Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde] heeft in zijn aangifteverklaard dat hij op 17 juni 2013 omstreeks 20.00 uur à 21.00 uur samen met zijn vriendin [getuige 3] in de auto naar het [straatnaam 1] te Tilburg was gereden. Hij werd aldaar aangesproken door verdachte, die samen was met zijn zoon, de medeverdachte. [benadeelde] en verdachte kregen onenigheid. Daarop reden medeverdachte en verdachte weg. Zij reden in een blauw/groene Peugeot, welke door verdachte werd bestuurd. [benadeelde] begaf zich vervolgens met [getuige 3] naar de garagebox van [getuige 1], gelegen bij een appartementencomplex aan de [straatnaam 2] te Tilburg. Na ongeveer een half uur verschenen daar ook verdachte en medeverdachte in de Peugeot. Zij stapten uit de Peugeot en er ontstond een vechtpartij met [benadeelde]. Op enig moment werd tweemaal, op korte afstand, op [benadeelde] geschoten. De ene kogel kwam in het hoofd van [benadeelde] terecht. De andere kogel trof hem in zijn borst(kas). Deze schotverwondingen, kogelintredes, worden ook genoemd in de aanwezige geneeskundige verklaring.
In een aanvullende verklaring heeft [benadeelde]opgemerkt dat verdachte en medeverdachte, toen zij op de [straatnaam 2] de Peugeot uitsprongen, een mes bij zich hadden. Tevens heeft [benadeelde] aangegeven dat de ruzie op het [straatnaam 1] was voortgekomen uit het feit dat [getuige 3] verdachte daar niet had begroet. Dit moet volgens [benadeelde] worden bezien in licht van de omstandigheid dat [getuige 3] in 2009 met verdachte was vreemd gegaan, terwijl zij toen al een relatie had met [benadeelde].
[getuige 2] was getuige van het schietincident op de [straatnaam 2]. [getuige 2]heeft verklaard dat hij met een tweetal andere jongens op de bewuste avond bij de garage van [getuige 1] stond. Hij zag dat [benadeelde] samen met zijn vriendin kwam aanrijden en dat zij zich bij de groep aansloten. Enige tijd later zag [getuige 2] dat er een groene Peugeot arriveerde bij de garage. Hij zag dat verdachte de bestuurder van de auto en dat medeverdachte de bijrijder was. De Peugeot werd midden op de rijbaan geparkeerd. Verdachte en medeverdachte verlieten tegelijkertijd de auto en stapten beiden op [benadeelde] af. [getuige 2] trachtte daarbij verdachte nog tegen te houden, maar slaagde daarin niet. Verdachte en medeverdachte begonnen met [benadeelde] te vechten. De aandacht van [getuige 2] werd daarbij ook getrokken naar een groot keukenmes dat op de grond lag, omdat hij even tevoren iets op die plaats had horen vallen. Vervolgens hoorde [getuige 2] een schot vallen. Kort daarna hoorde hij het geluid van een tweede schot en zag hij dat [benadeelde] werd beschoten. [getuige 2] zag verdachte en medeverdachte gelijktijdig wegrennen naar de Peugeot, welke auto vervolgens hard wegreed. [getuige 2] zag voorts een koperkleurige huls en een zilverkleurige huls op de grond liggen.
Getuige [getuige 3]heeft aangegeven dat [benadeelde] en verdachte ruzie kregen op het [straatnaam 1]. Nadat verdachte samen met zijn zoon in een groene Peugeot bij het [straatnaam 1] waren weggereden, vertrokken [benadeelde] en [getuige 3] richting de [straatnaam 2], naar de garage van [getuige 1]. [benadeelde] zou op die plek ongeveer tweemaal per week met vrienden bijeen komen. [benadeelde] en [getuige 3] stonden in de avond van 17 juni 2013 te praten met anderen voor de geopende garagedeur. Na enige tijd arriveerden verdachte en medeverdachte in de groene Peugeot. Zij parkeerden de auto niet in één van de parkeervakken, maar lieten deze midden op de rijbaan staan. Zij stapten beiden uit de auto. Daarbij werd door [getuige 3] gezien dat verdachte en medeverdachte een groot slagersmes en een pistool hadden meegenomen. Aansluitend werd [benadeelde] geslagen. Een ogenblik later werd volgens [getuige 3] op een afstand van twee meter op [benadeelde] geschoten. [benadeelde] werd geraakt in zijn hoofd en in/bij zijn oksel.
Getuige [getuige 1]bevond zich ten tijde van het tenlastegelegde niet bij zijn garagebox aan de [straatnaam 2], maar daarboven, in zijn flat op de eerste verdieping. Hij hoorde op de bewuste avond een schot klinken en ging daarom op de galerij staan. Hij zag toen een klein model Peugeot staan en hoorde iemand zeggen in het Papiaments “Ba tiré, ba tiré”, dat betekent “heb je hem geraakt” of “heb je hem geschoten”. Hij hoorde daarop iemand anders zeggen “sé sé swa”, dat betekent “ja ja jongen”. Hij herkende één van de stemmen als die van verdachte en vernam later van een andere getuige dat één van de stemmen van medeverdachte zou zijn.
Medeverdachteheeft verklaard dat hij op 17 juni 2013 kort na 16.00 uur werd opgehaald door zijn vader in een groene Peugeot en dat zij voor een boodschap naar het [straatnaam 1] waren gereden. Zij troffen daar [benadeelde], met wie zij - zoals kennelijk vaker voorkwam - ruzie kregen. Vervolgens reden verdachte en medeverdachte naar de woning van een tante te Tilburg. Enige tijd later was medeverdachte met zijn vader in de Peugeot naar de [straatnaam 2] gereden. Volgens zijn eigen zeggen om te kijken of [benadeelde] daar was, omdat zij met hem wilden gaan vechten. [benadeelde] zou medeverdachte heel erg boos hebben gemaakt, omdat [benadeelde] al geruime tijd vervelende opmerkingen maakte richting hem en zijn vader. Toen zij [benadeelde] in de [straatnaam 2] zagen staan, stapten zij gelijktijdig de auto uit. Medeverdachte hoorde een man zeggen “laat hem, laat hem”. Medeverdachte liet zich daardoor niet weerhouden. Er vielen vervolgens klappen vanuit het kamp [verdachte] in de richting van [benadeelde]. Even later werden twee schoten gelost.
In een latere verklaring heeft medeverdachteaangegeven dat [benadeelde] eerder vernielingen aan de auto en aan de woning van zijn vader had toegebracht en dat hij ook heel veel last heeft van de ruzie tussen zijn vader en [benadeelde]. Medeverdachte heeft gezegd: “[benadeelde] maakt van het probleem dat hij heeft met mijn vader ook mijn probleem.”
Ook verdachteheeft verklaard dat hij - samen met verdachte - op het [straatnaam 1] [benadeelde] had ontmoet, dat hij later met medeverdachte naar de [straatnaam 2] was gereden, dat hij daar in een vechtpartij met [benadeelde] was verwikkeld en dat tijdens dit gevecht werd geschoten. Verdachte heeft kenbaar gemaakt dat de reden van een langlopende ruzie met [benadeelde] is, dat hij een korte tijd contact had gehad met de vriendin van [benadeelde] ([getuige 3]). Volgens verdachte zou [benadeelde] na deze affaire vernielingen aan zijn auto en woning hebben verricht en verdachte hebben mishandeld.
Naar de twee hulzen, welke door de politie zijn veiliggesteld, zijn munitieonderzoeken door het N.F.I. verricht. Uit één van de N.F.I.-rapportagesvolgt dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de twee hulzen - zijnde een aluminiumkleurige huls en een messingkleurige huls - zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. De beide hulzen zijn bovendien vermoedelijk verschoten met een semiautomatisch werkend pistool van kaliber 6.35 mm Browning. Het betreft hier volgens het N.F.I. waarschijnlijk een omgebouwd alarmpistool van het merk Tanfoglio.
Verdachte en medeverdachte hebben er voor gekozen om geen helderheid te verschaffen met betrekking tot de feitelijke toedracht van het schietincident, terwijl een aantal omstandigheden schreeuwen om een nadere uitleg.
Zij verklaren bovendien verschillend: volgens verdachte zijn hij en medeverdachte naar de [straatnaam 2] gereden en zijn het slachtoffer en zijn vriendin daarna pas aan komen aanrijden. De zoon van verdachte zegt juist dat het slachtoffer en zijn vriendin daar al waren toen hij met zijn vader arriveerde. De verklaring van laatstgenoemde stemt op dit punt overeen met de aangifte en de getuigenverklaringen.
Niettemin kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het bovenstaande het volgende worden vastgesteld. Verdachte en medeverdachte zijn op 17 juni 2013 in de namiddag en avond samen opgetrokken. Verdachte heeft die avond, aldus in het bijzijn van medeverdachte, op het [straatnaam 1] ruzie gehad met [benadeelde]. Diezelfde avond zijn vader en zoon tezamen in de Peugeot gaan zoeken naar [benadeelde] omdat zij samen het plan hebben opgevat om [benadeelde] te grazen te nemen. Zij hebben daartoe beiden een wapen, te weten een groot mes en een vuurwapen, meegenomen. Bij het zien van [benadeelde] in de [straatnaam 2], zijn zij beiden tegelijkertijd uit de Peugeot gestapt en zijn zij samen direct de confrontatie met [benadeelde] aangegaan. Verdachte en medeverdachte hebben gezamenlijk geweld jegens [benadeelde] gebruikt, waarbij op enig moment van slechts twee meter afstand tweemaal gericht op [benadeelde] is geschoten. [benadeelde] is door de kogels in het hoofd en in zijn borstkas getroffen. Verdachte en medeverdachte zijn onmiddellijk na het schieten tezamen weggerend naar de Peugeot, daar allebei in gestapt en vervolgens haastig weggereden, gevlucht.
Naast hetgeen is opgenomen in de aangehaalde verklaringen, leidt de rechtbank uit de verklaringen van [benadeelde], [getuige 2]en [getuige 3]af - mede in samenhang bezien met de stem en de bewoordingen die [getuige 1] heeft gehoord - dat de twee kogels zijn afgevuurd door ofwel verdachte ofwel door medeverdachte. Eén van hen heeft geschoten. Een alternatief scenario is uit de gegeven feiten en omstandigheden niet op te maken en is evenmin opgeworpen door de verdediging.
De voornoemde handelingen van zowel vader als zoon dragen naar hun uiterlijke verschijningsvorm het karakter van samenwerking, van een gezamenlijk optreden, zoals ook door de officier van justitie is betoogd. De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen dat verdachte dan wel medeverdachte geen enkele actie heeft ondernomen om de ander te beletten dat het vuurwapen (daadwerkelijk) zou worden gebruikt. Evenmin heeft één van de twee zich van het door de (mede)verdachte gepleegde geweld gedistantieerd, ook niet nadat het eerste of zelfs nadat het tweede schot is gelost.
De rechtbank weegt op deze plaats mee dat verdachte en medeverdachte een motief hebben gehad. Verdachte is immers een aantal jaren geleden vreemdgegaan met de vriendin van de aangever, waaruit een langlopende ruzie is ontstaan. Niet alleen verdachte, maar ook medeverdachte zou daarvan hinder hebben ondervonden.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben vader en zoon beiden feitelijke uitvoeringshandelingen verricht en een voldoende substantiële bijdrage aan het delict geleverd. Zij hebben dan ook zodanig intensief samen gewerkt, dat zij ieder afzonderlijk als medepleger van het feit kunnen worden beschouwd.
Bij medeplegen zijn de afzonderlijke daders tezamen verantwoordelijk voor de gedragingen van een ieder alsmede voor de consequenties daarvan, zodat in het midden kan blijven wie van het duo het vuurwapen bij zich heeft gedragen en wie van hen uiteindelijk de schutter is geweest.