ECLI:NL:RBZWB:2014:3804

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2014
Publicatiedatum
3 juni 2014
Zaaknummer
C/02/279635 / KG ZA 14-196
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen Stichting Groenhuysen en Stichting Allee Wonen over oplevering en huur van woon-zorg-servicecomplex ‘de Bloemschevaert’

In deze zaak vordert Stichting Groenhuysen in kort geding nakoming van contractuele verplichtingen van Stichting Allee Wonen met betrekking tot de oplevering van de eerste fase van het woon-zorg-servicecomplex ‘de Bloemschevaert’ in Roosendaal. De vordering omvat onder andere herstel van de nieuwbouw, ongeclausuleerde toegang tot de nieuwbouw voor inspectie, en een verbod voor Stichting Allee Wonen om huurpenningen te vorderen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Stichting Groenhuysen recht en spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat zij haar verplichtingen jegens haar bewoners/patiënten wil nakomen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Stichting Allee Wonen haar verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, met name ten aanzien van het dienstencentrum dat essentieel is voor de functionaliteit van de nieuwbouw. De rechter heeft Stichting Allee Wonen opgedragen om de contractuele verplichtingen met betrekking tot het dienstencentrum na te komen en ongeclausuleerde toegang tot de nieuwbouw te verlenen aan Stichting Groenhuysen. Daarnaast is bepaald dat Stichting Groenhuysen onder gelijkblijvende voorwaarden in het oude hoofdgebouw kan blijven gehuisvest totdat de eerste fase van de nieuwbouw is geaccepteerd.

De vordering tot herstel van de nieuwbouw is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan wat er precies hersteld zou moeten worden. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 2 juni 2014 door mr. M. Poerink.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/279635 / KG ZA 14-196
Vonnis in kort geding van 2 juni 2014
in de zaak van
de stichting
STICHTING GROENHUYSEN,
gevestigd te Roosendaal,
eiseres,
advocaat mr. T.T.A. Oudenhoven te Nijmegen,
tegen
de stichting
STICHTING ALLEE WONEN,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde,
advocaat mr. P.C.H. Jansen te Roosendaal.
Partijen zullen hierna ‘Stichting Groenhuysen’ en ‘Stichting Allee Wonen’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 april 2014 met producties 1 tot en met 15,
  • de brief van Stichting Allee Wonen van 9 mei 2014 met producties 1 tot en met 23,
  • de brief van Stichting Groenhuysen van 13 mei 2014 met producties 16 tot en met 37,
  • het faxbericht van Stichting Groenhuysen van 13 mei 2014 met productie 38,
  • het faxbericht van Stichting Allee Wonen van 14 mei 2014 met bijlage,
  • de mondelinge behandeling op 15 mei 2014.
1.2.
Ter zitting heeft Stichting Groenhuysen bezwaar gemaakt tegen indiening van de
bijlage behorend bij het faxbericht van Stichting Allee Wonen van 14 mei 2014. De bijlage betreft productie 32 van de zijde van Stichting Groenhuysen, die door Stichting Allee Wonen van commentaar is voorzien. Stichting Groenhuysen stelt dat het stuk te laat is ingediend en dat zij van de inhoud van dit stuk geen dan wel onvoldoende kennis heeft kunnen nemen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat slechts mag worden beslist aan de
hand van stukken ter kennisneming waarvan en uitlating waarover aan partijen voldoende gelegenheid is gegeven. Stichting Allee Wonen had haar stuk dan ook zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval conform het toepasselijke procesreglement uiterlijk 24 uur voorafgaande aan de zitting aan Stichting Groenhuysen moeten doen toekomen. Nu zij dat heeft nagelaten, terwijl het een uitvoerig stuk (15 pagina’s) betreft, waarvan de voorbereiding de nodige tijd vergt, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat deze gang van zaken in strijd is met de goede procesorde en beslist dat dit stuk niet in de beoordeling zal worden betrokken.
1.4.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de pleitnota van Stichting Groenhuysen
- de pleitnota van Stichting Allee Wonen.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Voor de volledige inhoud van de vordering van Stichting Groenhuysen wordt
verwezen naar het petitum van de inleidende dagvaarding. Kort weergegeven strekt
de vordering primair tot nakoming van de contractuele verplichtingen voortvloeiend uit de voorhuurovereenkomst met bijlagen; tot herstel van de Bloemschevaert in de staat waarin het zou moeten verkeren wanneer de contractuele verplichtingen waren nagekomen; tot het verschaffen van ongeclausuleerde toegang tot de Bloemschevaert ten behoeve van inspectie; tot een verbod tot het aanspraak maken op huurpenningen en het nemen van rechtsmaatregelen ter incassering van vermeend verschuldigde huurpenningen alsmede tot een gebod te gehengen en te gedogen dat Stichting Groenhuysen onder gelijk blijvende voorwaarden blijft gehuisvest in het oude hoofdgebouw tot aan het moment dat zij de eerste fase van de Bloemschevaert heeft geaccepteerd. Subsidiair wordt gevorderd dat de voorzieningenrechter andere passende voorzieningen treft. Voorts wordt gevorderd dat aan het primair en subsidiair gevorderde een dwangsom wordt verbonden en dat Stichting Allee Wonen wordt veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met rente.
2.2.
Stichting Allee Wonen voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. Stichting Groenhuysen biedt in Roosendaal diverse voorzieningen op het gebied van ouderenzorg.
b. Stichting Allee Wonen is een wooncorporatie.
c. Op 13 maart 2007 heeft Stichting Groenhuysen met Woningstichting Aramis (lees: Stichting Allee Wonen) een overeenkomst gesloten met als doel een goed en samenhangend aanbod van zorgdiensten en woningen ten behoeve van senioren in de gemeente Roosendaal te kunnen bieden.
d. In de overeenkomst zijn partijen, voor zover van belang, overeengekomen – kort en zakelijk weergegeven – dat Stichting Groenhuysen de eigendom van het gebouwencomplex genaamd “de Bloemschevaert” en de daar nabij gelegen 96 geschakelde bungalows staande en gelegen aan en nabij de Covellijndijk te Roosendaal zal overgedragen aan Stichting Allee Wonen, dat met ingang van de datum van overdracht Stichting Groenhuysen het gebouwencomplex en de bungalows van Stichting Allee Wonen zal huren, dat Stichting Allee Wonen na een gefaseerde sloop ter plaatse ten behoeve van Stichting Groenhuysen een woon-zorg-service complex zal realiseren, te weten 176 extramurale huurwoningen en 40 intramurale huurwoningen alsmede de daarbij behorende zorginfrastructuur (hierna: de nieuwbouw) en dat Stichting Allee Wonen de nieuwbouw zal verhuren aan Stichting Groenhuysen.
e. Bij notariële akte van 13 maart 2007 heeft Stichting Groenhuysen de eigendom van het gebouwencomplex en de bungalows aan Stichting Allee Wonen overgedragen.
f. Op 29 mei 2012 hebben partijen ter zake van de nieuwbouw een voorhuurovereen-komst gesloten (hierna: de voorhuurovereenkomst). In deze overeenkomst heeft Stichting Groenhuysen zich jegens Stichting Allee Wonen verplicht om direct bij de oplevering van de eerste fase van de nieuwbouw over te gaan tot daadwerkelijke huur van deze fase. Artikel 1.2 van deze overeenkomst luidt als volgt:
“De eerste fase en de tweede fase van het project “De Bloemschevaert” als omschreven in artikel 1.1 en in de overwegingen van deze overeenkomst worden door Allee Wonen aan Groenhuysen opgeleverd overeenkomstig het tussen partijen op 8 december 2009 vastgestelde Programma van Eisen alsmede de daarbij behorende Nota van Wijzigingen PvE van 16 februari 2012 en de Staat van Oplevering Eerste Fase van 23 maart 2012 (concept versie); deze stukken zijn alsBijlage 2, 3, en 4aan deze overeenkomst gehecht en maken daarvan onlosmakelijk onderdeel uit. Voorstellen tot verandering van kwaliteit van het gehuurde tijdens de ontwerp- en uitvoeringsfasen zullen tussen beide partijen worden besproken en na overeenstemming worden vastgelegd middels eenzelfde Nota van Wijzigingen PvE”.
g. Begin 2013 is gestart met de realisatie van de nieuwbouw.
h. In mei 2013 heeft RDH Architecten Stedenbouwkundigen en Waarmakers (hierna: RDH) in opdracht van Stichting Groenhuysen het uitvoeringsgereed ontwerp voor de nieuwbouw getoetst aan bijlage 2 tot en met 4 van de voorhuurovereenkomst (hierna: het PvE, de Nota van Wijzigingen PvE en de Staat van Oplevering Eerste Fase). Zij heeft de resultaten daarvan neergelegd in het rapport van 13 mei 2013.
i. Stichting Groenhuysen heeft naar aanleiding van het rapport van RDH van 13 mei 2013 geconcludeerd dat bij de realisatie van de nieuwbouw – naar haar mening – substantieel is afgeweken van hetgeen partijen zijn overeengekomen. Zij heeft daarop het rapport van RDH aan Stichting Allee Wonen doen toekomen met aanvankelijk een verzoek, maar later een sommatie om de vermeende afwijkingen ongedaan te maken, waarop Stichting Allee Wonen afwijzend heeft gereageerd.
j. Op 18 december 2013 hebben partijen uitvoerig overleg met elkaar gevoerd over de ontstane situatie en de oplossingsrichtingen. In het verslag van dit overleg is, voor zover van belang, het navolgende opgenomen:
“7. Niet uitgevoerde onderdelen PvE:
[Naam X](lees: Stichting Allee Wonen)
geeft aan met dit geschilpunt grote
problemen te hebben. Het is niet acceptabel voor AW(lees: Stichting Allee Wonen).
AW ziet het PvE in de voorhuurovereenkomst als een wensenlijstje. Het goedgekeurde
VO/DO is het vertrekpunt en niet het PvE. [Naam Y](lees: Stichting Groenhuysen)
geeft
aan dat we dan in herhaling van zetten terecht komen. Er is geen ander contractstuk dan de voorhuurovereenkomst met bijlagen en daar wordt AW aan gehouden. Wel wil
[Naam Y] nogmaals uiterst kritisch en selectief door de lijst van 4 december 2013 lopen om aan te geven wat in uiterste situatie echt niet kan, wat voorlopig kan en wat moet worden geaccepteerd. (…) Hij zal zijn selectieve lijst van punten donderdag 19 december 2013 aanleveren aan [Naam X].
Alles overziende wordt geconcludeerd dat er nog geen overeenstemming is. Wel is in goede
sfeer belangrijk dicht bij een oplossing gekomen. Het moet lukken dit in januari 2014 af te
ronden om te bereiken dat schade en kosten geminimaliseerd worden voor beide partijen”.
k. Eind december 2013 heeft Stichting Allee Wonen Stichting Groenhuysen te kennen gegeven dat de eerste fase van de nieuwbouw opgeleverd zal worden en dat Stichting Groenhuysen vanaf dat moment verplicht is over te gaan tot huur van deze fase en dientengevolge huurpenningen aan Stichting Allee Wonen verschuldigd zal zijn. Als reactie daarop heeft Stichting Groenhuysen bij brief van 31 december 2013 Stichting Allee Wonen bericht dat van oplevering geen sprake kan zijn, omdat de Bloemschevaert – naar haar mening – niet geschikt is om in gebruik te worden genomen.
l. Bij brief van 28 februari 2014 heeft Stichting Allee Wonen Stichting Groenhuysen, voor zover van belang, bericht dat zij vasthoudt aan 1 januari 2014 als ingangsdatum van de huur. Voorts is in deze brief de navolgende passage opgenomen:
“Aan de andere kant, als u de huur(overeenkomst) op dit moment nog steeds ter discussie wilt stellen, dan kan die toegang(lees: de toegang tot de nieuwbouw)
slechts onder strikte voorwaarde worden toegestaan. Daaromtrent kunnen dan nadere (werk-)afspraken worden gemaakt”.
m. Bij brief van 27 maart 2014 heeft Stichting Allee Wonen Stichting Groenhuysen een termijn van twee weken gegeven om een afspraak met haar te maken over een datum waarop Stichting Groenhuysen het hoofdgebouw heeft ontruimd, zodat tot sloop van het hoofdgebouw kan worden overgegaan ter voorbereiding van de tweede fase van de nieuwbouw.
3.2.
Stichting Groenhuysen legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Stichting Allee
Wonen haar verplichtingen voortvloeiend uit de voorhuurovereenkomst en de daarvan deel uitmakende bijlagen 2 tot en met 4 (het PvE, de Nota van Wijzigingen PvE en de Staat van Oplevering Eerste Fase) niet (deugdelijk) is nagekomen, dat als gevolg daarvan het thans door Stichting Allee Wonen gerealiseerde deel van de nieuwbouw (eerste fase) niet geschikt is voor bewoning door haar bewoners/patiënten, dat zij daarom niet akkoord kan gaan met de oplevering van de eerste fase van de nieuwbouw, zodat zij vooralsnog geen huurpenningen aan Stichting Allee Wonen verschuldigd is. Stichting Groenhuysen stelt dat Stichting Allee Wonen jegens haar gehouden is om haar ongeclausuleerde toegang tot de nieuwbouw te verschaffen, zodat zij in staat wordt gesteld deze deugdelijk te inspecteren en dat van Stichting Allee Wonen in redelijkheid verlangd kan worden dat zij duldt dat (bewoners/patiënten van) Stichting Groenhuysen onder gelijk blijvende voorwaarden blijft gehuisvest in het oude hoofdgebouw totdat Stichting Groenhuysen de eerste fase van de nieuwbouw heeft geaccepteerd. Stichting Groenhuysen stelt recht en spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen te hebben.
3.3.
Vooropgesteld wordt dat een kort gedingprocedure uitsluitend strekt tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening in een spoedeisende zaak. Uit de stellingen van Stichting Groenhuysen begrijpt de voorzieningenrechter dat het spoedeisend belang bij toewijzing van de gevorderde nakoming gelegen is in de omstandigheid dat Stichting Groenhuysen zo spoedig mogelijk tot ingebruikname van (thans de eerste fase van) de nieuwbouw wil overgaan, zodat zij – naar zij stelt – haar verplichtingen met betrekking tot huisvesting jegens haar bewoners/patiënten kan nakomen en de steeds oplopende schade beperkt wordt. Gelet daarop zijn voor de beslissing van de onderhavige vordering tot nakoming enkel van belang de in de inleidende dagvaarding onder alinea 20. gestelde punten, aangezien die punten volgens Stichting Groenhuysen niet in overeenstemming zijn met het PvE en ingebruikname van de nieuwbouw beletten. Stichting Groenhuysen heeft twee dagen voor de mondelinge behandeling als productie 32 een – naar haar zeggen – meest recente lijst met afwijkingen overgelegd die (ook) ingebruikname van de nieuwbouw zouden beletten, maar de punten op deze lijst kunnen toewijzing van de vordering tot nakoming niet rechtvaardigen. Immers, gelijk Stichting Allee Wonen heeft aangevoerd, door ook de punten van deze lijst aan de vordering tot nakoming ten grondslag te leggen, vermeerdert Stichting Groenhuysen in feite (de grondslag) van haar eis. Niet valt in te zien waarom Stichting Groenhuysen die eisvermeerdering niet eerder dan twee dagen voor de mondelinge behandeling bekend kon maken. Gelet hierop wordt de eisvermeerdering wegens strijd met de eisen van een goede procesorde buiten beschouwing gelaten.
3.4.
Volgens Stichting Groenhuysen:
1. functioneert de brandmeldcentrale niet;
2 zijn de deurbreedtes te smal;
3 zijn vluchtwegen geblokkeerd;
4 zijn drempels te hoog;
5 ontbreekt verlichting;
6 is het terrein ontoegankelijk (bestrating ontbreekt);
7 functioneert de zorgoproepinstallatie niet;
8 ontbreekt de dwaaldetectie;
9 ontbreken po-spoelruimtes;
10 is de inrichting van de badkamers niet geschikt voor minder validen;
11 voldoen de groepsruimtes niet aan minimale eisen (adequate keukeninrichting
ontbreekt);
12 ontbreken automatische deurstoppers;
13 ontbreken delen van balustrades;
14 ontbreekt het dienstencentrum;
15 functioneert de telefonie niet.
3.5.
Stichting Allee Wonen heeft gemotiveerd betwist dat voornoemde punten ingebruikname van de Bloemschevaert in de weg staan en gesteld dat de thans gerealiseerde nieuwbouw volledig voldoet aan hetgeen partijen zijn overeengekomen.
3.6.
Voor wat betreft de punten 1, 3, 6, 7 en 13 heeft Stichting Groenhuysen gesteld dat zij sinds februari 2014 niet in kennis is gesteld over de voortgang van de realisatie van de nieuwbouw en dat zij tot op heden niet is uitgenodigd om de nieuwbouw te komen inspecteren, zodat zij de juistheid van de stellingen van Stichting Allee Wonen inhoudende dat de brandmeldcentrale wel degelijk functioneert, dat inmiddels alle toegangen en vluchtwegen toegankelijk zijn en alle noodzakelijke verharding rondom de gebouwen is aangebracht, dat de zorgoproepinstallatie functioneert en dat de ontbrekende (delen van) balustrades kort na de oplevering alsnog zijn geplaatst, niet heeft kunnen nagaan.
3.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dit betoog zonder nadere
toelichting, die ontbreekt, niet slagen. Uit de door Stichting Groenhuysen als productie 12 overgelegde brief van 28 februari 2014 kan worden afgeleid dat zolang Stichting Groenhuysen de huur(overeenkomst) ter discussie stelt, nadere (werk-)afspraken gemaakt moeten worden ten aanzien van de toegang tot de nieuwbouw. Niet gesteld en niet gebleken is dat Stichting Groenhuysen getracht heeft met Stichting Allee Wonen nadere afspraken te maken ten behoeve van inspectie van de nieuwbouw dan wel dat Stichting Allee Wonen op onredelijke gronden geweigerd heeft om dergelijke afspraken met Stichting Groenhuysen te maken. Dat Stichting Groenhuysen de juistheid van de stellingen van Stichting Allee Wonen ten aanzien van genoemde punten niet is nagegaan, komt dan ook voor haar rekening en risico. Dit brengt met zich dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door Stichting Allee Wonen, niet kan worden aangenomen dat deze punten niet in overeenstemming zijn met hetgeen tussen partijen is overeengekomen en aan ingebruikname van de nieuwbouw in de weg staan. De vordering tot nakoming ten aanzien van deze punten wordt daarom afgewezen.
3.8.
Voor wat betreft de overige punten met uitzondering van punt 14 (het
dienstencentrum) overweegt de voorzieningenrechter dat in dit kort geding niet is komen vast te staan wat partijen ten aanzien van deze punten concreet hebben afgesproken. Stichting Groenhuysen stelt dat de voorhuurovereenkomst en het PvE, de Nota van Wijzigingen PvE en de Staat van Oplevering Eerste Fase de afspraken tussen partijen weergeven. Stichting Allee Wonen stelt dat uitgegaan dient te worden van het door beide partijen goedgekeurde definitieve ontwerp van de architect. Volgens Stichting Allee Wonen hebben partijen na de voorhuurovereenkomst nadere afspraken gemaakt, die door de architect zijn uitgewerkt in een voorlopig en definitief ontwerp en dat beide partijen die ontwerpen hebben goedgekeurd. Daargelaten dat Stichting Allee Wonen het betreffende definitieve ontwerp niet in het geding heeft gebracht, is nadere waarheidsvinding, wellicht door middel van getuigenverhoor, noodzakelijk om te kunnen vaststellen wat de daadwerkelijke contractstukken c.q. afspraken tussen partijen zijn. Het kort geding biedt daarvoor echter geen ruimte.
3.9.
Nu niet duidelijk is geworden wat partijen concreet hebben afgesproken, kan,
bezien in het licht van de gemotiveerde betwisting door Stichting Allee Wonen, in dit kort geding niet vastgesteld worden of:
  • de deurbreedtes te smal zijn;
  • de drempels te hoog zijn;
  • de overeengekomen verlichting ontbreekt;
  • Stichting Allee Wonen in de dwaaldetectie had moeten voorzien;
  • po-spoelruimtes ontbreken;
  • de inrichting van de badkamers niet voldoet aan hetgeen is overeengekomen, daargelaten
dat Stichting Allee Wonen ter zitting niet heeft weersproken dat de inrichting van de badkamers op dit moment niet geschikt is voor minder validen, omdat nog maatwerk verricht moet worden, waarna Stichting Groenhuysen haar stelling niet nader heeft onderbouwd;
- adequate keukeninrichting in de groepsruimten ontbreekt;
- Stichting Allee Wonen in automatische deurstoppers had moeten voorzien. Ter zitting
heeft Stichting Allee Wonen zich overigens bereid verklaard daarin coulancehalve alsnog
te voorzien, zodat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat dit punt tussen partijen niet
langer in geschil is;
- Stichting Allee Wonen de overeengekomen voorzieningen voor wat betreft de telefonie
heeft aangebracht.
De vordering tot nakoming ten aanzien van deze punten wordt daarom afgewezen.
3.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat het dienstencentrum ontbreekt. Stichting Allee
Wonen stelt echter dat Stichting Groenhuysen zich niet kan beklagen over het ontbreken van het dienstencentrum, omdat volgens haar de oplevering niet gekoppeld is aan de oplevering van het dienstencentrum vanwege de omstandigheid dat – zo begrijpt de voorzieningenrechter – Stichting Allee Wonen afhankelijk was van de tijdige aanlevering door Stichting Groenhuysen van een definitief programma van eisen ten aanzien van het dienstencentrum. Volgens Stichting Allee Wonen had Stichting Groenhuysen uiterlijk 25 juni 2012 het definitief programma van eisen moeten aanleveren om de zorginfrastructuur bij oplevering gereed te kunnen hebben, maar zouden er op die datum nog geen definitieve afspraken gemaakt zijn.
3.11.
De voorzieningenrechter kan Stichting Allee Wonen niet volgen in haar betoog dat
Stichting Groenhuysen zich ten onrechte beklaagt over het ontbreken van het dienstencentrum. Niet weersproken is immers dat tijdens het Opmaatoverleg van 28 augustus 2012 Stichting Groenhuysen tot 31 december 2012 de gelegenheid heeft gekregen om invulling te geven aan de zorginfrastructuur (het dienstencentrum). Stichting Groenhuysen heeft onder verwijzing naar de door haar als productie 35 overgelegde
e-mailberichten van 21 december 2012 en 21 oktober 2013, waarvan de inhoud door Stichting Allee Wonen niet is weersproken, voldoende aannemelijk gemaakt dat het ontwerp van het dienstencentrum ruimschoots voor 31 december 2012 was goedgekeurd en dat slechts op detailniveau nog een en ander uitgewerkt moest worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht Stichting Groenhuysen bij de oplevering van de eerste fase van de nieuwbouw dan ook verwachten dat het dienstencentrum dienovereenkomstig dat goedgekeurde ontwerp gerealiseerd zou zijn.
3.12.
Aan de orde is thans de vraag of het ontbreken van het dienstencentrum
ingebruikname van de nieuwbouw in de weg staat. Die vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Op grond van het niet weersproken e-mailbericht van Stichting Allee Wonen aan Stichting Groenhuysen van 7 februari 2013 (productie 36 van Stichting Groenhuysen) waarin Stichting Allee Wonen schrijft:
“Het Dienstencentrum moet er ook simpelweg komen om de functionaliteit (en bewoning) van de cliënten van Stichting Groenhuysen mogelijk te maken: daar zijn we ons van bewust”, kan immers worden aangenomen dat Stichting Allee Wonen net als Stichting Groenhuysen van mening is dat de aanwezigheid van het dienstencentrum essentieel is voor ingebruikname van de nieuwbouw. De voorzieningenrechter gaat dan ook daarvan uit.
3.13.
Buiten debat van partijen is wat de contractuele verplichtingen van Stichting Allee
Wonen ten aanzien van de realisatie van het dienstencentrum zijn. De voorzieningenrechter houdt het er derhalve voor dat het Stichting Allee Wonen helder is wat van haar op dit punt verwacht mag worden. Gelet op hetgeen hiervoor sub 3.11. en 3.12. is overwogen, zal de vordering tot nakoming voor wat betreft het dienstencentrum dan ook worden toegewezen zoals hierna in het dictum verwoord.
3.14.
Het gevorderde gebod tot herstel van de nieuwbouw in de staat waarin het zou moeten verkeren wanneer de contractuele verplichtingen waren nagekomen kan niet worden toegewezen, omdat niet is komen vast te staan wat partijen concreet hebben afgesproken, terwijl bovendien niet gesteld en niet gebleken is wat hersteld zou moeten worden.
3.15.
Nu de nieuwbouw ten behoeve van Stichting Groenhuysen is gerealiseerd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat Stichting Allee Wonen zich in redelijkheid niet kan verzetten tegen toegang van Stichting Groenhuysen tot de nieuwbouw ten behoeve van inspectie. Die toegang dient ongeclausuleerd te worden verleend. De hierop betrekking hebbende vordering wordt daarom toegewezen.
3.16.
Tussen partijen is niet in geschil dat de rechter in de door Stichting Allee Wonen reeds aanhangig gemaakte bodemprocedure tussen partijen zal moeten oordelen over de vraag of Stichting Allee Wonen jegens Stichting Groenhuysen terecht aanspraak maakt op huurpenningen ten aanzien van de nieuwbouw. Gelet daarop acht de voorzieningenrechter het gevorderde verbod tot het aanspraak maken op huurpenningen en het nemen van rechtsmaatregelen ter incassering van vermeend verschuldigde huurpenningen, prematuur en daarom niet voor toewijzing vatbaar.
3.17.
Stichting Groenhuysen vordert Stichting Allee Wonen te gebieden en te gedogen dat zij (althans haar bewoners/patiënten) onder gelijk blijvende voorwaarden blijft gehuisvest in het oude hoofdgebouw tot aan het moment dat zij fase 1 van de nieuwbouw heeft geaccepteerd. Deze vordering zal worden toegewezen, nu Stichting Allee Wonen daartegen geen steekhoudend verweer heeft gevoerd.
3.18.
Van feiten en omstandigheden die aanleiding geven tot het opleggen van de gevorderde dwangsom is niet gebleken. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat Stichting Allee Wonen dit vonnis zal naleven.
3.19.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd zoals hierna in het dictum verwoord.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
gebiedt Stichting Allee Wonen onmiddellijk, onverkort en ongeclausuleerd haar contractuele verplichtingen ten aanzien van de realisatie van het dienstencentrum jegens Stichting Groenhuysen na te komen;
4.2.
gebiedt Stichting Allee Wonen Stichting Groenhuysen ongeclausuleerde toegang
tot de Bloemschevaert te verschaffen ten behoeve van inspectie tot aan het moment dat Stichting Groenhuysen de Bloemschevaert heeft geaccepteerd;
4.3.
gebiedt Stichting Allee Wonen te gehengen en te gedogen dat Stichting Groenhuysen (althans haar bewoners/patiënten) onder gelijk blijvende voorwaarden blijft gehuisvest in het oude hoofdgebouw tot aan het moment dat Stichting Groenhuysen de eerste fase van de Bloemschevaert heeft geaccepteerd;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de proceskosten aldus, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
4.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Evers op 2 juni 2014.