ECLI:NL:RBZWB:2014:3220

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
C/02/268343 / HA ZA 13-625
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit overeenkomst voor digitale mailingcampagne

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is eiseres, een besloten vennootschap gevestigd te Amsterdam, een rechtszaak gestart tegen gedaagde, PABO B.V., gevestigd te Walsoorden. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 19.020,02, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, na een overeenkomst voor het uitvoeren van digitale mailingcampagnes. De overeenkomst hield in dat eiseres in meerdere 'flights' mailings zou verzenden, waarbij PABO de campagne kon stopzetten bij onvoldoende resultaten. Eiseres heeft in maart 2011 mailings verzonden en een factuur van € 26.775,02 gestuurd, die door PABO onbetaald is gelaten. PABO heeft verweer gevoerd en stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de betaling van de factuur, waarbij zij slechts € 7.735,00 zou hoeven te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres, na vermindering van eis, onder de € 25.000,00 blijft, waardoor de zaak door de kantonrechter behandeld moet worden. De rechtbank heeft de zaak ambtshalve verwezen naar de sector kanton, locatie Middelburg, en verdere beslissingen aangehouden. Het vonnis is uitgesproken op 14 mei 2014 door mr. M.C. de Regt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/268343 / HA ZA 13-625
Vonnis van 14 mei 2014
in de zaak van
De besloten vennootschap
[eiseres],
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R.A.M. Schram te Haarlem,
tegen
De besloten vennootschap
PABO B.V.,
gevestigd te Walsoorden,
gedaagde,
advocaat mr. R.R.E. Nobus te Terneuzen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Pabo genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 oktober 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 7 januari 2014
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft met PABO een overeenkomst gesloten op grond van welke overeenkomst [eiseres] voor PABO in meerdere ‘flights’ een digitale mailingcampagne uit zou voeren. De kosten per ‘flight’ zouden achteraf in rekening worden gebracht. Partijen kwamen verder overeen dat PABO de campagne stop zou kunnen zetten als de resultaten niet succesvol zouden zijn, waarbij een resultaat waarbij de conversie van een mailing naar order minimaal 0,1% is als succesvol wordt aangemerkt. [eiseres] heeft in de periode 1 maart 2011 tot en met 31 maart 2011 diverse mailings verzonden. [eiseres] heeft deze werkzaamheden gefactureerd bij factuur van 13 april 2011 tot een totaalbedrag van € 26.775,02. PABO heeft deze factuur, ook na tot betaling te zijn gesommeerd, onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – nadat zij haar eis bij conclusie van repliek heeft verminderd waartegen door PABO geen bezwaar is gemaakt, veroordeling van PABO tot betaling aan haar van een bedrag van € 19.020,02 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juni 2012 en tot betaling van een bedrag van € 775,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente met ingang van de dag waarop het vonnis zal worden gewezen, en met veroordeling van PABO in de proceskosten. [eiseres] stelt daartoe dat PABO ernstig tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. [eiseres] erkent dat partijen naar aanleiding van het resultaat van de eerste ‘flight’ overleg hebben gevoerd en zij PABO naar aanleiding daarvan een creditfactuur heeft gestuurd voor een bedrag van € 7.735,00. [eiseres] bestwist gemotiveerd dat de ter gelegenheid van dat overleg door partijen gemaakte afspraken inhielden dat PABO de gehele factuur van € 26.775,02 niet zou hoeven te betalen. [eiseres] stelt voorts gemotiveerd dat PABO haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd en een onvoldoende concreet gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan.
3.2.
Pabo voert verweer. Zij stelt dat, omdat zij niet tevreden was met de resultaten van de opdracht, zij de opdracht beëindigd heeft en er ten aanzien van de factuur van 13 april 2011 afspraken zijn gemaakt. Deze afspraken kwamen er volgens PABO op neer dat zij van het gefactureerde bedrag van € 26.775,02 slechts een bedrag van € 7.735,00 hoefde te voldoen waartegenover PABO [eiseres] een vervolgopdracht zou geven. PABO heeft vervolgens medio maart 2012 een “prepayment factuur” tot een bedrag van € 7.735,00 ontvangen ter compensatie van de factuur van € 26.775,02 en die op 16 april 2012 voldaan. De zustervennootschap van PABO, Besired B.V., heeft de vervolgopdracht aan [eiseres] verstrekt tot een bedrag van, inclusief B.T.W. € 5.950,00, waarvoor Besired B.V. eind mei 2012 een factuur heeft ontvangen die op 22 juni 2012 is voldaan. PABO betwist dat [eiseres] niet van enig verweer van PABO op de hoogte is en verwijst daartoe naar de door haar als productie 7 en 9 overgelegde e-mailberichten.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 93 Rv worden door de kantonrechter, voor zover voor de onderhavige zaak van belang, zaken behandeld en beslist betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00, de tot aan de dag van dagvaarding verschenen rente daarbij inbegrepen. Aangezien de buitengerechtelijke kosten als vorm van vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen telt ook het aan buitengerechtelijke kosten gevorderde bedrag mee voor de berekening van het beloop van de vordering. [eiseres] vordert, nadat zij haar vordering ter gelegenheid van de conclusie van repliek heeft verminderd, thans nog een bedrag van € 19.020,02 vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 1 juni 2012 en een bedrag van € 775,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf datum vonnis. De rechtbank overweegt dat wettelijke handelsrente vanaf 1 juni 2012 tot aan de dag van dagvaarding € 1.337,94 bedraagt. De totale vordering bedraagt na vermindering van eis dus minder dan € 25.000,00. Ingevolge artikel 95 Rv wordt voor toepassing van artikel 93 Rv mede op een wijziging van eis gelet. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank dient de onderhavige zaak, gelet op het vorenstaande, dan ook verder te worden behandeld en beslist door de kantonrechter. De rechtbank overweegt de zaak op de voet van art. 71 lid 2 Rv ambtshalve te verwijzen naar de sector kanton, locatie Middelburg.
4.2.
De rechtbank zal, alvorens te beslissen of tot verwijzing wordt overgegaan, ieder van partijen in de gelegenheid stellen zich hierover uit te laten.
4.3.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 mei 2014voor het nemen van een akte uitlating ambtshalve verwijzing van de zaak naar de sector kanton aan de zijde van [eiseres], waarna PABO in de gelegenheid zal worden gesteld tot het nemen van een antwoord akte,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2014.
MdB