ECLI:NL:RBZWB:2014:514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2014
Publicatiedatum
30 januari 2014
Zaaknummer
C/02/274160 / KG ZA 13-784
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vereenvoudigd derdenbeslag op WWB-uitkering door UWV; niet voldaan aan artikel 479g lid 1 Rv; rechtszekerheidsbeginsel; substantiële nietigheid leidt tot opheffing beslagen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een kort geding aangespannen tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) vanwege onrechtmatige beslagen die onder de gemeente Tilburg waren gelegd. De eisers vorderden onder andere de opheffing van deze beslagen en terugbetaling van ingehouden bedragen op hun WWB-uitkering. De procedure begon met een dagvaarding op 16 december 2013, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 januari 2014.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat de voorwaarden voor het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag regelt. Het UWV had de gemeente Tilburg een afschrift van de executoriale titel moeten toezenden, maar dit bleek niet te zijn gebeurd. Hierdoor was het gelegde beslag nietig en kon het worden opgeheven. De rechtbank oordeelde dat de beslagen substantieel nietig waren, wat leidde tot de beslissing om de beslagen op te heffen en het UWV te veroordelen tot terugbetaling van de ingehouden bedragen aan de eisers.

De voorzieningenrechter benadrukte dat in kort geding geen verklaring voor recht kan worden toegewezen, waardoor de vordering van eisers om de beslagen onrechtmatig te verklaren niet kon worden toegewezen. Wel werd het UWV veroordeeld in de proceskosten, die op € 983,82 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 27 januari 2014 door mr. J. Römers, in aanwezigheid van griffier mr. Evers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/274160 / KG ZA 13-784
Vonnis in kort geding van 27 januari 2014
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. O.P.N.M. Tennebroek te Dongen,
tegen
DE RAAD VAN BESTUUR VAN HET UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN, KANTOOR EINDHOVEN,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. D.P. Kraak te Amsterdam.
Eisers zullen hierna [eiser sub 1]’ en ‘[eiser sub 2]’ genoemd worden en gezamenlijk worden aangeduid als ‘[eisers]’. Gedaagde zal hierna ‘het UWV’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 december 2013,
  • de brief van het UWV van 7 januari 2014 met producties 1 tot en met 9,
  • de brief van [eisers] van 9 januari 2014 met producties 1 tot en met 20,
  • de mondelinge behandeling op 13 januari 2014,
  • de pleitnota van [eisers],
  • de pleitnota van het UWV.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eisers] vorderen – samengevat –:
I. dat bepaald wordt dat de ten laste van hen gelegde beslagen onder de gemeente Tilburg onrechtmatig zijn;
II. opheffing van de ten laste van hen gelegde beslagen onder de gemeente Tilburg;
III. een veroordeling van het UWV tot terugbetaling aan [eisers] van de op hun WWB-uitkering ingehouden betalingen;
IV. een verbod de besluiten van 18 november 2008, 18 december 2008, 17 november 2008 en 13 maart 2009 verder te executeren op straffe van verbeurte van een dwangsom;
V. een veroordeling van het UWV in de proceskosten.
2.2.
Het UWV voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
(A) Voor wat betreft [eiser sub 1]:
a. Bij besluit van 18 november 2008 heeft het UWV de uitkering van [eiser sub 1] op grond van de Werkloosheidswet (WW) over de periode
1 januari 2007 tot en met 21 september 2008 herzien en in verband daarmee een bedrag van € 37.078,75 (bruto) als onverschuldigd betaald teruggevorderd (hierna: primair besluit I).
b. Bij besluit van 18 december 2008 heeft het UWV ter zake de ZW-uitkering van [eiser sub 1] over de periode 29 januari 2007 tot en met 22 mei 2007 een bedrag van € 2.642,86 (bruto) als onverschuldigd betaald teruggevorderd (hierna: primair besluit II).
c. Bij besluit van 13 maart 2009 heeft het UWV aan [eiser sub 1] de verplichting tot betaling van invorderingskosten ad € 681,--, vermeerderd met rente opgelegd.
d. [eiser sub 1] heeft tegen de primaire besluiten I en II bezwaar gemaakt.
e. Bij besluit van 10 november 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van [eiser sub 1] tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
f. Bij uitspraak van 19 mei 2010, verzonden op 26 mei 2010, heeft de bestuursrechter van deze rechtbank het daartegen door [eiser sub 1] ingestelde beroep ongegrond verklaard voor zover dat was gericht tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen primair besluit II. Het beroep is gegrond verklaard voor zover dat was gericht tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen primair besluit I en het bestreden besluit is in zoverre vernietigd. Het UWV is opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift.
g. [eiser sub 1] heeft tegen die uitspraak geen hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
h. Bij besluit van 16 november 2011 heeft het UWV de beslissing op het bezwaar van [eiser sub 1] tegen primair besluit I herzien. Het UWV is van oordeel dat over de periode 4 april 2007 tot en met 21 september 2008 ter zake WW-uitkering een bedrag van € 34.986,35 aan [eiser sub 1] onverschuldigd is betaald, hetgeen het UWV van [eiser sub 1] terugvordert.
i. Bij brief van 1 augustus 2013 heeft het UWV de gemeente Tilburg onder andere het volgende bericht:
“Volgens onze gegevens ontvangt [eiser sub 1] een uitkering van u. Zij moet in totaal € 46.195,15 aan ons terugbetalen, maar heeft dit nog niet gedaan. Daarom leggen wij nu beslag op het loon van [eiser sub 1].
Wat vragen wij van u?
Bijgaand vindt u een kopie van de brieven die wij naar [eiser sub 1] hebben gestuurd. Ook ontvangt u het formulierKennisgeving inhouding
. Wilt u dit formulier invullen en voor 15 augustus 2013 ondertekend aan ons terugsturen? U kunt de bijgevoegde antwoordenvelop gebruiken.
Vanaf het moment dat u het formulierKennisgeving inhouding
heeft teruggestuurd, houdt u steeds een bedrag in (…)
Bijlage(n): FormulierKennisgeving inhouding
Antwoordenvelop”
j. Bij brief van 9 augustus 2013 bericht de gemeente Tilburg het UWV het volgende:
“U heeft op 1 augustus 2013 aan de gemeente Tilburg executoriaal beslag betekend ten laste van:
Naam: [eiser sub 1]
Adres (…)
Woonplaats (…)
Geboortedatum (…)
Burgerservicenummer (…)
Dossiernummer (…)
Het beslag werd gelegd inzake ten onrechte ontvangen uitkering.
Naar aanleiding hiervan delen wij u mede dat betrokkene een WWB-uitkering ontvangt. (…) Met ingang van 1 augustus 2013 zal de gemeente Tilburg maandelijks voor u een bedrag van € 132,35 op de uitkering inhouden. (…)
k. Bij brief van 13 augustus 2013 heeft het UWV [eiser sub 1] bericht dat zij op 1 augustus 2013 onder de gemeente Tilburg beslag heeft gelegd op haar uitkering.
l. Bij brief van 12 december 2013 bericht de gemeente Tilburg het UWV het volgende:
“U heeft op 22 november 2013 aan de gemeente Tilburg executoriaal beslag betekend ten laste van:
Naam: [eiser sub 1] (…)
Naar aanleiding hiervan delen wij u mede dat betrokkene een WWB-uitkering ontvangt. (…) Op de uitkering van betrokkene is reeds eerder door u executoriaal beslag gelegd. Bovengenoemd beslag hebben wij aan dit eerder door u gelegde beslag toegevoegd. (…)”
(B) Voor wat betreft [eiser sub 2]:
a. Bij besluit van 17 november 2008 heeft het UWV de WW-uitkering van [eiser sub 2] over de periode 1 januari 2007 tot en met 14 september 2008 herzien en in verband daarmee een bedrag van € 10.941,23 (bruto) als onverschuldigd betaald teruggevorderd (hierna: primair besluit I).
b. Bij besluit van 13 maart 2009 heeft het UWV aan [eiser sub 2] de verplichting tot betaling van invorderingskosten ad € 681,--, vermeerderd met rente opgelegd (hierna: primair besluit II).
c. [eiser sub 2] heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
d. Bij besluit van 10 november 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van [eiser sub 2] tegen primair besluit I ongegrond verklaard en het bezwaar tegen primair besluit II niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de gronden van het bezwaar.
e. Bij uitspraak van 19 mei 2010, verzonden op 26 mei 2010, heeft de bestuursrechter van deze rechtbank het daartegen door [eiser sub 2] ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het UWV is opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op beide bezwaarschriften.
f. [eiser sub 2] heeft tegen die uitspraak geen hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
g. Bij besluit van 16 november 2011 heeft het UWV de beslissing op het bezwaar van [eiser sub 2] tegen primair besluit I herzien. Het UWV is van oordeel dat over de periode 4 april 2007 tot en met 14 september 2008 ter zake WW-uitkering een bedrag van € 10.377,52 aan [eiser sub 2] onverschuldigd is betaald, hetgeen het UWV van [eiser sub 2] terugvordert.
h. Bij brief van 22 november 2013 heeft het UWV de gemeente Tilburg onder andere het volgende bericht:

Volgens onze gegevens ontvangt de [eiser sub 2] een uitkering van u. Hij moet in totaal € 13.102,62 (exclusief wettelijke rente na heden over € 10.941,23) aan ons terugbetalen, maar heeft dit nog niet gedaan. Daarom leggen wij nu beslag op de uitkering van de [eiser sub 2]. (…)
Wat vragen wij van u?
Bijgaand vindt u een kopie van de brief die wij naar de [eiser sub 2] hebben gestuurd. Ook ontvangt u het formulierKennisgeving inhouding
. Wilt u dit formulier invullen en voor 21 december 2013 ondertekend aan ons terugsturen? U kunt de bijgevoegde antwoordenvelop gebruiken.
Vanaf het moment dat u het formulierKennisgeving inhouding
heeft teruggestuurd, houdt u steeds een bedrag in (…)
Bijlage(n): FormulierKennisgeving inhouding
Antwoordenvelop”
i. Bij brief van 17 december 2013 heeft het UWV [eiser sub 2] bericht dat het UWV op 22 november 2013 onder de gemeente Tilburg beslag heeft gelegd op zijn uitkering.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vordering ten grondslag dat de door het UWV ten laste van hen gelegde beslagen onder de gemeente Tilburg nietig, althans onrechtmatig zijn en daarom dienen te worden opgeheven, onder terugbetaling van de reeds op hun WWB-uitkering ingehouden bedragen.
3.3.
Vooropgesteld wordt dat het UWV heeft gekozen voor tenuitvoerlegging van de terugvorderingsbesluiten op basis van artikel 479g Rv, dat het vereenvoudigd derdenbeslag regelt. Ingevolge dat artikel dient het UWV aan de derde-beslagene, in dit geval de gemeente Tilburg, een afschrift van de executoriale titel uit kracht waarvan het beslag gelegd wordt, toe te zenden. De derde-beslagene zendt vervolgens die schriftelijke kennisgeving voor ‘gezien’ getekend aan het UWV terug. Eerst door deze terugzending is het beslag voltooid en dus tot stand gekomen. Uit de wet volgt dat de voorwaarden constitutief zijn: wordt hieraan niet voldaan, dan is het gelegde beslag nietig en kan het beslag in beginsel worden opgeheven.
3.4.
Uit de overgelegde processtukken blijkt niet dat de gemeente Tilburg ten aanzien van [eiser sub 2] een schriftelijke kennisgeving voor ‘gezien’ getekend aan het UWV heeft teruggezonden. Waarschijnlijk is de brief van de gemeente Tilburg van 12 december 2013 (randnr. 3.1, A-l) bedoeld als kennisgeving aan het UWV, in verband met diens brief van 22 november 2013 (randnr. 3.1, B-h). Maar de brief van de gemeente van 12 december 2013 vermeldt geen personalia van [eiser sub 2]. Nu geen sprake is van een kennisgeving van de gemeente is om die reden al niet voldaan aan een van de voorwaarden van artikel 479g Rv. Dit betekent dat het onder de gemeente Tilburg gelegde derdenbeslag ten laste van [eiser sub 2] nietig is.
3.5.
Na gemotiveerde betwisting door [eiser sub 1], heeft het UWV onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij aan het bepaalde in artikel 479g Rv heeft voldaan. Zo blijkt uit de door het UWV overgelegde brief aan de gemeente Tilburg van 1 augustus 2013 (randnr. 3.1, A-i) niet dat hij een afschrift van de executoriale titels op grond waarvan hij beslag heeft willen leggen, aan de gemeente Tilburg heeft doen toekomen. Het UWV deelt aan de gemeente slechts mede dat hij een – niet nader bepaald omschreven – kopie van de brieven aan [eiser sub 1] bijvoegt. Daaruit blijkt niet dat het om terugvorderingsbesluiten gaat, laat staan terugvorderingsbesluiten die in executoriale vorm zijn opgemaakt. Dat blijkt ook niet uit de omschrijving van de bijlagen. Het in die brief genoemde bedrag is evenmin herleidbaar tot de terugvorderingsbesluiten.
In de brief van de gemeente Tilburg aan het UWV van 9 augustus 2013 (randnr. 3.1, A-j) wordt evenmin melding gemaakt van bepaaldelijk omschreven terugvorderingsbesluiten. Er staat slechts dat beslag werd gelegd inzake een ten onrechte ontvangen uitkering.
Hieruit volgt dat niet is gebleken dat het UWV de terugvorderingsbesluiten aan de gemeente heeft toegezonden en de gemeente op basis van die besluiten kennisgeving heeft gedaan aan het UWV. Dit betekent dat de vereisten van artikel 479g Rv niet in acht zijn genomen, zodat ook ten aanzien van [eiser sub 1] geldt dat het onder de gemeente Tilburg ten laste van haar gelegde derdenbeslag nietig is.
3.6.
Het voorgaande wordt niet anders door de omstandigheid dat de raadsman van [eisers] bij de mondelinge behandeling heeft opgemerkt dat hij op zijn verzoek van de gemeente de terugvorderingsbesluiten van 18 november 2008 en 18 december 2008 heeft ontvangen, beide in executoriale vorm.
Het ligt op de weg van het UWV om aan te tonen dat aan de eisen voor het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag is voldaan. In verband met de wijze waarop UWV en de gemeente hebben gecorrespondeerd, zoals hiervoor uiteengezet, is niet verifieerbaar dat een kopie van deze besluiten bij brief van het UWV van 1 augustus 2013 aan de gemeente Tilburg zijn toegezonden teneinde een beslag onder de gemeente te leggen. Het rechtszekerheidsbeginsel vereist dat deze onduidelijkheid voor rekening van het UWV komt.
3.7.
Evenmin kan het UWV zich met succes beroepen op de overeenkomstige toepasselijkheid van artikel 65 Rv. De aard van de hiervoor gesignaleerde gebreken, in samenhang met het niet in acht genomen rechtszekerheidsbeginsel, brengt met zich dat de beslagen substantieel nietig zijn. De voorzieningenrechter zal deze beslagen daarom opheffen.
3.8.
In kort geding kan geen verklaring voor recht worden toegewezen, zodat alleen al hierom de daartoe strekkende vordering sub I niet kan worden toegewezen. Dat de beslagen nietig zijn impliceert dat het UWV de op de WWB-uitkering in het kader van de vermeende beslagen reeds ingehouden bedragen aan [eisers] dient terug te betalen. Voor de inhoudingen ontbreekt immers een geldige titel. Het sub III gevorderde kan daarom worden toegewezen. Omdat de beslagen worden opgeheven bestaat geen aanleiding vordering sub IV toe te wijzen. Voor toewijzing van de gevorderde dwangsom bestaat geen aanleiding, nu de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat het UWV, een overheidsorgaan, dit vonnis zal naleven.
3.9.
Het UWV zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eisers] gevallen. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 92,82 (incl. BTW)
- griffierecht € 75,--
- salaris advocaat
€ 816,--
Totaal € 983,82

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
heft op de ten laste van [eisers] onder de gemeente Tilburg gelegde beslagen die zijn ingeleid met de brieven van het UWV aan de gemeente Tilburg van 1 augustus 2013 en 22 november 2013;
4.2.
veroordeelt het UWV binnen een week na betekening van dit vonnis tot terugbetaling aan [eisers] van de op hun WWB-uitkering ingehouden bedragen;
4.3.
veroordeelt het UWV in de proceskosten aan de zijde van [eisers] gevallen, tot op heden begroot op € 983,82, waarvan € 891,00 moet worden voldaan aan eisers en waarvan € 92,82 moet worden voldaan aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 55.99.90.564 ten name van MvJ 535 te Breda onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Evers op 27 januari 2014.