ECLI:NL:RBZWB:2014:2678

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
2660330 EJ VERZ 13-5801
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instelling van mentorschap en niet-reanimatieverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van een mentorschap voor een 69-jarige betrokkene, die ernstig gehandicapt is en niet in staat is om zelf beslissingen te nemen over haar medische behandeling. De verzoekster, de zuster van de betrokkene, heeft verzocht om een mentor aan te stellen zodat zij een niet-reanimatieverklaring (NR-verklaring) kan indienen bij de instelling waar de betrokkene verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet over de mentale vermogens beschikt om een NR-verklaring af te geven, aangezien reanimeren een ingrijpende medische verrichting is die persoonlijke afweging vereist. De rechtbank oordeelt dat een mentor niet bevoegd is om in plaats van de betrokkene een NR-verklaring af te geven, omdat deze verklaring moet komen van de betrokkene zelf, die in staat moet zijn om de afweging te maken over haar leven en dood. De rechtbank wijst het verzoek tot instelling van een mentorschap af, omdat de verzoekster geen geldige grond heeft aangevoerd voor het mentorschap en de betrokkene al vele jaren zonder mentorschap wordt verzorgd. De beslissing benadrukt het belang van de persoonlijke autonomie van de betrokkene en de rol van de mentor in de zorg voor de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Middelburg
zaak/rolnr.: 2660330 EJ VERZ 13-5801
beschikking d.d. 13 maart 2014 op een verzoek tot instelling van een mentorschap
van
[verzoekster], wonende [adres].

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 31 december 2013 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van donderdag 20 februari 2014.
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een mentorschap over [betrokkene], hierna te noemen betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres], onder gelijktijdige benoeming van [verzoekster], wonende te [adres], tot mentor.
2.2
Betrokkene is thans 69 jaar oud. Zij is ernstig gehandicapt en heeft een zeer laag verstandelijk niveau. Zij herkent haar naaste familie niet en kan niet spreken. Zij is aangewezen op een rolstoel. Reeds vele jaren, in ieder geval vanaf het instellen van een bewind, wordt zij gehuisvest en verzorgd door een instelling. Op[datum] is ten behoeve van haar een meerderjarigenbewind ingesteld. Verzoekster, de zuster van de betrokkene, is op [datum] tot haar bewindvoerster benoemd. Andere bewindvoerders, de moeder en de oudste broer van betrokkene, zijn overleden.
2.3
Verzoekster heeft thans verzocht een mentorschap voor betrokkene in te stellen, waarbij zij als reden heeft opgegeven:
“Als[betrokkene]
ernstig ziek wordt, willen wij niet dat zij gereanimeerd wordt.”
Ter zitting heeft verzoekster uitgelegd dat zij mentor wil worden teneinde een niet-reanimatieverklaring te kunnen indienen bij de instelling die betrokkene huisvest en verzorgt. Verzoekster heeft meegedeeld dat betrokkene reeds tweemaal is gereanimeerd en dat de instelling hier eerst met haar over wil spreken wanneer zij mentor zal zijn. Verzoekster vreest dat betrokkene bij een eventuele volgende reanimatie bedlegerig zal worden en wil de zware last vermijden die het zal meebrengen voor het personeel van de instelling, wanneer betrokkene haar bed niet meer zal kunnen verlaten.
3. De beoordeling
3.1
Vanwege haar zeer lage verstandelijke niveau is betrokkene niet in staat om zelf bij voorbaat te beoordelen of zij al dan niet gereanimeerd wil worden. Haar ontbreken de noodzakelijke mentale vermogens om te kunnen oordelen over de vraag wanneer haar eigen leven een einde moet hebben. Ingevolge art. 1:453 lid 2 BW heeft de mentor een wettelijke volmacht om rechtshandelingen voor de betrokkene te verrichten in aangelegenheden betreffende de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de betrokkene, tenzij vertegenwoordiging uitgesloten is op grond van wet of verdrag.
3.2
Tot de aangelegenheden betreffende de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding behoort niet de beslissing over de vraag of en onder welke omstandigheden het leven van de betrokkene een einde moet hebben. Een goed voorbeeld hiervan is euthanasie. Een mentor is niet bevoegd om in plaats van de betrokkene die daartoe de mentale vermogens mist, om diens euthanasie te verzoeken. Dat zou zonder meer in strijd zijn met het recht op leven. Het recht op leven is een fundamenteel recht dat met zoveel woorden is erkend in art. 2 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Tijdens het proces van de wetgeving betreffende art. 1:453 BW was er dan ook overeenstemming over dat euthanasie behoort tot de ingrijpende medische verrichtingen die naar hun aard uitsluitend kunnen plaats vinden met toestemming van de betrokkene persoonlijk. Voor het antwoord op de vraag welke andere ingrijpende medische verrichtingen naar hun aard uitsluitend kunnen plaats vinden met de persoonlijke toestemming van de betrokkene heeft de regering naar de rechter verwezen.
3.3
Reanimeren is een ingrijpende medische verrichting. Het stervensproces is reeds begonnen, maar wordt door reanimeren afgebroken. Zonder de ingreep sterft de betrokkene een natuurlijke, althans een niet opzettelijk veroorzaakte dood. Dat is een belangrijk verschil met euthanasie. Niet in alle situaties waarin reanimatie mogelijk is, wordt ook gereanimeerd. Zo komt het regelmatig voor dat een schriftelijke verklaring van niet-reanimeren (verder: NR-verklaring) gerespecteerd wordt.
Ingevolge art. 7:450 lid 3 BW moet de hulpverlener een NR-verklaring respecteren, mits de verklaring is opgesteld toen de patiënt/betrokkene nog in staat was tot een redelijke waardering van zijn belangen. Daaruit volgt dat de NR-verklaring afkomstig moet zijn van een persoon die in staat is om bij voorbaat de afweging te maken of hij/zij nog wel gereanimeerd wenst te worden. Een NR-verklaring kan niet worden afgegeven door een ander dan de betrokkene zelf, omdat die afweging bij voorbaat van zeer persoonlijke aard is. Een NR-verklaring kan daarom niet worden afgegeven door een mentor in plaats van een betrokkene die de mentale vermogens mist om die afweging bij voorbaat te maken.
3.4
Die afweging bij voorbaat moet goed onderscheiden worden van de beslissing waarvoor de hulpverlener staat op het moment zelf. Bij voorbaat valt lang niet alles te voorzien. Reanimatie vindt per definitie plaats in een actuele situatie van leven of dood, waarin de stervende zijn/haar wil niet kan uiten. In die situatie zal de hulpverlener naar beste vermogen moeten beslissen, waarbij behoud van leven voorop staat, tenzij een NR-verklaring gerespecteerd behoort te worden. Ingevolge art. 7:450, lid 3 laatste volzin, BW kan de hulpverlener een NR-verklaring naast zich neerleggen, indien hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht.
3.5
Een mentor, indien voor de betrokkene benoemd, zal niet bevoegd zijn in plaats van de betrokkene een NR-verklaring af te geven. In dit geval kan er niet een geldige NR-verklaring worden gegeven. Dat betekent niet dat verzoekster geen enkele invloed kan hebben op de beslissing of de betrokkene nogmaals gereanimeerd zou moeten worden. Als zuster van de betrokkene heeft verzoekster ingevolge art. 7:465 lid 3 BW rechten tegenover hulpverleners. In het kader van een overeenkomst van geneeskundige behandeling in de zin van art. 7:446 BW hebben hulpverleners verplichtingen tegenover de betrokkene, die zij jegens de verzoekster als haar zuster moeten nakomen. Hierbij wordt aangenomen dat andere personen, vermeld in art. 7:465 lid 3 BW, ontbreken. Voor een reanimatie is daarom in beginsel de toestemming van verzoekster nodig. Maar doorgaans zal de tijd ontbreken om die toestemming vooraf te vragen. In dat geval mag ex art. 7:466 BW zo nodig zonder die toestemming van verzoekster tot reanimatie worden overgegaan. Voorts heeft verzoekster recht op informatie als bedoeld in art. 7:448 BW.
3.6
Aangezien verzoekster als zuster van de betrokkene in beginsel toestemming moet geven voor reanimatie en voorts recht heeft op medische informatie over haar zuster, kan zij het gesprek aangaan met de behandelende arts van de betrokkene over de vraag of betrokkene nogmaals gereanimeerd zou moeten worden. Verzoekster heeft dat tot op heden niet gedaan. Verzoekster wordt overigens afgeraden om daarbij aan te voeren dat het een zware last zal meebrengen voor het personeel van de instelling, wanneer betrokkene haar bed niet meer zal kunnen verlaten. Dat mag geen rol spelen bij de vraag of betrokkene nogmaals gereanimeerd zou moeten worden.
3.7
De enige grond ontbreekt waarvoor het mentorschap van de betrokkene is verzocht. Een mentor zal niet voor de betrokkene een geldige NR-verklaring kunnen afgeven. Een andere grond is niet naar voren gekomen. De betrokkene, thans 69 jaar oud, wordt al vele jaren door een instelling gehuisvest en verzorgd zonder dat de naaste familie van de betrokkene behoefte heeft gevoeld aan het instellen van een mentorschap. Het verzoek zal worden afgewezen omdat het ongegrond is.

3.De beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Klarenbeek en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2014.
SZ
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.