ECLI:NL:RBZWB:2014:6664
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering persoonlijke betalingsregeling kinderopvangtoeslag wegens grove schuld
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin zijn verzoek om een persoonlijke betalingsregeling voor het terugbetalen van kinderopvangtoeslag werd afgewezen. De rechtbank heeft op 17 september 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank zich baseerde op de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan. Eiser had in 2010 ten onrechte kinderopvangtoeslag ontvangen en diende dit bedrag terug te betalen. De Belastingdienst/Toeslagen stelde dat het ontstaan van de terugvordering te wijten was aan opzet of grove schuld van eiser, waardoor er geen recht was op een standaard- of persoonlijke betalingsregeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2010 kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor meer uren dan daadwerkelijk zijn kinderen in de opvang hebben doorgebracht. Eiser heeft nagelaten om wijzigingen in de opvanguren door te geven, wat leidde tot een onterecht ontvangen bedrag van € 771,- per maand. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor de grove schuld bij de Belastingdienst/Toeslagen lag en dat deze in dit geval was aangetoond.
De rechtbank concludeerde dat de Uitvoeringsregeling Awir en de Leidraad van de Belastingdienst/Toeslagen uitsluiten dat in gevallen van opzet of grove schuld een betalingsregeling kan worden aangeboden. Aangezien de rechtbank van oordeel was dat er sprake was van grove schuld, heeft zij de weigering van de persoonlijke betalingsregeling door de Belastingdienst/Toeslagen bevestigd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 september 2014, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.