Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de
zijde die de pijl aangeeft", doch dat gebodsbord, gezien zijn, verdachte's,
rijrichting, "links" in plaats van "rechts", voorbij heeft gereden
en/of
(vervolgens), (inmiddels) rijdende op de weg, de Logtsebaan, zijn,
verdachte's, aandacht niet, althans niet voldoende en/of bij voortduring
gericht heeft gehouden op het zich voor hem, verdachte, op de rijbaan van die
weg bevindende overige verkeer
en/of
- niet, althans niet behoorlijk, heeft geanticipeerd op het zich op die weg
bevindende overige verkeer
en/of
- niet het verloop van de voor hem, verdachte, bestemde weghelft van de
rijbaan van die weg bij voortduring heeft gevolgd, doch (gedeeltelijk) op de
weghelft van die weg, bestemd voor het verdachte, tegemoetrijdende verkeer
heeft gereden
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende, gezien zijn, verdachte's,
rijrichting, "naar rechts" is uitgeweken, op het moment dat een hem,
verdachte, over die weg tegemoetrijdende bestuurster van een racefiets (merk:
Jan Janssen), hem, verdachte, tot op zeer korte afstand was genaderd,
waarna hij, verdachte, (vervolgens) in botsing/aanrijding is gekomen met die,
hem, verdachte, tegemoetkomende fiets(ster), althans waarna de sturen van
beide racefietsen op een zodanige wijze in elkaar zijn gehaakt, dat beide
bestuurders ten val zijn gekomen, waarbij de bestuurster (genaamd: [slachtoffer]
) van de racefiets (merk: Jan Janssen) werd gedood,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd. Zij baseert zich daarbij op bevindingen van de Unit Forensisch Technisch Onderzoek, op verklaringen van getuigen en op de verklaring van verdachte. Onder verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Alkmaar van 17 juni 2010 (ECLI:NL:RBALK:2010:BM8142) is de officier van justitie van mening dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd.
Aangevoerd is dat het negeren van het bord D2 geen enkele invloed heeft gehad op het ontstaan van het ongeval. Daarnaast wordt ontkend dat verdachte niet bij voortduring de aandacht op de weg gericht zou hebben. Hem kan enkel het verwijt gemaakt worden dat hij de tegemoetkomende fietser niet heeft gezien hetgeen zeer aannemelijk is, gelet op zijn positie in de groep wielrenners. Deze gedraging levert naar de mening van de verdediging geen aanmerkelijke mate van verwijtbaarheid op. Voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 28 mei 2012 fietste verdachte, samen met 7 andere wielrenners, op zijn racefiets over de Logtsebaan in Oisterwijk [1] . De groep van 8 wielrenners reed daarbij 2 aan 2. Verdachte reed links achteraan. Hij reed achter een grote man waardoor hij verminderd tot slecht zicht had. Hij fietste dicht op zijn voorganger om in de groep mee te gaan. Er werd ongeveer 25 km/u gefietst. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij iets uit de groep is gekomen, toen zeker op het hart van de weg heeft gereden en toen in aanrijding is gekomen met een tegemoetkomende wielrenster die hij niet had gezien [2] . Daarbij kwamen de sturen in elkaar. De vrouw heeft met haar fietshelm de linkerborst van verdachte geraakt.
Eén van de ploeggenoten zag dat de vrouw de ploeg naderde en dat verdachte haar niet zag. Verdachte reed teveel naar links. Hij reed zeker over de voor hen geldende weghelft [3] .
Bij onderzoek door de Unit Forensisch Technisch Onderzoek is vastgesteld dat de sturen van de fietsen van verdachte (van het merk Henk Baars) en het slachtoffer (van het merk Jan Janssen) in elkaar zijn verhaakt [4] .
Als gevolg van dit ongeval is mevrouw [slachtoffer] overleden [5] . Bij haar werd een breuk van de nekwervel geconstateerd. Daarnaast had zij verwondingen op de neusbrug en op diverse andere plaatsen op het lichaam. Aan de rechterzijde van het borstbeen was een fractuur voelbaar. Zij is overleden ten gevolge van de trauma’s tijdens de frontale botsing.
Is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994?
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 2005, 252) valt in zijn algemeenheid niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin voornoemd artikel. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan schuld in vorenbedoelde zin niet reeds worden afgeleid.
Op grond van de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat bij verdachte sprake is geweest van een moment van onoplettendheid. Als gevolg hiervan is hij in aanrijding gekomen met een tegenligger. Meer dan dat verwijt valt verdachte niet te maken. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het negeren van het verkeersbord D2 geen invloed heeft gehad op het onderhavige ongeval. Andere verwijten zijn verdachte overigens ook niet tenlastegelegd, immers alle in de tenlastelegging aangehaalde gedragingen zijn te herleiden naar het moment van onoplettendheid. In zoverre komt deze zaak dan ook niet overeen met de zaak uit Alkmaar waarnaar de officier van justitie heeft verwezen. Waardoor verdachte een moment niet heeft opgelet, kan, gelet op de tenlastelegging, in het midden blijven.
De enkele (korte) onoplettendheid acht de rechtbank, gelet op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie, onvoldoende om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Wel levert de gedraging van verdachte een overtreding van artikel 5 WVW 1994 op.
Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem primair is tenlastegelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(subsidiair)
hij,op
of omstreeks28 mei 2012, in de gemeente Oisterwijk, als bestuurder
van een racefiets (merk: Henk Baars),
(zich bevindende in een groep van
meerdere wielrenners
), daarmede rijdende over de weg,
de Kollenburgsebaan en
gaande in de richting van de weg, de Logtsebaanen naderend een hem,
verdachte, over de Logtsebaan, tegemoetrijdende bestuurster van een racefiets
(merk: Jan Janssen),
(gekomen ter hoogte van het punt alwaar de weg, de Kollenburgsebaan, overgaat
in de weg, de Logtsebaan),
- geen gevolg heeft gegeven aan een in zijn, verdachte's, richting gekeerd,
voor hem, verdachte, bestemd, aldaar geplaatst, verkeersbord van het model
D-2, van de Bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990,
aanduidende: "Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de
zijde die de pijl aangeeft", doch dat gebodsbord, gezien zijn, verdachte's,
rijrichting, "links" in plaats van "rechts", voorbij heeft gereden
en/of
(vervolgens), (inmiddels) rijdende op de weg, de Logtsebaan,zijn,
verdachte's, aandacht
niet, althansniet voldoende en
/ofbij voortduring
gericht heeft gehouden op het zich voor hem, verdachte, op de rijbaan van die
weg bevindende overige verkeer
en
/of
- niet, althans niet behoorlijk, heeft geanticipeerd op het zich op die weg
bevindende overige verkeer
en/of
- niet het verloop van de voor hem, verdachte, bestemde weghelft van de
rijbaan van die weg bij voortduring heeft gevolgd, doch (gedeeltelijk) op de
weghelft van die weg, bestemd voor het verdachte, tegemoetrijdende verkeer
heeft gereden
en
/of
- niet,
althans niet behoorlijk en/of voldoende,gezien zijn, verdachte's,
rijrichting, "naar rechts" is uitgeweken, op het moment dat een hem,
verdachte, over die weg tegemoetrijdende bestuurster van een racefiets (merk:
Jan Janssen), hem, verdachte, tot op zeer korte afstand was genaderd,
waarna hij, verdachte,
(vervolgens
)in
botsing/aanrijding is gekomen met die,
hem, verdachte, tegemoetkomende fiets
(ster
),
althans waarna de sturen van
beide racefietsen op een zodanige wijze in elkaar zijn gehaakt, dat beide
bestuurders ten val zijn gekomen,waarbij de bestuurster
(genaamd: [slachtoffer]
)van de racefiets (merk: Jan Janssen) werd gedood,
door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 maand, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verzocht is in het kader van de strafmaat en de strafsoort rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte gedurende lange tijd in onzekerheid heeft gezeten of hij al dan niet vervolgd zou gaan worden. Verder is er op gewezen dat verdachte first offender is en dat hij erg betrokken is bij het leed van de nabestaanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 28 mei 2012 heeft zich een dramatisch fietsongeval voorgedaan. Verdachte heeft gedurende korte tijd niet voldoende opgelet. Hierdoor heeft hij gevaar op de weg veroorzaakt. De aanrijding die als gevolg hiervan plaatsvond heeft geleid tot het noodlottige ongeval waarbij de 78-jarige mevrouw [slachtoffer] is komen te overlijden.
Door dit ongeval is groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van mevrouw [slachtoffer]. Dit blijkt ook uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen. Haar dood was voor de familie zeer ingrijpend en geheel onverwacht. Zij hebben geen afscheid meer kunnen nemen van hun levenslustige moeder die nog regelmatig de racefiets pakte. Een van de nabestaanden heeft ook gewezen op het lijden van verdachte. De familie heeft het bijzonder gewaardeerd dat hij samen met zijn teamgenoten bij de begrafenis is geweest en later bloemen op het graf van hun moeder heeft gelegd.
Ook op verdachte heeft het ongeval grote impact gehad. Hij zal moeten leven met de gedachte dat door zijn onoplettendheid een vrouw het leven heeft gelaten. Hiermee houdt de rechtbank bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf rekening. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde een taakstraf voor de duur van 40 uur passend is. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, een voorwaardelijke rijontzegging weinig zinvol.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij, de ervan van mevrouw[slachtoffer], vordert een schadevergoeding van € 11.574,44.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt.
Hierbij merkt de rechtbank overigens wel op dat de raadsman van verdachte een emailbericht heeft overhandigd van een schadebehandelaar van verzekeringsmaatschappij ZLM van 31 maart 2014 waarin is aangegeven dat een bedrag van € 12.232,76 aan de nabestaanden zal worden overgemaakt. Ter zitting is namens de benadeelde partij verklaard dat dit bedrag, voor zover bekend, nog niet is overgemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank de vordering toewijzen tot het gevorderde bedrag en daarbij bepalen dat de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij vervalt op het moment dat het hiervoor genoemde bedrag is uitgekeerd door de verzekeringsmaatschappij.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 5, 177, 178 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, de erven van mevrouw [slachtoffer], van € 11.574,44; deze verplichting tot betaling aan de benadeelde partij vervalt op het moment dat dit bedrag is uitgekeerd door de verzekeringsmaatschappij;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil (BP.06).
Dit vonnis is gewezen door mr. Kok, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Van Ginneken, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 april 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL204K 2012112588 van politie Midden- en West-Brabant, district Tilburg, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 52.
2.De verklaring van verdachte ter zitting van 3 april 2014.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 13 van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van de unit FTO, BHV-nummer: PL204K 2012112588 d.d. 2 november 2012.
5.Het proces-verbaal overlijdensonderzoek en lijkschouw, pagina 47 van voornoemd eindproces-verbaal.