ECLI:NL:RBZWB:2014:6659

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
02/811043-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prenger
  • J. Tempelaar
  • A. Slot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor het uitvoeren van een Denial of Service-aanval op de website van een bank

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van het uitvoeren van een Denial of Service (DoS) aanval op de website van een bank. De verdachte, geboren in 1995, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. Z. Yeral. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 augustus 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Van Setten, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van geautomatiseerd werk, in dit geval de website van de bank, door middel van een DDoS-aanval op 10 april 2013.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had bewijs aangedragen dat de verdachte verantwoordelijk was voor de DoS-aanval, waaronder een verhoogd dataverkeer en een http-post request afkomstig van het IP-adres van de verdachte. De verdediging voerde aan dat de computer van de verdachte was overgenomen door hackers, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de DoS-aanval had gepleegd, wat resulteerde in een ernstige verstoring van de dienstverlening van de bank.

De rechtbank hield rekening met de psychologische rapportages die wezen op de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan autisme en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank besloot tot een werkstraf van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat zijn geestelijke toestand in aanmerking moest worden genomen bij de strafoplegging. De uitspraak benadrukt de ernst van cybercriminaliteit en de impact daarvan op de samenleving, terwijl ook de kwetsbaarheid van minderjarige verdachten in het strafrecht wordt erkend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/811043-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. Z. Yeral, advocaat te Etten-Leur.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Van Setten, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op of omstreeks 10 april 2013 in Bergen op Zoom, althans in Nederland,
opzettelijk enig geautomatiseerd werk en/of enig werk voor telecommunicatie,
(te weten de website van de [naam bank], zijnde [naam website])
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt en/of stoornis in
de gang en/of in de werking van dat/die zodanig(e) werk(en) heeft veroorzaakt
en/of ten opzichte van dat/die zodanig(e) werk(en) genomen
veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld,
immers, heeft hij/zij, verdachte,
(een) (distributed) denial of service aanval(len)(dDoS) gepleegd op de
diensten van de [naam bank] bank, te weten de publiek toegankelijke website
http://[naam website], door de diensten van de [naam bank] bank, althans de
genoemde website, systematisch te overvragen, ten gevolge waarvan voornoemde
website buiten gebruik is geraakt,
terwijl daardoor de wederrechtelijke verhindering en/of
bemoeilijking van de opslag en/of verwerking van gegevens en/of
overdracht van gegevens ten algemene nutte en/of
stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk en/of
in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst is ontstaan en/of
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of
voor de verlening van diensten te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2013 te Bergen op Zoom opzettelijk en
wederrechtelijk de toegang tot of het gebruik van (een) geautomatiseerd(e)
werk(en) (te weten de website van de [naam bank], zijnde [naam website]) heeft
belemmerd, door daaraan gegevens aan te bieden of toe te zenden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een Denial Of Service-aanval (hierna DoS-aanval) heeft uitgevoerd op de website van [naam bank], te weten [naam website], waardoor deze gedurende één uur niet toegankelijk is geweest. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam bank] waaruit onder meer blijkt dat er op 10 april 2013 een verhoogd verkeer over het netwerk was en dat de http-post request afkom-stig was van een enkel IP-adres dat hoorde bij het adres van verdachte. Voorts wijst zij op het proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitwerking van de IP-tap en de processen-verbaal betreffende het onderzoek naar de inbeslaggenomen computer, USB-stick en iPad van verdachte. Het verweer van de verdediging dat de computer van verdachte is overgenomen door derden acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Los van het feit dat uit de stukken blijkt dat deze stelling vanuit een technisch oogpunt hoogst onwaarschijnlijk is, komt de verklaring van verdachte er in essentie op neer dat niet hij de DoS-aanval heeft gepleegd, maar iemand anders. Verdachte kan echter niet aangeven wie deze andere persoon is geweest. Onder die omstandigheden en onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad, gepubliceerd in NJ 1999, nr. 152, behoeft het verweer van de verdediging geen verdere weerlegging, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte een logische en uitvoerige weerlegging heeft gegeven van de verdenkingen. Verdachte heeft verklaard dat zijn computer, zonder zijn toestemming, is overgenomen door hackers en dat deze hackers de vermeende DDoS-aanvallen hebben verricht waarbij zij gebruik hebben gemaakt van het IP-adres van verdachte. Verdachte heeft, als bewijs, de door de hackers geïnstalleerde software op een USB-stick gezet om te laten zien dat deze software door anderen op zijn computer is gezet. De stelling van de politie dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de computer van verdachte op afstand overgenomen zou zijn, is volgens de verdediging uiterst suggestief geformuleerd. De verdediging is dan ook van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte vrij te spreken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 10 april 2013 is [naam bank] tussen 13.15 uur en 14.15 uur geconfronteerd met het uitvallen van de website [naam website]. Als gevolg hiervan was het voor klanten van de bank niet meer mogelijk om hun geldzaken te regelen via internet- en mobiel bankieren en iDeal. Na analyse bleek dat er sprake was van verhoogd dataverkeer over het netwerk. Daarnaast bleek dat een http post-request, afkomstig van één IP-adres, hiervoor verantwoor-delijk was. De post zorgde ervoor dat het maximale aantal verbindingen werd bereikt. Als gevolg hiervan was het voor de overige gebruikers niet mogelijk de pagina te laden en was de site “down”. Het IP-adres dat verantwoordelijk was voor deze actie, was [IP-nummer]. Nadat dit IP-adres werd geblokkeerd, kwam de site van [naam bank] weer ter beschikking. [1] Uit nader onderzoek bleek dat met het betreffende IP-adres op 26 augustus 2012 een transactie is uitgevoerd bij [naam bank] door middel van internetbankieren. De transactie werd uitgevoerd met een rekeningnummer op naam van de heer [tenaamstelling] en/of mevrouw [tenaamstelling]. [2]
De politie heeft in het kader van het opsporingsonderzoek de verstrekking van de gebruikersgegevens gevorderd van het voornoemde IP-adres. Uit deze gebruikersgegevens bleek dat het IP-adres [IP-nummer] op naam staat van de vader van verdachte op het adres waar verdachte en zijn ouders wonen, te weten [adres], [woonplaats]. [3]
Vervolgens is in het kader van het opsporingsonderzoek een IP-tap aangesloten op het IP-adres [IP-nummer]. Hieruit kwam naar voren dat er in de periode 19 april 2013 tot 26 april 2013 uitzonderlijk veel POST-aanvragen werden toegezonden naar bepaalde IP-adressen of domeinnamen. Het aanbieden van een grote hoeveelheid POST aanvragen kan in bepaalde omstandigheden resulteren in het belemmeren van de toegankelijkheid van een webserver. [4] In voornoemde periode is op verschillende websites getracht in te loggen met verschillende e-mailadressen, gebruikersnamen en wachtwoorden met daarin de naam van verdachte. [5]
Bij de doorzoeking in de woning waar verdachte woont, zijn door de politie onder meer een Personal Computer van het merk DELL, een USB-stick van het merk Lexor en een iPad van het merk Apple in beslag genomen. [6] Op de computer zijn verschillende bestanden aangetroffen waarvan bekend is, dat door het gebruik van deze programma’s zogenaamde DDoS-aanvallen worden uitgevoerd. In de submap Prefetch van de Windows map zijn onder meer de volgende bestanden aangetroffen:
Bestandsnaam: [bestandsnaam 1]
Gemaakt op: 6-4-2013 13:12:58
Bestand : [bestandsnaam 1a]
Opgestart vanaf: [gebruiker 1]
Totaal keer opgestart: 30
Bestandsnaam: [bestandsnaam 2]
Gemaakt op: 5-4-2013 18:01:07
Bestand: [bestandsnaam 2a]
Opgestart vanaf: [gebruiker 2]
Totaal keer opgestart: 70 [7]
In de map ProgramData/MFAData/cfgdump werd op de computer van verdachte het bestand [naam 1] aangetroffen. Dit bestand bevat data betreffende de instellingen van de op de harde schijf geïnstalleerde AVG antivirus software. Normaliter zou het antivirusprogram-ma de hieronder genoemde bestanden in de map [naam 2] en [naam 3] moeten aanmerken als bestanden welke een bedreiging vormen voor het computersysteem. Met de AVG Exceptionmanager kunnen bestanden echter worden aangemerkt als vertrouw-de bestanden. Dit moet handmatig worden ingesteld.
Bij onderzoek in het bestand [naam 1] waren onder meer de navolgende bestanden als "vertrouwd" ingesteld.
2013-03-24/14-24-50
[naam 4]
2013-03-24/14-39-56
[naam 5]
2013-04-06/11-19-54
[naam 6] [8]
In de unallocated clusters (vrije ruimte) van voornoemde computer zijn sporen aangetroffen, welke duiden op het bevragen van de beschikbaarheid van de website http://[naam website 2]. Middels deze website kan de beschikbaarheid van websites worden gecontroleerd. [9] Uit de IP-tap blijkt dat middels de website [naam website 2] de beschikbaarheid van het domein [naam website] is opgevraagd. [10]
Op de root van de inbeslaggenomen USB-stick zijn mappen aanwezig geweest met de naam [map naam 1] en de naam ddos aanvallen. Daarnaast is op de USB-stick in de map VIDEO aangetroffen het bestand ‘[map naam 2]. [11] Op de inbeslaggenomen iPad is in de Unrecognized files een bestand aangetroffen met de naam [naam 7]. Dit bestand is binnengekomen op 12 februari 2013. [12]
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat er op 10 april 2013 een DoS-aanval op de website van [naam bank] is gepleegd. Na onderzoek bleek dat er ten tijde van de aanval sprake was van verhoogd verkeer over het netwerk waarvoor een http post-request verantwoordelijk was. Deze post was afkomstig van één IP-adres dat op naam staat van [tenaamstelling], [adres] te [woonplaats]. Dit is het adres waar verdachte woonachtig is. De post zorgde er voor dat het maximale aantal verbindingen werd bereikt waardoor de website van [naam bank] niet langer toegankelijk was. Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer een website ontoegankelijk is, de opslag en/of verwer-king en/of overdracht van gegevens is verhinderd. Nadat het IP-adres werd geblokkeerd, was de website van [naam bank] weer toegankelijk.
Op het adres waar verdachte woont, is tijdens de doorzoeking één computer van het merk Dell in beslag genomen. Op deze computer zijn verschillende programma’s aangetroffen waarmee een (d)DoS-aanval kan worden uitgevoerd. Uit onderzoek is gebleken dat het programma [programma naam] op 5 april 2013 is gedownload en het programma [programma naam 2] op 6 april 2013. Deze bestanden zijn met de virusscanner handmatig als ‘betrouwbaar’ aangemerkt. Beide programma’s bevonden zich derhalve vóór de onderhavige DoS-aanval op de computer. Uit de IP-tap is voorts gebleken dat deze programma’s in de periode net na de DoS-aanval een groot aantal keer zijn opgestart. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de DoS-aanval is uitgevoerd vanaf de computer die tijdens de doorzoeking in voornoemde woning is aangetroffen.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte heeft verklaard dat hij een beetje computer-verslaafd was en uren achter voornoemde computer zat. [13] Verdachte heeft voorts verklaard dat zijn zusje zes jaar oud is en dat zijn ouders niet zo goed zijn met een computer. [14] Daarnaast zijn op de in beslag genomen USB-stick mappen aangetroffen met de namen ‘dDoS-aanvallen’ en ‘[map naam 1]’, alsmede een YouTube-video met de titel ‘[map naam 2]’. Verdachte heeft verklaard dat de USB-stick van hem is en door niemand anders wordt gebruikt. [15] Ten slotte is door de politie geanalyseerd welke websites in de periode 19 april 2013 tot en met 26 april 2013 vanaf voornoemde IP-adres zijn bezocht en welke user-agent daarvoor is gebruikt. Hieruit is gebleken dat er in die periode regelmatig websites werden bezocht die duidelijk raakvlakken hebben met (d)DoS-aanvallen en hacken. Daarvoor werd gebruikt gemaakt van inlognamen, e-mailadressen of wachtwoorden die rechtstreeks zijn te linken aan verdachte zoals: ‘[verdachte]’, ‘[emailadres 1]’, ‘[emailadres 2]’ en ‘[wachtwoord]’. [16]
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die de DoS-aanval heeft gepleegd.
Het verweer van de verdediging dat de computer van verdachte is overgenomen door derden en dat op deze wijze de DoS-aanval is uitgevoerd, volgt de rechtbank niet. Uit het dossier volgt dat het vanuit een technisch oogpunt zeer onwaarschijnlijk is dat de computer is overgenomen op een wijze zoals door verdachte is verklaard. Voorts zijn er in het kader van het technisch onderzoek op de computer geen sporen aangetroffen die wijzen op een overname van de computer door een derde. Ook in de overige bewijsmiddelen wordt voor dit standpunt geen steun gevonden. Daar komt bij dat verdachte niet consistent in zijn verklaring is en dat hij, op het moment dat hem meer informatie wordt gegeven, zijn verklaring steeds aanpast. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook niet geloofwaardig. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks10 april 2013 in Bergen op Zoom,
althans in Nederland,
opzettelijk
een stoornisin de gang ofin de werking vanenig geautomatiseerd werk
en/of enig werk voor telecommunicatie,
(te weten de website van
de[naam bank], zijnde [naam website]
) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt en/of stoornis in de gang en/of in de werking van dat/die zodanig(e) werk(en)heeft veroorzaakt
en/of ten opzichte van dat/die zodanig(e) werk(en) genomen
veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld,
immers, heeft hij
/zij, verdachte,
(een
) (distributed)denial of service aanval
(len)(
dDoS) gepleegd op de
diensten van
de[naam bank] bank, te weten de publiek toegankelijke website
http://[naam website], door
de diensten van de [naam bank] bank, althansde
genoemde website, systematisch te overvragen, ten gevolge waarvan voornoemde
website buiten gebruik is geraakt,
terwijl daardoor
dewederrechtelijk
everhindering
en/of
bemoeilijkingvan de opslag en/of verwerking
van gegevensen/of
overdracht van gegevens ten algemene nutte
en/of
stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk en/of
in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienstis ontstaan
en/of
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of
voor de verlening van diensten te duchten was;
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring, in cursief, verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft aangevoerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten autisme. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het strafbare feit. De psycholoog concludeert in het rapport d.d. 6 november 2013 dat er sprake is van sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid indien het ten laste gelegde wordt bewezen. De invloed van de ziekelijke stoornis in combinatie met de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens is dusdanig dat redelijkerwijs verwacht kan worden dat verdachte hierdoor is belemmerd om de gevolgen van zijn handelen adequaat in te schatten en te overzien. Gelet hierop stelt de verdediging zich op het standpunt dat voldaan is aan de vereisten van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht en dat het ten laste gelegde feit verdachte niet kan worden aangerekend.
De officier van justitie heeft in haar strafeis rekening gehouden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Zij is van mening dat verdachte strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat de psycholoog in het rapport d.d. 6 november 2013 concludeert dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van het onderhavige feit sprake was van autisme en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Hierdoor dient het strafbare feit verdachte bij een eventuele veroordeling sterk verminderd te worden toegerekend, aldus de psycholoog.
De rechtbank overweegt dat hoewel het uiteindelijke oordeel over de toerekeningsvatbaar-heid een juridisch beslissing is die exclusief aan de rechter is voorbehouden, de rechtbank bij het nemen van deze beslissing veel gewicht toekent aan voornoemde rapportage van de psycholoog en de conclusies die daarin worden getrokken. Op basis van dit rapport en de rest van het dossier ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van deze conclusies en verdachte, zoals door de verdediging verzocht, volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank zal het beroep op artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht dan ook verwerpen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 60 uur waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, uit te voeren door de William Schrikker Groep.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat gezien de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte, hij ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het uitvoeren van een Denial of Service aanval oftewel DoS-aanval gericht op de website van [naam bank]. Door middel van een onvolledige http post-request heeft verdachte ervoor gezorgd dat het maximale aantal verbindingen werd bereikt waardoor de website niet meer toegankelijk was voor klanten van [naam bank]. Zij konden daardoor geen gebruik meer maken van het telebankieren, iDeal en Mobielbankieren. De materiële en immateriële belangen van particulieren, instellingen en bedrijven bij een behoorlijk functionerend internet en de daarbij behorende toepassingen zijn groot. Verdachte heeft met zijn handelen deze belangen ernstig veronachtzaamd. Dit getuigt van weinig respect voor de eigendommen van anderen. Dit rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan.
De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
In het rapport van psycholoog drs. M. van Seters d.d. 6 november 2013 wordt geconcludeerd dat bij verdachte, ook ten tijde van het ten laste gelegde feit, sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van autisme en dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte functioneert cognitief op een zwakbegaafd niveau. Gezien de ernst van de beide stoornissen kan worden gesteld dat er bij verdachte sprake is van ernstige beperkingen. Verdachte geeft blijk van specifieke feitenkennis ten aanzien van het ten laste gelegde feit en een interesse hierin. Hij is onmachtig om deze informatie te begrijpen binnen een (juiste) context en in dit kader de gevolgen van zijn handelen te overzien. Er wordt geadviseerd om te concluderen dat er sprake is van sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid indien het ten laste gelegde wordt bewezen. De invloed van de ziekelijke stoornis autisme in combinatie met de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens is dusdanig dat redelijkerwijs verwacht kan worden dat verdachte hierdoor belemmerd is om de gevolgen van zijn handelen adequaat in te schatten en te overzien. Het recidivegevaar wordt als laag ingeschat. Verdachte heeft geleerd dat men geen DoS-aanval mag uitvoeren op een website van een bank. Verdachte is echter beperkt in staat om deze regel toe te passen waardoor het voorstelbaar is dat hij een eventuele onjuiste inschatting maakt in een situatie die, zij het slechts op details, afwijkt van het huidige scenario. Verdachte behoeft derhalve langdurig extern toezicht, aansturing en begrenzing.
De Raad voor de Kinderbescherming handhaaft, mede naar aanleiding van de bevindingen van de psycholoog en het aanvullend rapport d.d. 13 augustus 2014, het advies zoals geformuleerd in het rapport d.d. 26 november 2013. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, uit te voeren door de William Schrikker Groep gezien de beperkingen van verdachte.
Alles afwegend en rekening houdend met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte.
De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde begeleiding van verdachte door de jeugdreclassering, uit te voeren door de William Schrikker Groep.
Gelet op de hiervoor genoemde problematiek van verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 77p, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat verdachte, hoewel hij de leeftijd van 18 jaar inmiddels heeft bereikt, bij omzetting van de werkstraf in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77p, 77x, 77y, 77z, 77aa en 161 sexies van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk stoornis in de werking van enig geautomatiseerd werk veroorzaken, terwijl daardoor wederrechtelijk verhindering van de opslag, verwerking of overdracht van gegevens ten algemenen nutte of stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk ontstaat;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering, uit te voeren door de William Schrikker Groep;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat verdachte, hoewel hij de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, bij omzetting van de taakstraf in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie overeenkomstig artikel 77p, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Tempelaar en mr. Slot, rechters, in tegenwoordigheid van Boink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2014.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 2013089522 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 136.
2.Het geschrift, te weten de aangifte opgemaakt door de afdeling Security & Intelligence Management van [naam bank], pagina 15 van voornoemd eind-proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal betreffende de vordering verstrekking gebruikersgegevens, pagina 19 tot en met 21 van voornoemd eind-proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitwerking van de IP tap, pagina 51 van het voornoemd eind-proces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitwerking van de IP tap, pagina 49 van het voornoemd eind-proces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 en 66 va het voornoemd eind-proces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van het Bureau Digitale Expertise, pagina 85 van het voornoemd eind-proces-verbaal.
8.Het proces-verbaal van het Bureau Digitale Expertise, pagina 87 van het voornoemd eind-proces-verbaal.
9.Het proces-verbaal van het Bureau Digitale Expertise, pagina 88 van het voornoemd eind-proces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitwerking van de IP tap, pagina 55 van het voornoemd eind-proces-verbaal.
11.Het proces-verbaal van het Bureau Digitale Expertise, pagina 96 tot en met 97 van het voornoemd eind-proces-verbaal.
12.Het proces-verbaal van het Bureau Digitale Expertise, pagina 103 van het voornoemd eind-proces-verbaal.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdacht, p. 114 van het voornoemd eindproces-verbaal.
14.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 19 augustus 2014.
15.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 19 augustus 2014.
16.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitwerking van de IP tap, pagina 49 tot en met 55 van het voornoemd eindproces-verbaal.