ECLI:NL:RBZWB:2014:3535

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
AWB- 14_2744 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor oefendoorstarts na 22:00 uur op militaire luchthaven Gilze-Rijen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeksters, drie bedrijven gevestigd nabij de militaire luchthaven Gilze-Rijen, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de directeur Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA) van 15 april 2014. Dit besluit verleende ontheffing voor het verbod om na 22:00 uur oefendoorstarts uit te voeren op de luchthaven. De verzoeksters, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, stelden dat het besluit in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat de belangenafweging niet correct was uitgevoerd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat de directeur MLA bevoegd was om de ontheffing te verlenen en dat de belangen van het Defensie Helikopter Commando, dat extra oefendoorstarts in de duisternis nodig had voor trainingen in verband met uitzendingen, zwaarder wogen dan de belangen van de verzoeksters, die zich zorgen maakten over de geluidoverlast voor hun hotelgasten. De voorzieningenrechter benadrukte dat de geluidoverlast zoveel mogelijk beperkt zou worden en dat de ontheffing slechts in bijzondere gevallen verleend kan worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 14/2744 WET VV

uitspraak van 22 mei 2014 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

1.
[verzoekster1]
2.
[verzoekster2],
3.
[verzoekster3]
alle gevestigd te [vestigingsplaats], verzoeksters,
gemachtigde: mr. M.P. Wolf,
en

Directeur Militaire Luchtvaart Autoriteit, verweerder,

gemachtigde: mr. H.J.M. Besselink.

Procesverloop

Verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 april 2014 (bestreden besluit) van de directeur Militaire Luchtvaart Autoriteit (directeur MLA) inzake het verlenen van ontheffing van het verbod om oefendoorstarts uit te voeren op de militaire luchthavens Gilze-Rijen en Deelen na 22:00 uur respectievelijk 22:30 uur in de weken 18, 23, 28 en 34 van 2014.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 16 mei 2014. Verzoeksters werden vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] (directeur verzoekster sub 1) en hun gemachtigde. De directeur MLA werd vertegenwoordigd door de gemachtigde. Namens het Defensie Helikopter Commando van vliegbasis Gilze-Rijen waren aanwezig luitenant-kolonel[vertegenwoordiger] (hoofd operaties luchthaven Gilze-Rijen) en majoor [vertegenwoordiger] (hoofdofficier toegevoegd luchtverkeersleiding).

Overwegingen

1.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekster sub 1 is houder/beheerder van [naam bedrijf], gelegen aan [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] te [vestigingsplaats]. Zij is enig aandeelhouder en bestuurder van verzoekster sub 2. Verzoekster sub 2 is eigenaresse van de gronden en opstallen van het hotel. Verzoekster sub 2 is enig aandeelhouder en bestuurder van verzoekster sub 3. Verzoekster sub 3 exploiteert het hotel. De percelen waarop het hotel is gelegen, grenzen aan de militaire luchthaven Gilze-Rijen.
Op 27 januari 2014 heeft de commandant van het Defensie Helikopter Commando van vliegbasis Gilze-Rijen een verzoek om ontheffing ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft de directeur MLA, kolonel-vlieger [naam persoon], de gevraagde ontheffing verleend.
2.
De bezwaren van verzoeksters richten zich uitsluitend tegen de ontheffing om na 22:00 uur oefendoorstarts uit te voeren op de militaire luchthaven Gilze-Rijen.
Ten eerste hebben verzoeksters bezwaar tegen de wijze waarop het bestreden besluit tot stand is gekomen en bekend is gemaakt. Zij achten dit in strijd met alle beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het fair trial-beginsel. Voorts betwijfelen verzoeksters of het besluit bevoegd is genomen en zetten zij vraagtekens bij de grondslag van het bestreden besluit. Verzoeksters zijn onbekend met de termen ‘oefendoorstarts’ en ‘het plaatselijke verkeersleidingsgebied’.
Tot slot hebben verzoeksters bezwaren tegen de belangenafweging.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Ingevolge artikel 76, eerste lid, aanhef en onder e, van de Luchtvaartwet, voor zover hier van belang, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften worden gegeven ter beperking van de geluidhinder door luchtvaartuigen.
Ingevolge artikel 174 van de Wet Geluidhinder kan, indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de wet nadere regeling behoeven, deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.
Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het ‘Besluit houdende vaststelling van enige regels ter beperking van geluidhinder door luchtvaartuigen’ van 21 mei 1981 (Stb. 1981, 343; het Besluit).
Ingevolge artikel 2 van het Besluit worden met betrekking tot het uitvoeren van vluchten door Onze Minister voorschriften gegeven ter beperking van de geluidhinder door luchtvaartuigen.
Bedoelde regeling van de staatssecretaris van Defensie is de ‘Beschikking beperking geluidhinder militaire luchtvaart’ van 31 augustus 1984, Stcrt. 1984, 178, laatstelijk gewijzigd op 29 januari 2013, Stcrt. 2013, 3012 (de Regeling).
Ingevolge artikel 1 van de Regeling, voor zover hier van belang, moeten met betrekking tot het uitvoeren van vluchten met militaire luchtvaartuigen binnen de plaatselijke verkeers-leidingsgebieden rond militaire luchthavens de volgende voorschriften worden nagekomen:
f 1º Militaire luchtvaartuigen mogen na 22.00 uur plaatselijke tijd geen oefendoorstarts uitvoeren, met uitzondering van de militaire luchthaven Deelen waar militaire helikopters van 1 oktober tot 1 mei tot 22.30 uur plaatselijke tijd en van 1 mei tot 1 oktober tot 23.30 uur plaatselijke tijd oefendoorstarts mogen uitvoeren.
Ingevolge artikel 5 van de Regeling mag, onverminderd het Luchtverkeersreglement, door of namens de militaire luchtvaart autoriteit van de vorige artikelen worden afgeweken in bijzondere gevallen.
5.
Naar aanleiding van het betoog ter zitting van verzoeksters dat ingevolge artikel 2 van het Besluit niet de staatssecretaris, maar de minister bevoegd was de Regeling vast te stellen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In artikel 46, tweede lid, van de Grondwet is bepaald dat een staatssecretaris in de gevallen waarin de minister het nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen, in zijn plaats als minister optreedt. De staatssecretaris is uit dien hoofde verantwoordelijk, onverminderd de verantwoordelijkheid van de minister.
De voorzieningenrechter volgt verzoeksters niet in hun stelling dat de staatssecretaris van Defensie ten tijde van het tot stand komen van de Regeling niet bevoegd was om voorschriften te geven ter beperking van de geluidhinder door luchtvaartuigen, nu dit rechtsgeldig is op grond van artikel 46, tweede lid, van de Grondwet en voortvloeit uit de onderlinge takenverdeling tussen minister en staatssecretaris. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5511, en van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 29 september 2011, ECLI:NL:CBB:2011:BT7612.
Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat het bestreden besluit is genomen door de daartoe ingevolge artikel 5 van de Regeling bevoegde directeur van de MLA, kolonel-vlieger [naam persoon].
6.
De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat het bestreden besluit conform artikel 3:42, eerste lid, van de Awb op juiste wijze bekend is gemaakt, namelijk door kennisgeving daarvan in de Staatscourant. De voorzieningenrechter is niet gebleken van enig wettelijk voorschrift op grond waarvan de aanvraag gepubliceerd had moeten worden.
7.
In bijzondere gevallen kan de directeur MLA besluiten tot het verlenen van ontheffing om oefendoorstarts uit te voeren op luchthaven Gilze-Rijen na 22:00 uur. De voorzieningenrechter overweegt dat dit een discretionaire bevoegdheid is, die zij slechts marginaal kan toetsen.
Door verzoeksters is terecht gewezen op het feit dat de toelichting bij het bestreden besluit om de ontheffing te verlenen, exact dezelfde is als die bij eerder verleende ontheffingen, zodat die toelichting niet kan dienen als motivering van het ‘bijzonder geval’ in dit geval dat noopt tot een ontheffing. Ter motivering van de bijzonderheid in dit geval is door verweerder ter zitting aangevoerd dat die is gelegen in de ondersteuning van de uitzending naar Mali en meer in het bijzonder het besluit van het Kabinet van 28 maart 2014 daarover, en de inzet van Cougars bij patrouilles van de Marine op de Antillen omdat een ander type helikopter later operationeel is dan de verwachting was.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een motiveringsgebrek in de bezwaarfase kan worden hersteld, zodat dit op zich geen reden is een voorlopige voorziening te treffen. Echter, bij de voorzieningenrechter zijn wel twijfels gerezen over de bijzonderheid van het geval gezien de tekst bij de aanvraag van de ontheffing, de toelichting daarop ter zitting, en de regelmaat waarmee de ontheffingen worden verleend. Tevens vraagt de voorzieningen-rechter zich af in hoeverre de twee door verweerder genoemde oorzaken – grotere inzet in Mali dan verwacht en de inzet van Cougars op de Antillen – daadwerkelijk onverwacht waren, zodat de training van de piloten niet in het reguliere trainingsprogramma kon worden opgenomen.
Ondanks het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, gezien de betrokken belangen.
Ter zitting is toegelicht dat het belang van het Defensie Helikopter Commando van vliegbasis Gilze-Rijen om gebruik te kunnen maken van de ontheffing is gelegen in het kunnen uitvoeren van oefendoorstarts in de duisternis. Trainingen in de duisternis kunnen in de maanden april tot en met augustus logischerwijs pas na 22:00 uur plaatsvinden. De trainingen zijn nodig als gevolg van het politieke besluit tot inzet van, naast Apaches, drie Chinooks in Mali later dit jaar. Voorts is besloten Cougars in te zetten om de Marine te assisteren bij patrouilles op de Antillen voor het onderscheppen van drugstransporten. In deze extra inzet heeft de directeur MLA een bijzonder geval gezien, dat noopt tot het verlenen van ontheffing voor het uitvoeren van oefendoorstarts op vliegbasis Gilze-Rijen in de weken 18, 23, 28 en 34 van 2014 na 22:00 uur tot 23.59 uur respectievelijk 01:00 uur.
Voorts is ter zitting toegelicht dat het Defensie Helikopter Commando de geluidhinder voor omwonenden van de vliegbasis en in dit geval ook de hotelgasten van verzoeksters zoveel mogelijk probeert te beperken. Zo is toegelicht dat bij voorkeur wordt getraind op het militaire vliegveld Deelen, mede omdat daar minder omwonenden zijn die (geluid)hinder kunnen ervaren. Het Defensie Helikopter Commando streeft ernaar tot 0:30 uur te trainen op vliegveld Deelen en daarna terug te vliegen naar Gilze-Rijen om te landen. Tijdens de eerste week dat de onderhavige ontheffing gold, is in Gilze-Rijen de meeste overlast ervaren op dinsdag 29 april 2014. Op die datum kon niet worden getraind op vliegveld Deelen vanwege onweer. Derhalve is uitgeweken naar luchthaven Gilze-Rijen. Verder is toegelicht dat, indien toch getraind wordt op vliegbasis Gilze-Rijen, men de oefendoorstarts en dus de daardoor veroorzaakte geluidoverlast spreidt over de omgeving, om de lasten evenredig te verdelen, door drie verschillende circuits te vliegen.
Tegenover dit belang staat het belang van verzoeksters, dat is gelegen in de nachtrust van de hotelgasten. Hoewel de voorzieningenrechter aanneemt dat de nachtelijke geluidoverlast van oefendoorstarts op de naastgelegen vliegbasis aanzienlijk is, moet het ervoor worden gehouden dat het Defensie Helikopter Commando zoveel mogelijk rekening houdt met de belangen van omwonenden, waardoor de geluidoverlast zoveel mogelijk wordt beperkt en de overlast ziet op een beperkt deel van de nacht (namelijk tot 1.00 uur). In het licht daarvan is de voorzieningenrechter van oordeel dat doorslaggevend belang moet worden toegekend aan de geschetste belangen van het Defensie Helikopter Commando bij het kunnen uitvoeren van extra oefendoorstarts in de duisternis. Het verzoek om voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
8.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.