ECLI:NL:RBZWB:2014:4910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
C/12/84126 / HA ZA 12-148
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in bankafschriften op basis van artikel 843a Rv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in een incident waarbij Grolo B.V. vorderde om inzage in de bankafschriften van de gedaagde. De vordering was gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de bijzondere exhibitieplicht regelt. Grolo stelde dat zij een rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage, omdat deze informatie relevant kon zijn voor het onderbouwen van haar vordering in de hoofdzaak, waarin zij stelde dat de gedaagde zich onrechtmatig gelden had toegeëigend. De rechtbank oordeelde dat Grolo inderdaad een rechtmatig belang had bij de inzage, aangezien de bankafschriften konden bijdragen aan de onderbouwing van haar vordering. De rechtbank verwierp het verweer van de gedaagde dat de gevraagde bescheiden niet betrekking hadden op een rechtsbetrekking waarin Grolo partij was. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Grolo aan de voorwaarden van artikel 843a Rv voldeed en heeft de gedaagde veroordeeld tot het verstrekken van de gevraagde bankafschriften. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan de veroordeling voldeed. De kosten van het incident werden aan de zijde van Grolo begroot op € 1.356,--.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/84126 / HA ZA 12-148
Vonnis in incident van 16 juli 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap
GROLO B.V.,
gevestigd te Loenen aan de Vecht,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T.B.M. Faaij te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.M. de Jonge te Goes.
Partijen zullen hierna Grolo en [gedaagde] genoemd worden.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis d.d. 23 januari 2013
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 juli 2013
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 november 2013
  • de conclusie na enquête tevens houdende akte vermeerdering van eis tevens houdende incidentele conclusie ex art. 843a Rv zijdens Grolo
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv zijdens [gedaagde]
  • de fax d.d. 15 mei 2014 van mr. Faaij met een productie;
  • de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
Grolo is bij tussenvonnis d.d. 23 januari 2013 in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat [gedaagde] € 91.918,08 of enig ander bedrag zich bij de exploitatie van het strandpaviljoen onrechtmatig heeft toegeëigend. Hij heeft daartoe getuigen doen horen.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Grolo vordert veroordeling van [gedaagde] tot afgifte van kopieën van alle bankafschriften van zijn privé rekeningen, waaronder in ieder geval -maar uitdrukkelijk niet beperkt tot- de rekening aangehouden bij de Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer], over de periode 18 april 2011 tot en met 31 januari 2012, zulks op straffe van een dwangsom. Zij stelt daartoe dat zij een rechtmatig belang heeft bij de verzochte bescheiden nu zij van belang (kunnen) zijn voor het onderbouwen van haar vordering, namelijk haar stelling dat van het in totaal aan [gedaagde] afgedragen bedrag in contante gelden een bedrag van € 94.395,03 niet op de rekening van Grolo terecht is gekomen en niet is verantwoord door [gedaagde]. Inzage in de bankafschriften van [gedaagde] kan volgens Grolo antwoord geven op de vraag óf er een groter bedrag aan contante gelden is gestort op zijn privérekening(en) dan het bedrag dat hij op de Grolo rekening terecht heeft doen komen. De bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd zijn volgens Grolo voldoende concreet om te worden aangemerkt als ‘bepaald’ in de zin van artikel 843a Rv en voorts is volgens haar voldaan aan het vereiste van ‘rechtsbetrekking’, nu ook de rechtsbetrekking ontstaan uit onrechtmatige daad daaronder valt.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt daartoe dat de vordering van Grolo niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 843a Rv, nu de bescheiden waarvan afgifte wordt gevorderd geen betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin Grolo partij is, de bescheiden onvoldoende bepaald zijn en Grolo geen belang heeft bij haar vordering, nu de verzochte inzage geen antwoord kan geven op de vragen die in het kader van de aan Grolo verstrekte bewijsopdracht aan de orde zijn.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Grolo baseert haar vordering op artikel 843a Rv, waarin de zogenaamde bijzondere exhibitieplicht is vastgelegd.
Voor toewijzing van de vordering op grond van dit artikel moet voldaan zijn aan drie cumulatieve voorwaarden: (1) degene die vordert dient een rechtmatig belang te hebben, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden en (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn voorganger partij is. Indien aan deze drie voorwaarden is voldaan, is degene die de stukken waarvan afgifte wordt gevraagd niettemin niet gehouden deze af te geven indien (a) een gewichtige reden zich daartegen verzet of (b) redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder afgifte van de gevraagde stukken is gewaarborgd (artikel 843a lid 4 Rv).
In het licht van de door [gedaagde] gevoerde verweren zal worden beoordeeld of de vordering van Grolo aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet.
4.2.
Ten aanzien van de vraag of Grolo een rechtmatig belang heeft bij inzage van de door haar gevraagde bescheiden overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Een rechtmatig belang wordt aanwezig geacht, indien de gevraagde bescheiden relevant zijn voor het bepalen door de verzoekende partij van haar rechtspositie. Indien het verzoek in een gerechtelijke procedure wordt gedaan, is onder meer aan deze eis voldaan, indien de bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van een niet op voorhand kansloze vordering of kansloos verweer. In casu staat voldoende vast dat inzage in de bankafschriften van [gedaagde] kan bijdragen aan de onderbouwing van de vordering van Grolo, welke vordering niet op voorhand als kansloos kan worden aangemerkt. De uiteindelijke waardering van de conclusies die Grolo aan de inhoud van de stukken wenst te verbinden komt eerst in de bodemprocedure aan de orde. Daarop kan in het kader van de incidentele vordering die thans ter beoordeling voor ligt, niet worden vooruitgelopen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat Grolo een rechtmatig belang heeft bij inzage van de bankafschriften.
4.3.
Voorts dient voldaan te zijn aan het vereiste dat het verzoek bescheiden moet betreffen aangaande een rechtsbetrekking waarin de aanvrager partij is. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de bescheiden waarvan Grolo inzage, afschrift of uittreksel vraagt geen betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin Grolo partij is, nu het bankrekeningen van [gedaagde] betreft. De rechtbank verwerpt dit verweer. Aangenomen moet worden dat het begrip ‘rechtsbetrekking’ ruim moet worden uitgelegd en niet slechts betrekking heeft op directe rechtsbetrekkingen tussen partijen zelf. Naar vaste jurisprudentie is het voldoende dat het document waarvan inzage, afgifte of afschrift wordt gevorderd, relevant is voor een rechtsbetrekking waarbij de aanvrager partij is. Zoals door Grolo terecht is opgemerkt valt onder het begrip ‘rechtsbetrekking’ ook de rechtsbetrekking ontstaan uit onrechtmatige daad. Nu Grolo in de hoofdzaak veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag wegens onrechtmatig toe-eigenen van gelden van de vennootschap vordert, is naar het oordeel van de rechtbank ook aan dit criterium voldaan.
4.4.
Tevens moet worden beoordeeld of is voldaan aan de eis van ‘bepaalde bescheiden’. De rechtbank is van oordeel dat aan dat vereiste is voldaan voor zover het betreft de rekening bij de Rabobank op naam van [gedaagde] met rekeningnummer [rekeningnummer]. Voor zover de vordering betrekking heeft op andere privérekeningen van [gedaagde] is zij te weinig gespecificeerd om als ‘bepaalde bescheiden’ te kunnen worden gekwalificeerd en zal zij worden afgewezen.
4.5.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of er gewichtige redenen zijn die aan de exhibitieplicht in de weg staan en of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Gesteld noch gebleken is dat Grolo op andere, voor [gedaagde] minder belastende, wijze over de benodigde informatie kan beschikken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat inzage in de bankafschriften noodzakelijk is om te kunnen vaststellen of [gedaagde] zich onrechtmatig gelden van Grolo heeft toegeëigend. Voorts is niet gebleken van gewichtige redenen die aan de oplegging van de exhibitieplicht in het algemeen in de weg staan.
4.6.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan de voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan, zodat de incidentele vordering voor toewijzing gereed ligt voor zover het betreft de rekening bij de Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer]. De rechtbank ziet aanleiding om de mede gevorderde dwangsom op na te melden wijze te matigen en daaraan een maximum te verbinden.
4.7.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld. De kosten van het incident aan de zijde van Grolo worden tot op heden begroot op € 1.356,-- (3 punten x tarief 452,--) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
veroordeelt [gedaagde] op grond van artikel 843a Rv tot het verstrekken aan Grolo van afschrift van kopieën van alle bankafschriften van zijn rekening bij de Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer] over de periode 18 april 2011 tot en met 31 januari 2012;
5.2.
bepaalt dat indien [gedaagde] niet binnen twee weken na heden aan voormelde veroordeling heeft voldaan, hij een dwangsom verbeurt van € 1.000,-- per dag dat hij in gebreke blijft aan die veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,--;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van Grolo tot op heden begroot op € 1.356,--,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak
5.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 augustus 2014voor conclusie na enquête zijdens [gedaagde],
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2014.