Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 augustus 2014 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de waardering van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk had in een eerdere uitspraak op bezwaar de waarde van de woning van belanghebbende verlaagd naar de door haar in het bezwaarschrift genoemde waarde van € 124.000. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om een hoorgesprek te houden, omdat hij volledig tegemoet was gekomen aan het bezwaar van belanghebbende. Belanghebbende had zich het recht voorbehouden om haar bezwaar aan te vullen, maar de rechtbank vond dat de heffingsambtenaar op basis van de ingediende stukken kon concluderen dat het bezwaar volledig was ingewilligd.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, omdat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De waarde was vastgesteld op € 165.000, maar na herbeoordeling door de heffingsambtenaar was deze verlaagd naar € 124.000, wat in lijn was met de door belanghebbende ingediende taxatierapporten. Belanghebbende had een lagere waarde van € 105.000 bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de waarde correct was vastgesteld.
De rechtbank ging ook in op de stelling van belanghebbende dat het hoorrecht was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar op basis van de wet van het horen kon afzien, omdat er geen belangen van andere partijen in het geding waren. De rechtbank wees het verzoek van de heffingsambtenaar om belanghebbende in de proceskosten te veroordelen af, omdat er geen sprake was van onredelijk gebruik van procesrecht door belanghebbende. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.