In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een arts, die ook acupunctuur toepast, en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de door de arts verrichte acupunctuurbehandelingen vrijgesteld zijn van omzetbelasting. De arts had over het eerste kwartaal van 2013 € 918 aan omzetbelasting op aangifte voldaan en verzocht om teruggaaf van € 850. De rechtbank oordeelde dat de vrijstelling van omzetbelasting, zoals vastgelegd in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de omzetbelasting 1968, ook van toepassing is op de acupunctuurbehandelingen die de arts verricht. De rechtbank overwoog dat de arts een opleiding tot arts heeft afgerond en een aanvullende acupunctuuropleiding heeft gevolgd, waardoor de acupunctuurbehandelingen onder het deskundigheidsgebied van de arts vallen. De rechtbank stelde vast dat de opleiding acupunctuur een evidente verdieping vormt van de initiële artsenopleiding en dat de arts voldoet aan de gedragsregels van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG). De rechtbank concludeerde dat de arts recht heeft op teruggaaf van de betaalde omzetbelasting, omdat de acupunctuurbehandelingen als medische diensten worden beschouwd die onder de vrijstelling vallen. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de arts en gelast dat het griffierecht aan de arts wordt vergoed.