ECLI:NL:RBZWB:2014:6563

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
02/996009-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Struijs
  • A. Veldhuizen
  • J. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van slachtoffers in Nederland en Hongarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte heeft gedurende een periode van twee jaar een slachtoffer uitgebuit, die onder erbarmelijke omstandigheden leefde in de caravan van de verdachte. Het slachtoffer had geen toegang tot zijn eigen inkomsten en was afhankelijk van de verdachte, die hem dwong tot het verrichten van arbeid zonder hem daarvoor te compenseren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die geen familie of vrienden in Nederland had en de Nederlandse taal niet machtig was. De verdachte werd beschuldigd van het werven, vervoeren en huisvesten van het slachtoffer met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel ten aanzien van het slachtoffer, maar sprak hem vrij van de beschuldigingen met betrekking tot een tweede slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest, en kende een schadevergoeding toe aan het slachtoffer. De zaak benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact op de slachtoffers, die vaak langdurig lijden onder de gevolgen van hun uitbuiting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/996009-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag]1977, te [geboorteplaats], [geboorteland],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Demersluis, H.J.E. Wenckebachweg 48, Amsterdam,
raadsman mr. Van der Borst, advocaat te Etten-Leur.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 september 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Melssen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2011 tot en met 24 januari 2014, te Rijsbergen, althans in de gemeente(n)
Zundert en/of te Roosendaal en/of elders in Nederland, en/of te Szekszárd
(Hongarije) en/of elders in Hongarije (telkens) tezamen en in vereniging met
een of meer ander(en), althans alleen,
(art. 273f lid 1 sub 1 Sr)
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of meer andere perso(o)n(en) (telkens) door dwang
en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met
geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of afpersing en/of fraude
en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
voornoemde perso(o)n(en) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht
en/of gehuisvest (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde
perso(o)n(en)
En/of
(art. 273f lid 1 sub 4 Sr)
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of meer andere perso(o)n(en) (telkens) door dwang
en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met
geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of afpersing en/of fraude
en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid en/of diensten, dan wel onder vernoemde omstandigheden
enige handeling(en) heeft ondernomen, waarvan verdachte en/of (een of meer
van) zijn medeverdachte(n) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde perso(o)n(en) zich daardoor
beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
En/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of andere perso(o)n(en),
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn
medeverdachte(n), althans alleen, onder andere
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat in Nederland alles beter is, dat je er geld kan
verdienen en een beter leven kan hebben en/of
-die [slachtoffer 1] gehuisvest en/of laten slapen op een doek en/of gordijn op de
grond in de keuken van zijn en/of medeverdachte(s) stacaravan, waarbij hij
over weinig tot geen privacy beschikte en/of
-die [slachtoffer 1] gedwongen en/of bewogen zich buiten te wassen met een bak (warm)
water en/of in een buitenbadje met een slang als douche en/of
-die [slachtoffer 1] zijn papieren en/of paspoort en/of ID-kaart en/of
ziektekostenverzekeringspas afgenomen en/of ingenomen, waardoor hij
afhankelijk was van verdachte en/of medeverdachte(n) en/of hierover niet
(vrijelijk) kon beschikken en/of
-die [slachtoffer 1] (gemiddeld) 5 dagen in de week gedurende een periode van (ongeveer) zes, althans een aantal, maanden, bij een slachthuis en/ of vleesverpakkingsbedrijf in
Roosendaal, althans elders in Nederland, werkzaamheden laten verrichten,
waarbij het salaris op de rekening van verdachte en/of medeverdachte(n) werd
gestort en/of
-die [slachtoffer 1] niet de beschikking heeft gekregen over eigen verdiensten en/of
salaris voor de hem, [slachtoffer 1], verrichte diensten en werkzaamheden en/of
-die [slachtoffer 1] (veelvuldig) werkzaamheden heeft laten verrichten voor hem en/of
medeverdachte(n)zoals het uitbouwen van een stacaravan en/of houthakken, en/of
onderhoudswerkzaamheden, en/of andere werkzaamheden, waarbij de verdiensten
en/of hout moest(en) worden afgestaan aan verdachte en/of medeverdachte(n) en
die [slachtoffer 1] hier niet (vrijelijk) over kon beschikken waarbij/waarvoor geen redelijke) verdiensten werden ontvangen en/of
-die [slachtoffer 1] (veelvuldig) werkzaamheden en/of onderhoudswerkzaamheden en/of
heeft laten verrichten voor (een) andere(n), waarbij de verdiensten moest(en)
worden afgestaan aan verdachte en/of medeverdachte(n) en die [slachtoffer 1] hier
niet (vrijelijk) over kon beschikken en/of
-die [slachtoffer 2] (veelvuldig) werkzaamheden heeft laten verrichten voor hem
en/of medeverdachte(n), zoals het uitbouwen van een stacaravan en/of
houthakken, en/of onderhoudswerkzaamheden, en/of andere werkzaamheden, waarbij
de verdiensten en/of hout moest(en) worden afgestaan aan verdachte en/of
medeverdachte(n) en die [slachtoffer 2] hier niet (vrijelijk) over kon beschikken
waarbij/waarvoor geen (redelijke) verdiensten werden ontvangen en/of
-die [slachtoffer 2] (veelvuldig) werkzaamheden en/of onderhoudswerkzaamheden
en/of heeft laten verrichten voor (een) andere(n), waarbij de verdiensten
moest(en) worden afgestaan aan verdachte en/of medeverdachte(n) en die [slachtoffer 2]
hier niet (vrijelijk) over kon beschikken en/of
-die [slachtoffer 2] uitgeleend aan andere(n) voor het verrichten van
werkzaamheden, waarbij de verdiensten (onder dreiging weggestuurd te worden)
moesten worden ingeleverd bij verdachte en/of medeverdachte(n) en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geïntimideerd en/of angst aangejaagd door te
schelden en/of te vloeken en/of te beledigen en/of te schreeuwen en/of te
dreigen en/of te slaan en/of te slaan met een (stuk) hout(en) en/of een ander
voorwerp en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in een sociaal isolement gebracht door het
verplicht afleggen van verantwoording en/of de werk-/woonsituatie en/of het
gebrek aan voldoende vrije tijd en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in Hongarije hebben geworven, althans laten
werven en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (vervolgens naar Nederland hebben
(laten) overbrengen en/of
-die [slachtoffer 2] (gedurende) 5 maanden gehuisvest met meerdere personen in een
(kleine) stacaravan en/of ruimte op camping [naam camping] en/of waarbij deze
over weinig tot geen privacy beschikte en/of
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een meer andere perso(o)n(en) ,
zoals hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) wist(en)althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden in een kwetsbare positie
verkeerde(n), doordat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet
of onvoldoende sprak(en)/beheerste(n) en/of niet bekend was/waren met de
Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna)
niemand in Nederland kende(n) en/of/ aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] van hem en/of zijn medeverdachte(n) afhankelijk was/waren
voor levensonderhoud en huisvesting;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan mensenhandel en daarbij twee slachtoffers heeft gemaakt. Ten aanzien van aangever [slachtoffer 1] baseert zij zich op zijn aangifte, het feit dat [slachtoffer 1] in erbarmelijke omstandigheden is aangetroffen blijkens het proces-verbaal, het feit dat [slachtoffer 1] niet over zijn eigen salaris kon beschikken omdat dit op rekening van verdachte werd overgemaakt en de diverse getuigenverklaringen.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] heeft zij zich gebaseerd op zijn aangifte en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2].
De tenlastegelegde periode dient in het geval van [slachtoffer 1] beperkt te worden tot de periode van 1 oktober 2011 tot 24 januari 2014 en in het geval van [slachtoffer 2] van 1 september 2012 tot en met 1 maart 2013.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Het salaris van [slachtoffer 1] werd wel op zijn bankrekening gestort, maar dat was in overleg. [slachtoffer 1] had daarmee volgens verdachte geen problemen en kon ook over geld beschikken als hij dat wilde. Verdachte heeft ontkend [slachtoffer 1] slecht te hebben behandeld door hem te slaan, te laten slapen op een doek in de keuken van de caravan en hem veelvuldig hout te laten hakken. Ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer 2] juist heeft geholpen toen hij in Nederland aankwam en geen werk had, door hem te huisvesten en te voorzien van voedsel.
Voorts is aangevoerd dat er geen objectief politieonderzoek is geweest, hetgeen blijkt uit de insinuerende vragen tijdens de diverse verhoren van aangevers. Daarom zijn de verklaringen van aangevers niet betrouwbaar. Ook de getuigen zijn suggestief bevraagd door de politie, waardoor ook de getuigenverklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn. Daarnaast hebben diverse getuigen tegenstrijdig verklaard over de relatie tussen verdachte en aangever [slachtoffer 1]. Er zijn immers ook getuigen die hebben verklaard dat aangever [slachtoffer 1] en verdachte als vrienden of familie met elkaar omgingen.
De verklaringen van medeverdachte [getuige 1] en [getuige 2] zijn niet betrouwbaar nu de verhouding tussen hen en verdachte slecht was. Ten slotte heeft de verdediging betoogd dat de (negatieve) media-aandacht en het roddelcircuit op de camping [naam camping] in hoge mate voeding hebben gegeven aan alle beschuldigingen aan het adres van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding onderzoek
Op 21 januari 2014 werd een integrale hennepactie uitgevoerd op camping [naam camping] te Rijsbergen. In caravan [nummer] werd aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) aangetroffen onder erbarmelijke omstandigheden. [1] [naam], inspecteur handhaving gemeente Zundert werd door de beheerder van de camping [naam 2] aangesproken. Deze maakte melding van een ander persoon die onder erbarmelijke omstandigheden op de camping leefde. Het mogelijk slachtoffer is op 24 januari 2014 aan [naam] aangewezen en bleek te zijn [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]). [2]
Ten aanzien van aangever [slachtoffer 2]
heeft aangifte van mensenhandel gedaan en heeft verklaard dat hij naar Nederland is gebracht door [getuige 3] en op 14 september 2012 op camping [naam camping] te Rijsbergen is terechtgekomen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hem was gezegd dat er werk voor hem zou zijn, maar dat in Nederland bleek dat dit werk niet doorging. [slachtoffer 2] heeft de eerste twee maanden in een door verdachte gehuurde caravan verbleven en daarna drie maanden in een door verdachte geregelde caravan van zijn vriend [naam 3]. [slachtoffer 2] hoefde hiervoor niet te betalen. Hij heeft in die periode hout gehakt voor verdachte en de caravan van verdachte mee uitgebouwd. Voor het werk kreeg hij eten, sigaretten en bier. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij in die periode ook gedurende twee weken voor [naam 4] heeft gewerkt, daarvoor rond de 200 euro heeft gekregen en dit geld aan verdachte heeft afgegeven. [slachtoffer 2] kreeg 20 euro terug van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij vooraf niet op de hoogte was van de komst van [slachtoffer 2] naar Nederland. Hij heeft [slachtoffer 2] onderdak, eten en drinken gegeven, omdat [slachtoffer 2] geen inkomsten had. [slachtoffer 2] heeft hem geholpen met een verbouwing van de caravan en heeft werkzaamheden verricht voor [naam 4]. Van het geld dat hij daarmee verdiende, 400 euro, heeft [slachtoffer 2] 200 euro afgegeven aan verdachte.
Voor een bewezenverklaring van artikel 273f, eerste lid, sub 1, van het Wetboek van Strafrecht dient te worden vastgesteld dat er sprake is van het oogmerk van uitbuiting. Dit betekent dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat [slachtoffer 2] door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. [slachtoffer 2] is uit eigen beweging en met tussenkomst van [getuige 3] naar Nederland gekomen om te werken. Niet gebleken is dat verdachte hierbij enige rol heeft gespeeld. Toen [slachtoffer 2] in Nederland aankwam, bleek er geen werk te zijn. Verdachte heeft [slachtoffer 2] huisvesting geboden en heeft hem eten, drinken en sigaretten gegeven. Uit deze omstandigheden is niet op te maken dat verdachte de bedoeling had om hem uit te buiten. Dat [slachtoffer 2] hout heeft gehakt, verdachte heeft geholpen met het uitbouwen van de caravan en eenmalig 200 euro aan verdachte heeft gegeven, biedt in de gegeven omstandigheden ook geen aanknopingspunten voor de stelling dat verdachte huisvesting heeft geboden met de bedoeling om [slachtoffer 2] uit te buiten. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat sprake is geweest van het gebruik van dwangmiddelen, gericht op het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van arbeid, zoals strafbaar gesteld in artikel 273f, eerste lid, sub 4, van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin sprake geweest van het voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 2], zoals strafbaar gesteld in artikel 273f, eerste lid, sub 6, van het Wetboek van Strafrecht. Uit de hierboven geschetste omstandigheden kan immers niet worden opgemaakt dat verdachte enig voordeel heeft gehad uit het verblijf of de werkzaamheden van [slachtoffer 2].
De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van de onderdelen in de tenlastelegging die betrekking hebben op [slachtoffer 2].
Ten aanzien van aangever [slachtoffer 1]
heeft aangifte gedaan van mensenhandel. Hij heeft verklaard dat hij uit Hongarije komt, geen Nederlands kent en in Hongarije bij familie van verdachte woonde. Hij had verdachte al eens in Hongarije ontmoet. Hij is naar Nederland gekomen omdat hij had gehoord dat daar werk voor hem zou zijn. In Hongarije had hij geen familie. In Nederland kwam hij weer in contact met verdachte. Verdachte en [slachtoffer 1] werden door hun beider toenmalige werkgever in dezelfde woning gehuisvest. Op zeker moment is [slachtoffer 1] met verdachte en diens vrouw [medeverdachte], die zich inmiddels bij hen had gevoegd, op camping [naam camping] gaan wonen in een caravan. [3] Dit was de caravan op plaats D53. [4] De caravan op plaats D53 is op 28 januari 2012 op afbetaling gekocht en op naam gezet van medeverdachte [medeverdachte]. [5] Nadat de zoon van verdachte bij hen kwam wonen, en verdachte en diens vrouw een baby kregen, verslechterde voor [slachtoffer 1] de situatie. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij moest slapen op een doek/gordijn op de grond in de keuken van de stacaravan. [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij zich buiten moest wassen met een bak warm water terwijl het buiten erg koud was. [6] Ook moest hij zich buiten douchen. [7] Dit gebeurde met een tuinslang. [8] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] vies vond en dat hij zich daarom buiten moest wassen voordat hij de caravan binnen mocht komen. [9]
Vanaf 22 juli 2013 werkte [slachtoffer 1] samen met verdachte voor [werkgevers] projectservice bij een vleesverwerkingsbedrijf in Roosendaal. [10] Dit was gedurende 5 dagen per week. Verdachte reed [slachtoffer 1] daar iedere dag heen met zijn auto. Het salaris van [slachtoffer 1] werd aanvankelijk uitbetaald op een rekening van medeverdachte [medeverdachte]. [11] Vanaf december 2013 werd het salaris gestort op een rekening van verdachte. [12] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij hiervan geen geld kreeg. [13] Getuige [medeverdachte] heeft verklaard dat het salaris van [slachtoffer 1] op de rekening van verdachte werd gestort en dat er na betaling van de vaste lasten vaak niets overbleef om te delen met [slachtoffer 1]. [14]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in België voor de beheerder van de camping en diens vrouw werkzaamheden heeft verricht, maar dit geld moest afstaan om de achterstanden in de betaling van het stageld van de caravan mee te voldoen. [15] Verdachte heeft verklaard dat aangever inderdaad in België heeft gewerkt. [16] [slachtoffer 1] heeft voor de vrouw van de beheerder ook andere werkzaamheden verricht. [17] Zo heeft hij één dag gewerkt in Rotterdam. Verdachte wist hiervan. [18] Er was afgesproken tussen verdachte en [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 1] al het geld dat hij zou verdienen, aan de beheerder zou betalen om het stageld te voldoen. [19] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij veelvuldig hout moest hakken voor verdachte. [20] Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] vaak alleen aan het houthakken was en dat hij ook ’s nachts bezig was. [21]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij regelmatig werd uitgescholden, er tegen hem werd gevloekt en hij werd beledigd door verdachte. [slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat hij eenmalig met een stuk hout op zijn hoofd is geslagen en meerdere keren door verdachte is geslagen. [22] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] schreeuwend aansprak als hij iets fout deed. [23] Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij weleens een blauw oog en een gescheurde lip heeft gezien bij [slachtoffer 1] en heeft gezien dat [slachtoffer 1] van verdachte een paar vuistslagen op zijn gezicht kreeg. [24]
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer 1] heeft vervoerd (naar en van zijn werk) en heeft gehuisvest (in zijn caravan). Van werven of overbrengen is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest, nu niet is gebleken dat verdachte enige bemoeienis heeft gehad met de komst van [slachtoffer 1] vanuit Hongarije naar Nederland. De vraag is of bij het vervoeren en huisvesten dwangmiddelen zijn gebruikt en of sprake is geweest van het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f, eerste lid, sub 1, van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank overweegt dat het verdachte bekend was dat [slachtoffer 1] geen familie had in Nederland en dat hij de Nederlandse taal niet machtig was, zodat hij in een kwetsbare positie verkeerde en niet zomaar weg kon. Verdachte heeft misbruik gemaakt van deze kwetsbare positie door het salaris van [slachtoffer 1] dat hij verdiende bij een vleesverwerkingsbedrijf in Roosendaal, op zijn rekening dan wel de rekening van zijn echtgenote te laten storten, aangever daar niet vrijelijk over te laten beschikken en hem daarvan niets of te weinig te geven. De verklaring van [slachtoffer 1] dat hij niets kreeg van het geld, vindt ondersteuning in de verklaring van getuige [medeverdachte] die verklaarde dat het geld meestal op was aan vaste lasten, zodat er niets meer gedeeld kon worden met [slachtoffer 1]. Voorts blijkt uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen dat [slachtoffer 1] slecht werd behandeld. Hij sliep op een doek of gordijn in de keuken, waste zich buiten en hield zich naast zijn werk bij het vleesverwerkingsbedrijf voortdurend bezig met houthakken voor verdachte. Ook blijkt dat sprake is geweest van geweld en bedreiging daarmee. Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] heeft vervoerd en gehuisvest door het gebruik van dwangmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is bij verdachte bovendien sprake geweest van het vereiste oogmerk van uitbuiting. Deze situatie deed zich in ieder geval voor vanaf de periode dat aangever bij verdachte woonachtig was op [naam camping], te weten vanaf 28 januari 2012, zijnde de datum waarop de caravan door verdachte, [medeverdachte] en [slachtoffer 1] is aangeschaft.
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen blijkt voorts dat verdachte [slachtoffer 1] door het gebruik van dwangmiddelen heeft bewogen tot het verrichten van werkzaamheden voor de beheerder van de camping en diens vrouw (artikel 273f, eerste lid, sub 4, van het Wetboek van Strafrecht).
Ten slotte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voordeel hebben genoten uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] door zich het salaris van [slachtoffer 1] en zijn verdiensten voor de eerdergenoemde werkzaamheden toe te eigenen en hem veelvuldig, ook ’s nachts, te laten houthakken (artikel 273f, eerste lid, sub 6, van het Wetboek van Strafrecht).
Het verweer van de raadsman over de insinuerende vragen die door de verbalisanten zouden zijn gesteld aan [slachtoffer 1] en de getuigen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat deze verklaringen niet betrouwbaar zouden zijn. Dat er media-aandacht is geweest voor deze zaak en er wellicht sprake is geweest van een roddelcircuit op [naam camping], maakt dit niet anders. Daarbij is het volgende van belang. De aangifte van [slachtoffer 1] wordt door de rechtbank betrouwbaar geacht, gelet op het feit dat deze aangifte op veel onderdelen ondersteuning vindt in de getuigenverklaringen en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]. Verder is er objectief bewijs, zoals het gegeven dat het salaris van [slachtoffer 1] niet op zijn eigen rekening kwam, maar op de rekening van verdachte dan wel medeverdachte [medeverdachte] werd gestort. Dit blijkt immers uit de overzichten van hun bankrekeningen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn echtgenote [medeverdachte] ten aanzien van het voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1]. Immers, [slachtoffer 1] verbleef bij verdachte en [medeverdachte], en zij heeft meegeprofiteerd van het salaris van [slachtoffer 1] en de door hem verrichte werkzaamheden. Ook heeft zij toegestaan dat [slachtoffer 1] in de keuken op een doek sliep en zich buiten moest wassen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van mensenhandel, zoals bedoeld in
artikel 273f, eerste lid, sub 1 en 4, van het Wetboek van Strafrecht en medeplegen van mensenhandel, zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 6, van het Wetboek van Strafrecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Hij op één of meer tijdstip(pen) in
of omstreeksde periode van
1 januari
201128 januari 2012tot en met 24 januari 2014, te Rijsbergen,
althans in de gemeente(n)
Zunderten
/ofte Roosendaal en
/ofelders in Nederland,
en/of te Szekszárd
(Hongarije) en/of elders in Hongarije (telkens) tezamen en in vereniging met
een of meer ander(en), althans alleen,
(art. 273f lid 1 sub 1 Sr)
[slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of meer andere perso(o)n(en) (telkens)door
dwang
en/ofgeweld en
/of een of meerandere feitelijkheden en
/ofdoor dreiging met
geweld
en/of een of meer andere feitelijkheden en/of afpersing en/of fraude
en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwichten
/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie
voornoemde perso
(o
)n
(en)heeft
geworven en/ofvervoerd en
/of overgebracht
en/ofgehuisvest
(telkens)met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde
perso
(o
)n
(en)
En
/of
(art. 273f lid 1 sub 4 Sr)
[slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of meer andere perso(o)n(en) (telkens)door
dwang
en/ofgeweld en
/of een of meerandere feitelijkheden en
/ofdoor dreiging met
geweld en
/of een of meer andere feitelijkheden en/of afpersing en/of fraude
en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie
heeft
/hebben gedwongen en/ofbewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid
en/of diensten, dan wel onder vernoemde omstandigheden
enige handeling(en) heeft ondernomen, waarvan verdachte en/of (een of meer
van) zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde perso(o)n(en) zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
En
/of
tezamen en in vereniging met eenof meerander(en), althans alleen,
(telkens)opzettelijk voordeel heeft
/hebbengetrokken uit de uitbuiting van
[slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of andere perso(o)n(en),
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of
(een of meer van)zijn
medeverdachte
(n), althans alleen, onder andere
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat in Nederland alles beter is, dat je er geld kan
verdienen en een beter leven kan hebben en/of
-die [slachtoffer 1] gehuisvest en
/oflaten slapen op een doek
en/of gordijn op de
grond in de keuken van zijn en
/ofmedeverdachte
(s
)stacaravan,
waarbij hij
over weinig tot geen privacy beschikteen
/of
-die [slachtoffer 1]
gedwongen en/ofbewogen zich buiten te wassen met een bak (warm)
water en
/of in een buitenbadjemet een slang als douche en
/of
-die [slachtoffer 1] zijn papieren en/of paspoort en/of ID-kaart en/of
ziektekostenverzekeringspas afgenomen en/of ingenomen, waardoor hij
afhankelijk was van verdachte en/of medeverdachte(n) en/of hierover niet
(vrijelijk) kon beschikken en/of
-die [slachtoffer 1] (gemiddeld) 5 dagen in de week gedurende een periode van
(ongeveer
)zes,
althans een aantalmaanden, bij een
slachthuis en/ ofvleesverpakkingsbedrijf in
Roosendaal,
althans elders in Nederland,werkzaamheden laten verrichten,
waarbij het salaris op de rekening van verdachte
en/of medeverdachte
(n)werd
gestort en
/of
-die [slachtoffer 1] niet de beschikking
heeft gekregengegevenover eigen verdiensten en/of
salaris voor de
doorhem, [slachtoffer 1], verrichte diensten en werkzaamheden en
/of
-die [slachtoffer 1] (veelvuldig) werkzaamheden
heeftlaten verrichten voor hem en
/of
medeverdachte
(n)zoals
het uitbouwen van een stacaravan en/ofhouthakken,
en/of
onderhoudswerkzaamheden, en/of andere werkzaamheden, waarbij de verdiensten
en/of hout moest(en) worden afgestaan aan verdachte en/of medeverdachte(n) en
die [slachtoffer 1] hier niet (vrijelijk) over kon beschikken en/of waarbij/waarvoor geen
(redelijke)verdiensten werden ontvangen en
/of
-die [slachtoffer 1]
(veelvuldig)werkzaamheden
en/of onderhoudswerkzaamheden en/of
laten verrichten voor
(een
)ander
e(n), waarbij de verdiensten moest
(en
)
worden afgestaan aan verdachte
en/of medeverdachte(n)en die [slachtoffer 1] hier
niet (vrijelijk) over kon beschikken en
/of
-die [slachtoffer 2] (veelvuldig) werkzaamheden heeft laten verrichten voor hem
en/of medeverdachte(n), zoals het uitbouwen van een stacaravan en/of
houthakken, en/of onderhoudswerkzaamheden, en/of andere werkzaamheden, waarbij
de verdiensten en/of hout moest(en) worden afgestaan aan verdachte en/of
medeverdachte(n) en die [slachtoffer 2] hier niet (vrijelijk) over kon beschikken
en/of
-die [slachtoffer 2] (veelvuldig) werkzaamheden en/of onderhoudswerkzaamheden
en/of heeft laten verrichten voor (een) andere(n), waarbij de verdiensten
moest(en) worden afgestaan aan verdachte en/of medeverdachte(n) en die [slachtoffer 2]
hier niet (vrijelijk) over kon beschikken en/of
-die [slachtoffer 2] uitgeleend aan andere(n) voor het verrichten van
werkzaamheden, waarbij de verdiensten (onder dreiging weggestuurd te worden)
moesten worden ingeleverd bij verdachte en/of medeverdachte(n) en/of
-die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]geïntimideerd en
/ofangst aangejaagd door te
schelden en
/ofte vloeken en
/ofte beledigen en
/ofte schreeuwen en
/ofte
dreigen en
/ofte slaan en
/ofte slaan met een
(stuk
)hout
(en) en/of een ander
voorwerpen
/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in een sociaal isolement gebracht door het
verplicht afleggen van verantwoording en/of de werk-/woonsituatie en/of het
gebrek aan voldoende vrije tijd en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in Hongarije hebben geworven, althans laten
werven en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (vervolgens naar Nederland hebben
(laten) overbrengen en/of
-die [slachtoffer 2] (gedurende) 5 maanden gehuisvest met meerdere personen in een
(kleine) stacaravan en/of ruimte op camping [naam camping] en/of waarbij deze
over weinig tot geen privacy beschikte en/of
terwijl die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of een meer andere perso(o)n(en) ,
zoals hij, verdachte, en
/of (een of meer van)zijn medeverdachte
(n)wist
(en
)a
lthans redelijkerwijs moest(en) vermoedenin een kwetsbare positie
verkeerde
(n), doordat die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]de Nederlandse taal niet
of onvoldoende sprak
(en)/beheerste(n)en
/ofniet bekend was
/warenmet de
Nederlandse regels en
/ofwetten
en/of gewoonten en/of gebruikenen
/of(bijna)
niemand in Nederland kende
(n) en/of/ aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] van hem en/of zijn medeverdachte(n) afhankelijk was/waren
voor levensonderhoud en huisvesting;
In cursief zijn enkele tekstuele wijzigingen opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat, gelet op de betoogde vrijspraak, er geen straf dient te worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1]. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1]. Immers, [slachtoffer 1] was de Nederlandse taal niet machtig, was naar Nederland gekomen om te werken en had hier geen familie of vrienden. Hij bewoonde met verdachte en diens echtgenote een stacaravan op camping [naam camping], maar naarmate de tijd verstreek, werd hij door hen steeds slechter behandeld. [slachtoffer 1] kon op een gegeven moment niet meer beschikken over het geld dat hij met zijn werk verdiende omdat zijn salaris werd gestort op de bankrekening van verdachte of diens echtgenote. Hij moest op een doek op de grond in de keuken slapen, werd door verdachte geslagen en moest zich buiten wassen omdat hij volgens verdachte (en diens echtgenote) zou stinken. Hij moest hard werken, ook buiten zijn reguliere werktijden om, onder meer door hout te hakken en dat zelfs menigmaal in de nachtelijke uren en in de regen.
Bij de bepaling van een op te legen straf wordt gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden ten tijde van het gepleegde strafbare feit en op de persoon van verdachte.
De rechtbank rekent verdachte de uitbuiting van [slachtoffer 1] ernstig aan. Uitbuiting is een ernstige vorm van criminaliteit, omdat het een grote inbreuk maakt op de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zijn eigen gewin daarbij op de voorgrond gesteld. Zijn handelen moet beschouwd worden als een volstrekte minachting en volledig gebrek aan respect voor de medemens. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van mensenhandel vaak lang last houden van hetgeen hen is overkomen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het blanco strafblad van verdachte en houdt rekening met het rapport van psycholoog J. van Kemenade van 14 mei 2014, waarin is gesteld dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Hoewel hij een IQ heeft van 77, weet verdachte volgens de psycholoog over het algemeen goed wat hij doet en waarom hij de dingen doet.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte afwijken van de eis van de officier[naam camping]van justitie, nu de rechtbank een kortere pleegperiode bewezen acht en mensenhandel ten aanzien van uitsluitend één slachtoffer is bewezen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest passend.

7.De benadeelde partijen

Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]:
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 10.218,= voor het onderhavige feit.
Verdachte is vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging waaruit deze schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]:
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 45.243,78 voor het onderhavige feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.000,=, ter zake van immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
mensenhandel meermalen gepleegd en
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* het kentekenbewijs en de verzekeringspapieren van de Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken];
Benadeelde partij [slachtoffer 2]:
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2.000,=, ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
€ 2.000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Struijs, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Ebben, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
19 september 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld het onderdeel van het eindproces-verbaal met nummer 6640-2014-876/6640-2014-877 (Albeuve/Dornach) van de Inspectie SZW, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1230.
2.Het zaaksdossier, pagina 47.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 578 en 579.
4.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 172.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 397.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 588.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 635.
8.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], pagina 691.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2014.
10.Het proces-verbaal zaaksdossier, pagina 48.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 400.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 401.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 595.
14.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], pagina 219.
15.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 583, 584, 586 en 587.
16.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2014.
17.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 584.
18.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 597.
19.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 586.
20.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 615.
21.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], pagina 645 en 646.
22.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pagina 602.
23.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], pagina 652.
24.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], pagina 692.