ECLI:NL:RBZWB:2014:3962

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2014
Publicatiedatum
10 juni 2014
Zaaknummer
C/02/278143 / KG ZA 14-121
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. Steenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake aanbesteding van portofoons door Veiligheidsregio Midden en West Brabant

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben de eiseressen, waaronder JVC Kenwood Belgium NV en Sepura PLC, een verzoek ingediend tot herstel van een eerder vonnis van 27 mei 2014. Dit verzoek was gericht op het corrigeren van een kennelijke fout in rechtsoverweging 4.7.3 van dat vonnis, waarin een verwisseling was gemaakt tussen portofoons en mobilofoons. De eiseressen stelden dat de beslissing over de mobilofoons onterecht was en dat de vordering ten aanzien van perceel 4 moest worden afgewezen, terwijl de vorderingen ten aanzien van percelen 2A en 2B toegewezen dienden te worden.

De advocaat van de eiseressen, mr. C.G. van der Wiel, betoogde dat de rechtbank een vergissing had gemaakt en dat de vordering ten aanzien van perceel 1 ook moest worden afgewezen. De advocaat van de gedaagde, Veiligheidsregio Midden en West Brabant, mr. drs. H.M. Fahner, onderschreef het verzoek tot herstel, maar stelde dat de vordering voor perceel 2 alsnog moest worden toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er inderdaad sprake was van een kennelijke vergissing in het eerdere vonnis. De rechter heeft vastgesteld dat de vorderingen ten aanzien van de percelen 2A en 2B moesten worden toegewezen, terwijl de vordering ten aanzien van perceel 1 moest worden afgewezen. Het herstelvonnis is op 2 juni 2014 uitgesproken, waarbij de rechter de nodige wijzigingen in het dictum heeft aangebracht en de partijen heeft gelast om de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis te retourneren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/278143 / KG ZA 14-121
Herstelvonnis van 2 juni 2014
in de zaak van

1.de naamloze vennootschap JVC KENWOOD BELGIUM NV,

gevestigd te B-1800 Vilvoorde, België,
2. de buitenlandse vennootschap
SEPURA PLC,
gevestigd te CB41GR Cambridge, Verenigd Koninkrijk,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROGRESS PLUS BV
h.o.d.n. AEG TRANZCOM NEDERLAND,
gevestigd te Almere,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABIOM COMMUNICATION SYSTEMS BV,
gevestigd te Wijchen,
eiseressen,
advocaat mr. C.G. van der Wiel te Amsterdam,
tegen
het openbaar lichaam
VEILIGHEIDSREGIO MIDDEN EN WEST BRABANT,
gevestigd te Breda,
gedaagde,
advocaat mr. drs. H.M. Fahner te Den Haag.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als eiseressen en de Veiligheidsregio.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
De raadslieden van partijen hebben bij brieven aan de rechtbank van 27, 28 en 30 mei en 2 juni 2014 gecorrespondeerd over het door mr. Van der Wiel bij brief van 27 mei 2014 gedane verzoek tot herstel van het op 27 mei 2014 tussen partijen gewezen vonnis.
1.2.
Mr. Van der Wiel heeft aanvankelijk verzocht om verbetering van het op 27 mei 2014 tussen partijen gewezen vonnis. Volgens mr. Van der Wiel was sprake van een kennelijke fout in rechtsoverweging 4.7.3. van het vonnis nu na een overweging over de aanschaf van portofoons vervolgens een beslissing wordt gegeven over mobilofoons. Het dictum diende derhalve gewijzigd te worden in die zin dat de vordering ten aanzien van perceel 4 in plaats van perceel 2 diende te worden afgewezen en dat de vorderingen ten aanzien van percelen 2A en 2B alsnog dienen te worden toegewezen. Zij betwist het standpunt van mr. Fahner dat de vordering ten aanzien van perceel 1 alsnog dient te worden afgewezen en heeft ten slotte het standpunt ingenomen dat, gelet op de inhoud van de brief van mr. Fahner van 30 mei 2014, kennelijk geen sprake is van een kennelijke fout die zich voor herstel leent.
1.3.
Mr. Fahner heeft het aanvankelijke standpunt van mr. Van der Wiel, dat sprake is van een kennelijke fout – te weten de beslissing omtrent de mobilofoons – en dat die fout zich op grond van artikel 31Rv voor herstel leent, onderschreven. Zij meent echter dat, nu zowel perceel 1 als perceel 4 betrekking hebben op portofoons, herstel dient plaats te vinden in die zin dat de vordering voor perceel 2 alsnog wordt toegewezen en die voor perceel 1 alsnog wordt afgewezen.

2.De beoordeling

2.1.
In het op 27 mei 2014 gewezen vonnis is de vordering ten aanzien van perceel 1 toegewezen en zijn de vorderingen ten aanzien van de andere percelen afgewezen.
2.2.
In rechtsoverweging 4.7.3. van het vonnis is echter sprake van een kennelijke vergissing nu na overwegingen met betrekking tot de noodzakelijke afwikkeling van de aanbesteding van aanschaf van Tetra portofoons gelet op producties 19 en 20 van de Veiligheidsregio, een conclusie werd getrokken over mobilofoons. Dat dient er toe te leiden dat, nu ten aanzien van die mobilofoons met terminals niet is komen vast te staan dat vervanging op korte termijn vereist is, de vorderingen ten aanzien van de percelen 2A en 2B, gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.5.3., dienen te worden toegewezen en rechtsoverweging 4.7.3. en het dictum dienen te worden gerectificeerd als hierna geformuleerd.
2.3.
Die kennelijke vergissing heeft geen consequentie voor de beslissing ten aanzien van perceel 4 omdat de op dat perceel betrekking hebbende vordering al om andere redenen – verwezen wordt naar rechtsoverweging 4.6.3. van het vonnis – is afgewezen. De vraag is vervolgens of, nu de beslissing in rechtsoverweging 4.7.3. ten onrechte is geformuleerd ten aanzien van mobilofoons in plaats van portofoons, dat gevolgen moet hebben voor de beslissing ten aanzien van perceel 1, de objectportofoons, zoals de Veiligheidsregio meent, maar eiseressen betwisten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat inderdaad het geval is. Zowel in de conclusie van antwoord als in de pleitnotities van haar raadsman is verwoord dat de thans in gebruik zijnde Tetra portofoons zullen worden vervangen door DMR-portofoons (perceel 1) en door nieuwe Tetra-portofoons (perceel 4). Dat is door eiseressen op zich zelf niet betwist. Overwogen is voorts in 4.7.3. dat, gelet op de producties 19 en 20, ten aanzien van de Tetra portofoons voldoende aannemelijk is dat er geen noodvoorraad of reserveapparatuur resteert. Derhalve dient de verwisseling van portofoons en mobilofoons in rechtsoverweging 4.7.3. ook te leiden tot herstel van de beslissing ten aanzien van perceel 1 en dient de vordering ten aanzien van dat perceel te worden afgewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
bepaalt dat rechtsoverweging 4.7.3. van het op 27 mei 2014 tussen eiseressen en de Veiligheidsregio gewezen vonnis, waar staat:
“ (…) Derhalve zal de vordering ten aanzien van perceel 2A worden afgewezen. Gezien de ingevolge 4.5.3. van dit vonnis toegestane koppeling met 2B zal ook de vordering ten aanzien van dat perceel worden afgewezen.”
wordt gewijzigd in:
“Derhalve zal de vordering ten aanzien van perceel 1 worden afgewezen.”
3.2.
bepaalt dat de onderdelen 5.2 en 5.3 van het dictum van het op 27 mei 2014 tussen eiseressen en de Veiligheidsregio gewezen vonnis, waar staat:
“5.2. verbiedt de Veiligheidsregio de aanbestedingsprocedure ten aanzien van perceel 1 voort te zetten en beveelt deze te staken en gestaakt te houden;
5.3.
beveelt de Veiligheidsregio, indien zij de onderhavige opdracht ten aanzien van
perceel 1 nog wenst te vergeven, ter zake een nieuwe aanbestedingsprocedure te
organiseren conform het toepasselijk wettelijk kader;”
worden gewijzigd in:
“5.2. verbiedt de Veiligheidsregio de aanbestedingsprocedure ten aanzien van percelen 2A en 2B voort te zetten en beveelt deze te staken en gestaakt te houden;
5.3.
beveelt de Veiligheidsregio, indien zij de onderhavige opdracht ten aanzien van
percelen 2A en 2B nog wenst te vergeven, ter zake een nieuwe aanbestedings-
procedure te organiseren conform het toepasselijk wettelijk kader;”
3.3.
bepaalt dat deze verbeteringen onder de vermelding van de datum 3 juni 2014 worden vermeld op de minuut van het vonnis van 27 mei 2014,
3.4.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 27 mei 2014 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2014.