Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 november 2013 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie met de producties 8 tot en met 16;
- de akte van[gedaagde] ten behoeve van de comparitie met de producties 7 tot en met 14;
- het proces-verbaal van comparitie van 20 maart 2014;
- de akte van [eiseres] houdende wijziging van eis in conventie met de productie 17;
- de antwoordakte van[gedaagde] met productie 15.
2.Het geschil
in conventie
3.De beoordeling
De titel van overdacht in driepartijenverhoudingen, proefschrift, Boom juridische uitgevers 2004, en A.S. Hartkamp, ‘De samengestelde overdrachtstitel en zijn manco’s,
WPNR2004/6596, m.n. onderdeel 8-12).
PG Inv. Boek 3, p. 1258-1259). De bedoelde oplossing betreft analogische toepassing van art. 3:86 BW en wel op een wijze beschreven in rechtsoverweging 3.17 hierna.
NJ1986/810) of de verkrijger niet wist noch behoorde te weten dat de vervreemder beschikkingsonbevoegd was. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan er op de verkrijger de plicht rusten een onderzoek in te stellen naar de beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder.
PG Inv. Boek 3, p. 1214).
- De onder a) in rechtsoverweging 3.1 weergegeven voorgeschiedenis;
- [gedaagde] heeft de advertentie van [man x] gezien op een plaats op internet waar veel (bouw)materialen worden aangeboden;
- [gedaagde] heeft uitgebreid (telefonisch) contact gehad met [man x] en [man x] is ook op het bedrijf van[gedaagde] geweest;
- [gedaagde] ging er bij de koop van uit dat het om afgekeurde nieuwe platen ging;
- De overeengekomen prijs – € 19.000 voor de 594 vloerplaten – was niet ongebruikelijk nu het om afgekeurde nieuwe platen ging. Bovendien heeft[gedaagde] bij haar zoektocht op internet naar tweedehandsplaten meerdere vergelijkbare aanbiedingen gezien.
- Het KOMO keurmerk heeft[gedaagde] bij aflevering niet gezien en overigens is[gedaagde] niet bekend met dat keurmerk.
- Dat op de pakbonnen van [eiseres] [besloten vennootschap] als koper van de platen vermeld stond, was niet vreemd. [man x] had[gedaagde] verteld dat [besloten vennootschap] familie was en hem had geholpen met zijn bedrijf. Bovendien moesten de eerste betalingen worden verricht aan [naam].
- Op de pakbonnen staat als adressant [besloten vennootschap] Groep BV, terwijl[gedaagde] van [man x] heeft gekocht;
- [gedaagde] kon bij aflevering constateren dat het om splinternieuwe platen ging, terwijl [man x] haar had gemeld dat het om “2e keus”-vloerplaten ging;
- De vloerplaten waren voorzien van stickers met het KOMO-keurmerk;
- De prijs voor de vloerplaten was, mede erop gelet dat zowel de vervoerkosten als de legkosten ongeveer € 10,00 per vloerplaat zijn, een fractie van wat gebruikelijk is voor dergelijke platen;
- Dat [gedaagde] aan Nobels heeft verklaard verrast te zijn dat[gedaagde] voor een lage prijs nieuwe vloerplaten met een KOMO-keurmerk ontving;
- Dat[gedaagde] nadien is gaan handelen in de vloerplaten.
nieuweplaten zijn, terwijl vaststaat dat[gedaagde] ervan uitging – in elk geval tot vóór de levering – dat sprake was van
afgekeurdeplaten. Anders gezegd: dat de prijs voor afgekeurde platen (substantieel) lager is dan de prijs voor nieuwe platen, is niet vreemd en noopt derhalve niet tot onderzoek. Voor het door [eiseres] aangevoerde verschil tussen de door[gedaagde] betaalde prijs en de prijzen voor tweedehands/gebruikte platen geldt hetzelfde. Tweedehands/gebruikte platen zijn immers niet zonder meer vergelijkbaar met afgekeurde platen onder andere gelet op – naar[gedaagde] onweersproken heeft gesteld – het door[gedaagde] beoogde gebruik en de in dat kader door [man x] toegezegde kwaliteit (vgl. comparitie van antwoord, punt 6). Ook de stelling van [eiseres] dat de door[gedaagde] betaalde prijs effectief neerkomt – na aftrek van de vervoerkosten en de legkosten – op ongeveer € 10,00 per vloerplaat, is onvoldoende. Ook indien dat feit bewezen wordt, leidt het niet tot de conclusie dat[gedaagde] onderzoek had moeten verrichten. Daarbij is van belang dat, in aanmerking genomen dat[gedaagde] dacht dat het om afgekeurde platen ging, [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft waarom een prijs van € 10,00 per vloerplaat zodanig laag is voor afgekeurde platen met de kwaliteit die [man x] had toegezegd in verband met het door[gedaagde] beoogde gebruik, dat[gedaagde] daarin aanleiding had moeten vinden om onderzoek te verrichten. De latere omstandigheid dat[gedaagde] vloerplaten heeft bijbesteld en vervolgens heeft doorverkocht is onvoldoende als nadere motivering. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat toen de 594 vloerplaten inmiddels geleverd waren en dus de in rechtsoverweging 3.17.4 vermelde zwaarwegende omstandigheden zich hadden voorgedaan. Tot slot, de rechtbank heeft voor haar oordeel dat [eiseres] niet wordt toegelaten tot (tegendeel)bewijslevering op dit punt meegewogen dat[gedaagde] haar standpunt dat de overeengekomen prijs geen aanleiding gaf tot onderzoek, nu het om afgekeurde platen ging, reeds in haar conclusie van antwoord had ingenomen. In aanmerking genomen dat [eiseres] zelf afgekeurde vloerplaten aan bijvoorbeeld boerenbedrijven verkoopt (naar zij ter comparitie heeft verklaard), had het op de weg van [eiseres] gelegen aan te voeren wat prijzen zijn voor afgekeurde vloerplaten.
2.842,00(2 punten × tarief € 1.421,00)
384,00(2 punten × ½ × tarief € 384,00)