3.1.De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
3.1.1.In de tweede helft van 2010 hebben de gemeenten c.s. voor de aanbesteding van de “Regiotaxi Midden Brabant” een Europese openbare aanbestedingsprocedure gevolgd. Als basis hiervoor heeft het aanbestedingsdocument van 27 juli 2010 gediend. Dit bestaat uit een algemeen deel, een bijlage 1 geschiktheidsvragen, een bijlage 2 Programma van Eisen en wensen, alsmede de bij dit Programma behorende bijlagen.
3.1.2.In het algemeen deel van het aanbestedingsdocument is het volgende vermeld:
“1.3.1.
Deze aanbesteding heeft als doel het geven van een opdracht die zowel toeziet op de regietaken als de feitelijke uitvoering van ritten. Deze worden tezamen in één perceel aanbesteed. De omzet van het regiotaxivervoer in Midden Brabant bedroeg in 2007 € 10,6 miljoen, in 2008 10,4 miljoen en in 2009 € 10,2 miljoen (excl. BTW).”
3.1.3.Van het Programma van Eisen zijn voor dit geschil de volgende bepalingen van belang.
“2.1.1. Vervoergebied
De reiziger kan reizen binnen het vervoergebied. Het vervoergebied bestaat uit twee delen:
1. het interne vervoergebied, dat wordt gevormd door het grondgebied van de deelnemende gemeenten.
2. het externe vervoergebied dat wordt gevormd door een schil van 4 OV-zones rond de zones van het interne vervoergebied.
2.1.2.Reismogelijkheden (reikwijdte)
1. De herkomst of bestemming dient in het binnengebied te liggen. Het is daarmee mogelijk voor alle reizigers om een rit van het ‘buitengebied’ naar het ‘binnengebied’ of omgekeerd te maken.
2. De reiziger kan maximaal 5 zones reizen tegen het door de opdrachtgever vastgestelde tarief voor reizigers. Binnen, vanuit en naar het vervoergebied is het mogelijk om maximaal 5 zones te reizen, zijnde de zone waar wordt ingestapt, de zone waar wordt uitgestapt en maximaal 3 tussenliggende zones.
3. De reiziger kan ook over de grens van het interne vervoergebied reizen naar België. Voor de berekening van de mogelijke reisbestemmingen wordt een fictieve zonering toegepast op de te bereizen afstanden in België (ca. 15 km.). De zonering is opgenomen in bijlage 1.
4. Bovenstaande uitgangspunten zijn vertaald naar een opgeteld maximaal intern en extern vervoersgebied. Dit is op de kaart bijgevoegd als bijlage 1.
2.1.4.Puntbestemmingen
1. De reiziger met een vervoerpas met een vervoersindicatie op basis van de Wmo, kan tevens reizen van en naar een aantal specifiek aangewezen bestemmingen, zogeheten algemene puntbestemmingen. De opdrachtgever stelt de puntbestemmingen vast voor de reizigers waarvoor de gemeenten de kosten dragen.
2. In bijlage 2 zijn de algemene puntbestemmingen voor de Wmo-vervoersgeïndiceerde pashouders per gemeente opgenomen. Een puntbestemming is gekoppeld aan een gemeente, dit houdt in dat de puntbestemming alleen bereikbaar is voor de Wmo-pashouders uit die gemeente.
2.2.1Uitvoering van het vervoer
1. De opdrachtnemer vervoert alle reizigers die een rit bestellen.
2. De uitvoering betreft vervoer van deur tot deur en vervoer van deur naar OV-haltes vice versa. Het vervoer wordt alleen geboden wanneer het door de reiziger wordt besteld en is dus vraagafhankelijk. Het vervoer heeft voorts de volgende kenmerken. (…)
2. Gemeenten bieden deze voorziening vanuit hun verantwoordelijkheid op grond van de Wmo. Gemeenten wensen oneigenlijk gebruik van deze voorziening te beperken en vragen hierin van de Inschrijver een actieve en loyale opstelling. Deze manifesteert zich bijvoorbeeld in de administratieve inrichting (Wmo-klanten kunnen op hetzelfde pasnummer zowel een rit tegen Wmo-tarief als een rit tegen normaal tarief bestellen), de ritaanname (bij ritten richting oneigenlijke bestemmingen juiste tariefgroep uitvragen) en in de opstelling van de Inschrijver richting instellingen die mogelijk in het regiotaxivervoer mee willen liften.
2.2.4De rit, communicatie met de reiziger over de rit, betaling en het vervoerbewijs
1. Wanneer de reiziger bij de aanmelding van een rit heeft aangegeven een verplaatsing te willen maken verder dan 5 zones terwijl het reisdoel geen puntbestemming is, informeert de opdrachtnemer de reiziger in algemene zin over zijn alternatieve reismogelijkheden. Daartoe behoren:
1. het uitvoeren van de reis met de landelijke reisservice voor bovenregionaal vervoer van gehandicapten (Valys);
2. het maken van een deel van de reis met het reguliere openbaar vervoer.
2.2.4.3 Het begin van de reis
1. De chauffeur maakt zich bekend aan de te vervoeren persoon of diens vertegenwoordiger als regiotaxichauffeur
2.2.4.5 Het einde van de reis
De chauffeur biedt de reiziger aan om deze te begeleiden naar de deur of de hoofdingang (receptie) van de bestemming.
4.4.3Monitoring
1. De opdrachtgever monitort de uitvoering van het contract. Hij constateert of en hoeveel wordt afgeweken van het contract. Hij spreekt de opdrachtnemer aan op een adequate nakoming van het contract.
(…)
In bijlage 10 staat de management informatie van de Regiotaxi Midden Brabant over 2009.
6.2.1De vergoeding per tariefzone
8. Voor de zones meer dan de 5 zones die mogen worden gereisd b.v. naar puntbestemmingen geeft de opdrachtnemer een commercieel tarief op.
6.2.2Declarabele zones
5. Zones van ritten waarbij voor de reiziger het commerciële tarief geldt zijn niet declarabel.
6.2.4Indexering prijs per zone
1. De kostenontwikkeling in de branche worden jaarlijks berekend door het NEA te Zoetermeer.
2. Deze indexering is doorgaans in november bekend.
3. Opdrachtnemer stelt opdrachtgever zo snel mogelijk op de hoogte van de indexering.
4. De opdrachtgever stelt deze vervolgens jaarlijks vast per 1 januari voor het komende jaar. (…)”
3.1.4.Bijlage 10 (‘Managementinfo 2009’) bij het Programma van Eisen bevat enkele tabellen met cijfermateriaal alsmede de volgende tekst:
“De gemeentelijke budgetten voor het Wmo staan onder druk. Ook het behoud van aanvullende financiering vanuit de Brede Doel Uitkering Verkeer en Vervoer is niet verzekerd. Gemeenten wensen daarom diverse “knoppen” in te bouwen, waaraan zo nodig gedraaid kan worden om het lastenniveau bij te stellen. Dit betreft o.a. de invoering van een gedifferentieerd tarief of een strippenbudget. Als er maatregelen genomen worden om het lastenniveau bij te stellen kan opdrachtnemer niet het tarief ter discussie stellen. Bij een opdracht van deze omvang is de invloed van veranderingen gering.”
3.1.5.In nr. 48 van de tot het aanbestedingsdocument behorende Nota van Inlichtingen is het volgende vermeld:
“Vraag:
Begrijpen wij nu goed, dat de klant voor een rit naar een puntbestemming voor de 6de en meer zone(s) het commerciële tarief moet betalen? Wat is dan het nut van het toewijzen van puntbestemmingen, gegeven het feit dat iedereen altijd zonder meer verder dan 5 zones mag reizen tegen het commerciële tarief vanaf de 6de zone? Als wij het verkeerd begrijpen wilt u het dan nog eens heel duidelijk uitleggen?
Antwoord:
Van en naar een puntbestemming kan alleen door WMO geïndiceerden gereisd worden. De klant mag maximaal 5 zones rijden, tenzij sprake is van een rit naar een puntbestemming. Het commerciële tarief geldt voor ritten naar puntbestemmingen voor de zones boven het maximum van 5 zones (voor de opdrachtgever, klant betaalt de eigen bijdrage).”
3.1.6.In nr. 54 van de Nota van Inlichtingen is in verband met de hiervoor genoemde ‘Bijlage 10’ het volgende vermeld:
“Vraag:
U gaat er vanuit, dat de invloed van veranderingen gering is. De vraag kan dan natuurlijk gesteld worden wat het nut van dergelijke veranderingen is. Onze vraag is echter, dat stel dat het blijkt dat doorgevoerde veranderingen wel degelijk grote invloed hebben op de efficiency en kostenstructuur van de opdrachtnemer, blijft u dan bij dit standpunt of is dan alsnog overleg mogelijk over compensatie van de nadelige consequenties.
Antwoord:
Bij een zo’n grote opdracht moet opdrachtnemer in staat zijn om inkomstenverlagingen te compenseren aan de kostenkant. Opdrachtgever blijft dus bij zijn standpunt.”
3.1.7.In nr. 69 van de Nota van Inlichtingen is in verband met de hiervoor genoemde ‘Bijlage 10’ het volgende vermeld:
“Vraag:
De aangeleverde managementinfo van 2009 is ons niet geheel duidelijk (…)
Antwoord:
U heeft de rittenbak en daarmee de brongegevens ontvangen.”
3.1.8.Op 13 september 2010 is de opdracht voorlopig en op 17 november 2010 definitief aan DVG gegund. De gemeenten c.s. hebben met DVG op 2 december 2010 een overeenkomst gesloten voor de periode van 1 maart 2011 tot en met 28 februari 2015.
3.1.9.DVG heeft overeenkomstig haar inschrijving de uitvoering van de overeenkomst in onderaanneming opgedragen aan zeven onderaannemers. De regietaken heeft DVG opgedragen aan RVC Nederland BV; de uitvoering van het vervoer aan de onderaannemers. DVG en de zeven onderaannemers hebben in verband hiermee met elkaar een ‘Onderaannemingsovereenkomst’ gesloten op 23 februari 2011. Voor zover hier van belang is daarin het volgende opgenomen:
“1.1 DVG heeft opgedragen aan de Vervoerders, die deze opdracht hebben aanvaard: de uitvoering van het Vervoer en de regie van het Vervoer zoals vermeld op de bijlage bij onderhavige overeenkomst. Dit in het kader van de uitvoering van de vervoersopdracht welke DVG heeft verkregen van Opdrachtgever. DVG en Vervoerders geven hiertoe uitvoering aan het bepaalde in het Bestek, de Nota van Inlichtingen, de Offerte en de tussen Opdrachtgever en DVG gesloten vervoersovereenkomst en aanvaarden de inhoud hiervan als zodanig, behoudens wanneer hiervan in onderhavige overeenkomst van onderaanneming uitdrukkelijk is afgeweken.