3.1.Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. Op 19 september 2006 is de vader van partijen overleden, de heer [naam vader] (hierna: vader). Ten tijde van zijn overlijden was hij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw [naam moeder] (hierna: moeder). Uit dit huwelijk zijn zes kinderen geboren, te weten [eisers]., [gedaagde] en mevrouw [naam kind].
b. Vader heeft bij testament van 20 september 2001 over zijn laatste wil beschikt en moeder, alsmede voornoemde kinderen, tot zijn enige en algehele erfgenamen benoemd, ieder voor 1/7e deel.
c. Het testament van vader hield een ouderlijke boedelverdeling in, te weten een toedeling aan moeder van alle tot zijn nalatenschap toebehorende goederen, zulks overeenkomst artikel 4:1167 BW (oud) e.v.
d. Op 16 november 2010 is moeder overleden. Zij heeft bij testament van 17 december 2009 over haar laatste wil beschikt. Tot haar enige erfgenamen behoren [eisers]., [gedaagde] en mevrouw [naam kind], ieder voor 1/6e deel.
e. Bij voormeld testament heeft moeder aan al haar voornoemde kinderen, met uitzondering van [gedaagde], een aantal legaten toebedeeld.
f. Ter definitieve verdeling van de gehele nalatenschap van moeder hebben de erven een vaststellingsovereenkomst ondertekend op een daartoe op 11 juli 2013 gehouden vergadering, zij het met dien verstande dat [eiser sub 4] deze vaststellingsovereenkomst daags na de vergadering heeft ondertekend en [gedaagde] op 28 november 2013. De erven opteerden ervoor dat aan een ieder een standaard verkrijging zou toekomen van € 278.000,00 en dat de uitdeling van de legaten zou geschieden met verrekende inbreng boven dit bedrag.
g. Na onderhandelingen hebben partijen een door de adviseur van [gedaagde] opgestelde appendix bij de vaststellingsovereenkomst van 11 juli 2013 ondertekend teneinde het aan [gedaagde] toekomende deel te secureren.
h. Volgens voormeld appendix heeft [gedaagde] recht op een bedrag van € 50.000,00 binnen vier weken na ondertekening van de appendix, een bedrag van € 150.000,00 bij ondertekening van de notariële akte van verdeling/afgifte van de legaten aan de overige erven, doch uiterlijk binnen zes maanden na ondertekening van de schuldbekentenis en een minimaal restantbedrag van € 78.000,00 direct na verkoop van de vermogensbestanddelen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. v/h [eiser sub 2] en Zoon (hierna: de BV).
i. Op 22 april 2014 is er een bijeenkomst georganiseerd teneinde een en ander nader toe te lichten en te formaliseren. De aanwezige notaris heeft de erven een volmacht voorgehouden, waarbij zij zouden kunnen tekenen voor akkoord voor wat betreft de overheveling van de legaten vanuit de BV naar de boedel en van daaruit naar de diverse legatarissen. Bij deze bijeenkomst is [gedaagde] toegezegd dat zij direct, dan wel enkele dagen na passering van de akte op 29 april 2014, een bedrag van
€ 200.000,00 zou ontvangen uit de BV. Ondanks verzoeken daartoe weigert [gedaagde] deze volmacht echter te ondertekenen.