ECLI:NL:RBZWB:2014:3085

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
C/02/280053 JE RK 14-696
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek machtiging uithuisplaatsing gesloten jeugdzorg met rechtsbescherming bij time-out in gesloten setting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2014 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. De stichting verzocht om een machtiging voor de opname en het verblijf van een minderjarige in een accommodatie van gesloten jeugdzorg, op basis van artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg. De minderjarige, bijgestaan door zijn raadsman, heeft tijdens de zitting zijn zorgen geuit over de onduidelijkheid rondom zijn overplaatsing naar het Fasehuis plus in Tilburg. De stichting heeft verklaard dat de overplaatsing nog niet heeft plaatsgevonden vanwege gedragsproblemen van de minderjarige, die een belemmering vormen voor zijn zelfstandigheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen bij de minderjarige, die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de opname in gesloten jeugdzorg noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg onttrekt. De rechtbank heeft de machtiging voor gesloten jeugdzorg verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van 7 mei 2014 tot 7 november 2014. De kinderrechter heeft daarbij opgemerkt dat de stichting de mogelijkheid heeft om de tenuitvoerlegging van de machtiging te schorsen voor de opname in het Fasehuis plus, maar dat de machtiging noodzakelijk blijft voor de rechtsbescherming van de minderjarige.

De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank de mogelijkheid van een rechtsgang voor de minderjarige en zijn ouders heeft benadrukt. De beschikking is uitgesproken door mr. Van Triest, kinderrechter, en kan worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Jeugdrecht
Breda
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: C/02/280053 JE RK 14-696
beschikking betreffende opneming en verblijf in een accommodatie van gesloten jeugdzorg in het kader van voogdij
in de zaak van
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te Eindhoven, mede kantoorhoudende
Markendaalseweg 44, 4811 KC Breda,
hierna te noemen de stichting,
en
de minderjarige[minderjarige], geboren te [geboorteplaats en datum].
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 4 april 2014 ingekomen verzoekschrift met bijlagen;
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 27 februari 2014;
- het op 3 april 2014 door de stichting genomen indicatiebesluit;
- de brieven van de griffier van de rechtbank van 9 april 2014 aan de hierna onder 2 en 3 te noemen belanghebbenden;
- de op 9 april 2014 gegeven last tot toevoeging van een raadsman aan de minderjarige en de hierop op 23 april 2014 gegeven wijziging last tot toevoeging;
- de instemmingsverklaring van gedragswetenschapper drs. J.W.G.M. van Soest,
GZ-psycholoog, van 16 april 2014
- het op 18 april 2014 van de stichting ontvangen behandelplan van Almata;
- het op 22 april 2014 van de advocaat van de minderjarige ontvangen faxbericht met bijlage;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 april 2014.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. de minderjarige, bijgestaan door mr. J.C.B. Dionisius,
2. mevrouw[naam], moeder van de minderjarige,
3. de heer [naam vader], vader van de minderjarige,
4. de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, gevestigd Meerten Verhoffstraat 18, 4811 AS Breda.

2.Het verzoek

De stichting verzoekt een machtiging te verlenen om de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie van gesloten jeugdzorg op grond van artikel 29b Wet op de Jeugdzorg voor de duur van het indicatiebesluit.

3.De beoordeling

3.1
Bij beschikking van 27 februari 2014 is aan de stichting een machtiging verleend om de minderjarige op te nemen en te laten verblijven in een accommodatie van gesloten jeugdzorg tot 7 mei 2014.
3.2
Door de minderjarige[minderjarige] is ter zitting, daartoe in het bijzijn van zijn raadsman afzonderlijk gehoord, verklaard dat hij het betreurt dat er nog steeds geen duidelijkheid is gegeven over wanneer hij de overstap kan maken naar het Fasehuis plus in Tilburg. Er wordt steeds iets anders gezegd over de termijn waarop hij er naartoe zou gaan. Hij is er al wel een aantal keren geweest. Het liefste wil[minderjarige] nog steeds bij zijn broer gaan wonen. Zijn broer is daar akkoord mee. Indien hieraan voorafgaande – als tussenstap - een plaatsing op het Fasehuis plus nog noodzakelijk wordt geacht, geeft[minderjarige] aan daar geen al te grote bezwaren tegen te hebben. Wel dient zijn overplaatsing vanuit Almata naar het Fasehuis plus binnen nu en vier weken gerealiseerd te zijn, aldus[minderjarige].
3.3
Namens de stichting is ter zitting als toelichting op het verzoek verklaard, dat het de bedoeling was dat[minderjarige] nu al overgeplaatst zou zijn naar het Fasehuis plus te Tilburg. Vanwege nog bestaande gedragsproblemen van[minderjarige], met name in de vorm van zijn zelfbepalende gedrag, is Almata echter nog niet tot overplaatsing van[minderjarige] overgegaan. Dit zelfbepalende gedrag heeft er onder meer in geresulteerd dat de stage van[minderjarige] onlangs is misgelopen. Alvorens tot de overplaatsing van[minderjarige] wordt overgegaan, wenst Almata eerst nog een tussentijds toetsingsmoment in te bouwen. Op 17 mei aanstaande zal er weer een evaluatie zijn. Bovendien wenst Almata de uitkomst van deze zitting af te wachten. Een verblijf van[minderjarige] bij zijn broer is in elk geval nog geen optie, aldus de stichting. Zonder machtiging kan de plaatsing bij het Fasehuis niet doorgaan.
3.4
Namens de raad is verklaard dat de raad het door de stichting uitgezette traject waarbij[minderjarige] vanuit Almata naar het fasehuis plus zal gaan ondersteunt. Het door de stichting gedane verzoek wordt in het belang van de minderjarige geacht.
3.5
Door de raadsman is aangegeven dat het teleurstellend is om te moeten constateren, dat de overplaatsing van[minderjarige] naar het Fasehuis plus in Tilburg nog niet is gerealiseerd en dat de oorzaak daarvan voor de ter zitting aanwezige betrokkenen lastig valt te beoordelen.
Naar de mening van de raadsman dient in ieder geval te worden voorkomen dat de motivatie van[minderjarige] nog meer teniet wordt gedaan. De advocaat acht het aangewezen dat[minderjarige] meteen wordt doorgeplaatst naar het Fasehuis. De raadsman maakt bezwaar tegen het verlenen van de verzochte machtiging tot plaatsing in de gesloten jeugdzorg. Een dergelijke machtiging heeft te gelden als een uiterste middel waaraan strikte eisen worden gesteld. Er is immers sprake van vrijheidsbeneming. Na plaatsing in het Fasehuis wordt aan die strikte eisen niet meer voldaan. De machtiging zou immers dienen als stok achter de deur waarbij Almata kan bepalen dat[minderjarige] bij wijze van time-out weer naar de geslotenheid van Almata terugkeert. De wetgever heeft echter de beslissing tot vrijheidsbeneming bij de rechter gelegd. Daaraan wordt niet voldaan. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen. Indien geen machtiging plaatsing gesloten jeugdzorg wordt verleend, kan[minderjarige] ofwel in het Fasehuis ofwel bij zijn broer wonen. Indien het dan onverhoopt misloopt, kan altijd nog worden ingezet op een crisismachtiging uithuisplaatsing.
3.6
De moeder en de vader van[minderjarige] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
3.7
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken, waaronder de overgelegde instemmingsverklaring van drs. Van Soest, en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de minderjarige in zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren.[minderjarige] heeft gedurende zijn leven al in vele instellingen verbleven en heeft een zeer belaste voorgeschiedenis. Hij heeft last van forse gedragsproblematiek, welke – onder andere - tot uiting komen in zelfbepalend en egocentrisch gedrag. Hij laat zich moeilijk aansturen door volwassenen. Ook binnen Almata laat hij extreem zelfbepalend gedrag zien. Volgens de gedragsdeskundige is hij er nog niet aan toe om zelfstandig te functioneren dan wel in een kamertrainingscentrum zijn leven verder vorm te geven. Ook Almata geeft in het behandelplan van 17 april 2014 aan dat[minderjarige] weliswaar positief is gestart met de eerste fase van het behandeltraject Fasehuis plus, maar dat[minderjarige] nog veel leren heeft. Een overgang naar fase twee, daadwerkelijke plaatsing in het Fasehuis plus te Tilburg is derhalve nu nog niet gewenst omdat hij onvoldoende voldoet aan de voorwaarden daartoe. Het voorgaande maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat de opneming en het verblijf in een accommodatie van gesloten jeugdzorg nog steeds noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen wordt onttrokken. Ook wordt voldaan aan de overige voorwaarden noodzakelijk voor het verlenen van een machtiging om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven.
De stichting heeft evenwel verzocht een machtiging voor gesloten jeugdzorg te verlenen voor een periode van zes maanden. Voor een verblijf op Almata te Ossendrecht is een dergelijke machtiging vereist. Het is echter de bedoeling dat[minderjarige] op korte termijn doorstroomt naar het Fasehuis plus te Tilburg. De raadsman van[minderjarige] heeft betoogd dat een machtiging voor gesloten jeugdzorg niet als stok achter de deur kan worden gebruikt terwijl een minderjarige in Fasehuis verblijft, waarbij de instelling in plaats van de rechter bepaalt wanneer er bij een kink in de kabel weer tot vrijheidsbeneming in de vorm van een time-out plaatsing wordt overgegaan.
De kinderrechter overweegt als volgt. Nu zich een geval voordoet als bedoeld in artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg, is het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdzorg voor de duur van zes maanden voor toewijzing vatbaar. Daaraan doet niet af dat Almata voornemens is de tenuitvoerlegging van de machtiging gesloten plaatsing te schorsen voor opname in het Fasehuis plus te Tilburg. De wet biedt immers in art 29h lid 6 van de Wet op de jeugdzorg uitdrukkelijk deze mogelijkheid. Met deze mogelijkheid wordt invulling gegeven aan een trajectmatige aanpak op weg naar steeds meer zelfstandigheid. Deze aanpak is naar het oordeel van de kinderrechter in het belang van de minderjarige. Daarnaast is zonder machtiging gesloten plaatsing de plaatsing in het kader van fase twee in het Fasehuis niet mogelijk zoals blijkt uit de onderbouwing van de aanvraag, die bij het verzoekschrift als bijlage 8 is overgelegd. Voor fase twee van het traject geldt dat de aanwezigheid van een machtiging voor gesloten plaatsing is vereist. De gesloten tenuitvoerlegging wordt in fase twee geschorst. Die schorsing kan door Almata worden ingetrokken indien blijkt dat de tenuitvoerlegging nodig is om te voorkomen dat de minderjarige zich onttrekt aan de zorg die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. De voorwaarde dat een machtiging gesloten plaatsing aanwezig moet zijn, wordt daarnaast ingegeven door de mogelijkheid om de minderjarige in geval van ernstig escalerend gedrag via een korte time out - door de schorsing van de tenuitvoerlegging op te heffen - weer in Almata te Ossendrecht te kunnen opnemen.
Er bestaat echter wel een spanning tussen de aangekondigde schorsing, ten gevolge waarvan de gesloten plaatsing voor onbepaalde duur wordt onderbroken en de mogelijkheid dat Almata eenzijdig kan besluiten de schorsing te beëindigen, ten gevolge waarvan de minderjarige dan weer gesloten wordt geplaatst. Deze spanning en het ontbreken van een rechterlijke toetsing bij een dergelijk besluit van Almata, is voor de raadsman van de minderjarige aanleiding geweest om afwijzing van het verzoek van de stichting te bepleiten. De kinderrechter overweegt dat de minderjarige weliswaar via de weg van artikel 29w Wet op de jeugdzorg kan klagen over intrekking van de schorsing, maar dat een rechterlijke toetsing inderdaad meer waarborgen zou bieden. Nu er in afwachting van komende wetgeving nog geen passende rechtsbeschermende bepaling bestaat en een beroepsmogelijkheid niet mag ontbreken, biedt de weg van artikel 1:263 lid 4 BW bij benadering de beste rechtsingang voor jeugdigen en ouders. Bij niet gegrond bevinden van de time-out in geslotenheid kan dan de machtiging door de kinderrechter worden beëindigd. Gezien deze mogelijkheid wordt het verweer van de raadsman op dit punt verworpen.
De kinderrechter gaat er van uit dat de overplaatsing van[minderjarige] naar het Fasehuis plus in Tilburg nu op korte termijn zal worden gerealiseerd en dat hij door Almata uitdrukkelijk –schriftelijk - wordt gewezen op de rechtsingang van artikel 1: 263 lid 4 BW. Een plaatsing van[minderjarige] bij zijn broer acht de kinderrechter op dit moment geen reële optie.
Het voorgaande betekent dat het verzoek zal worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
verleent een machtiging aan de stichting om de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie van gesloten jeugdzorg, zulks met ingang van 7 mei 2014 tot 7 november 2014, zulks ter effectuering van het voornoemde indicatiebesluit.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van de griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld
a. door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch. verzonden op: [1]

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.