ECLI:NL:RBZWB:2014:4681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
C/02/281868 / HA RK 14-97
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Schoenmakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van een deelgeschilprocedure naar een bodemprocedure in verband met seksuele en fysieke misbruikclaims

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2014 een beschikking gegeven in een deelgeschilprocedure. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaten mr. M.J. de Witte en mr. R. Hebly, heeft de rechtbank verzocht te oordelen over de aansprakelijkheid van de verweerster, de Confederatie van de Vlaamse en Nederlandse Provincie van de Congregatie van de Priesters van het Heilig Hart van Jezus, voor schade als gevolg van seksueel en fysiek misbruik. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P. Baetens, heeft verweer gevoerd en onder andere gesteld dat het geschil niet geschikt is voor een deelgeschilprocedure en dat de vordering tot schadevergoeding is verjaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker eerder een vergoeding van € 25.000 heeft ontvangen in een bijzondere kerkrechtelijke procedure. De verweerster heeft erop gewezen dat er ook voor slachtoffers van fysiek misbruik een soortgelijke procedure bestaat, waarbij de verjaring van de vordering geen rol speelt. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat er redenen zijn om de deelgeschilprocedure om te zetten naar een bodemprocedure, aangezien het verzoek in wezen gelijk is aan een eis in een dagvaardingsprocedure. Beide partijen hebben ingestemd met deze omzetting.

De rechtbank heeft besloten dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure en heeft bepaald dat de zaak op de rol van 20 augustus 2014 zal worden geplaatst voor het nemen van een akte waarin verzoeker zijn verzoekschrift kan aanpassen aan de formele eisen van een dagvaarding. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Schoenmakers.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rekestnummer: C/02/281868 / HA RK 14-97
Beschikking van 9 juli 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te[woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. M.J. de Witte en mr. R. Hebly,
tegen
de op grond van artikel 2:2 BW rechtspersoonlijkheid bezittende
CONFEDERATIE VAN DE VLAAMSE EN NEDERLANDSE PROVINCIE VAN DE CONGREGATIE VAN DE PRIESTERS VAN HET HEILIG HART VAN JEZUS,
gevestigd te Breda,
verweerster,
advocaat mr. R.P. Baetens.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoek tot een beslissing in een deelgeschil ex artikel 1019w Rv met producties 1 tot en met 17,
  • het verweerschrift met producties 1 tot en met 4,
  • de brief van verzoekster van 26 juni 2014 met drie producties,
  • de brief van verweerster van 27 juni 2014 met één productie,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 juli 2014.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoeker heeft de rechtbank verzocht te beslissen dat verweerder aansprakelijk is voor alle schade als gevolg van het seksuele en fysieke misbruik aan zijn zijde. Voorts is verzocht de kosten voor de onderhavige procedure op basis van het bepaalde in artikel 1019w Rv te begroten en verweerder tot betaling daarvan te veroordelen. Verweerster heeft verweer gevoerd en daartoe onder andere gesteld dat het geschil zich niet leent voor een behandeling in deelgeschil, dat de vordering tot vergoeding van schade is verjaard en dat het gestelde fysieke misbruik niet kan worden bewezen.
2.2.
Verzoeker heeft, voorafgaande aan de onderhavige procedure, de bijzondere kerkrechtelijke procedure doorlopen en, als slachtoffer van seksueel misbruik, een vergoeding ontvangen van € 25.000,--. Verweerster heeft erop gewezen dat er voor slachtoffers van fysiek misbruik een soortgelijke bijzondere kerkrechtelijke procedure in het leven is geroepen. In deze procedure speelt het al dan niet verjaard zijn van de vordering geen rol en worden er geen hoge eisen gesteld aan de bewijslevering van het gestelde misbruik. De uit te keren vergoedingen variëren van € 1.500,-- tot € 5.000,--. Verweerster stelt aan (de uitvoering van) deze regeling te zijn gebonden. Voorts wijst zij erop dat een mogelijke beslissing in de onderhavige procedure, inhoudende dat de hier in het geding zijnde vordering niet is verjaard dan wel dat een beroep op verjaring onder omstandigheden niet mogelijk is, voor haar principieel van aard is. De beslissing in deze zaak zal dan ook voor haar geen aanleiding vormen om met verzoeker in onderhandeling te treden.
2.3.
Na een schorsing van de mondelinge behandeling heeft verzoeker aangegeven dat zij de onderhavige procedure in de vorm een bodemprocedure zou willen voortzetten. Zij wenst alsdan in de gelegenheid te worden gesteld te concluderen voor repliek. Verweerster heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een dergelijke omzetting van de onderhavige procedure.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat er redenen zijn om tot omzetting van de onderhavige procedure over te gaan. Op de eerste plaats geldt dat het verzoek, met uitzondering van hetgeen daarin is opgenomen over de kosten, in dezelfde bewoordingen als een eis in een dagvaardingsprocedure kan dienen. Verzoeker heeft ter zitting ook aangegeven dat hij dit verzoek inhoudelijk ongewijzigd zal laten. Voorts stelt de rechtbank met partijen vast dat de inhoud van de processtukken, daar waar het de ingenomen stellingen ter onderbouwing van het verzoek en het verweer betreft, niet anders zou zijn wanneer deze in een dagvaarding en een conclusie van antwoord zou zijn opgenomen. Tot slot, en niet op de laatste plaats, is van belang dat beide partijen zich in een omzetting kunnen vinden. Nu het procesrecht een dienende functie heeft, zal de rechtbank op de voet van artikel 69 Rv. bevelen dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.
2.5.
De zaak zal op de rol van 20 augustus 2014 worden geplaatst voor het nemen van een akte waarin verzoeker, alsdan eiser, het ingediende verzoekschrift kan aanpassen aan de formele eisen van een dagvaarding en zijn stellingen kan aanpassen aan de toepasselijke procesregels. Tevens dient hij alsdan te concluderen voor repliek. Daarna zal gedaagde in de gelegenheid worden gesteld om te dupliceren.

3.De beslissing

De rechtbank
beveelt dat de onderhavige deelgeschilprocedure wordt voortgezet volgens de regels van een dagvaardingsprocedure, en
beveelt dat de zaak op de rol van 20 augustus 2014 wordt geplaatst voor het nemen van een akte tevens conclusie van repliek aan de zijde van eiser.
Deze beschikking is gegeven door mr. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.