ECLI:NL:RBZWB:2014:669

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
02/800683-13 en 05/180570-10
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hertsig
  • A. Ebben
  • M. Herbschleb
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door hennep te vervoeren naar Engeland en Ierland

Op 6 februari 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van hennep. De verdachte, die als chauffeur fungeerde, werd beschuldigd van het vervoeren van in totaal ongeveer 135 kilogram hennep naar Engeland en Ierland. De zaak kwam aan het licht toen de transporteur, [getuige 1], hennep ontdekte in kisten die bij hem voor transport waren aangeboden. De politie werd ingeschakeld en er werd een nieuwe vracht aangeboden, waarbij de politie in overleg met de transporteur besloot deze vracht te controleren. De verdachte werd aangehouden toen hij op 26 juli 2013 met een bestelbus arriveerde bij het transportbedrijf, waar opnieuw hennep werd aangetroffen.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van burgerpseudodienstverlening, omdat de transporteur zonder schriftelijke overeenkomst met het Openbaar Ministerie was ingezet voor de opsporing van strafbare feiten. Dit vormverzuim werd echter niet als nadelig voor de verdachte beschouwd, omdat de feitelijke gang van zaken duidelijk was vastgelegd en de verdachte geen schade had ondervonden van het verzuim. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 jaar op, rekening houdend met de rol van de verdachte als chauffeur en het feit dat hij niet het brein achter de henneptransporten was. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank verklaarde ook verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd en onttrok deze aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 800683-13 en 05-180570-10 (vordering tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 februari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum], te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI de Boschpoort, Breda,
raadsman mr. Heuvelmans, advocaat te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 januari 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juli 2013
tot en met 26 juli 2013 te [pleegplaats] meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1
lid 5 van de Opiumwet, (in totaal) ongeveer 135 kilogram (106 kilogram en/of
29 kilogram), in elk geval (telkens) een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a van die wet, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) opzettelijk die hennep in een bestelbus vervoerd naar een
transportbedrijf en daar aangeboden met het doel die hennep naar Engeland
en/of Ierland te laten uitvoeren/vervoeren;
subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juli 2013
tot en met 26 juli 2013 te [pleegplaats], althans in Nederland, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
(in totaal) ongeveer 135 kilogram (106 kilogram en/of 29 kilogram), in elk
geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit en baseert zich daarbij op de getuigenverklaring van [getuige 1], de positieve narcoticatest, de aangetroffen telefoons met sms-berichten bij verdachte en het feit dat er valse kentekenplaten op de bus zaten waarmee verdachte de kisten aanbood.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Verdachte wist niet dat er hennep in de kisten zat die hij vervoerde. De verdediging bepleit dat het in ieder geval niet verdachte is geweest die op 19 juli en/of 24 juli 2013 een vracht bij [getuige 1] heeft aangeboden. Verdachte heeft enkel een vracht aangeboden op 1 juli 2013 en 26 juli 2013, gelet op het feit dat hij alleen voor deze twee data een bus had gehuurd bij [getuige 2]. Hij dient voor wat betreft de aangetroffen 106 kg hennep op 24 juli 2013 te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het vervoer op 26 juli 2013 heeft verdachte aangevoerd niet te weten hoe de valse kentekenplaten op zijn bus zijn gekomen. Ten aanzien van de aangetroffen telefoons heeft verdachte verklaard dat deze telefoons toebehoorden aan een tweede man, die op 26 juli 2013 met hem is meegereisd richting Breda en dichtbij Breda is uitgestapt bij een tankstation om daar wat drinken te halen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de levering van de kisten op
26 juli 2013 sprake is geweest van burgerpseudodienstverlening, genoemd in artikel 126ij van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), terwijl de officier van justitie geen schriftelijke overeenkomst heeft opgemaakt, zoals in dit wetsartikel als vereiste is opgenomen. Naar de mening van de verdediging is er derhalve sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Verdachte heeft daarvan nadeel ondervonden, nu zonder de dienstverlening van [getuige 1], de hennep niet naar [getuige 1] zou zijn gebracht. Alles wat op 26 juli 2013 en daarna aan bewijs is aangetroffen, dient daarom te worden uitgesloten van het bewijs.
Voorts is betoogd dat er op 26 juli 2013 feitelijk door verdachte nog geen spullen waren aangeboden. Verdachte is het kantoor van [getuige 1] binnengekomen en heeft gezegd: “daar ben ik weer.” Hij had nog geen vracht aangeboden en kon op dat moment nog besluiten de spullen niet aan te bieden. Ook daarom kan het aanbieden van het transport op 26 juli 2013 niet worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 24 juli 2013 krijgt de politie een melding van [getuige 1] van transportbedrijf [getuige 1] te Breda dat hij zojuist hennep heeft ontdekt in kisten die bij hem voor transport naar Engeland aangeboden waren. De kisten worden aangeboden door [persoon 1] van [bedrijf 1]. De politie komt ter plaatse en treft vermoedelijk hennep aan in de kisten. [1] In totaal wordt er 106,15 kilogram hennep in de kisten aangetroffen. [2] [getuige 1] wordt tijdens dit bezoek van de politie gebeld door [persoon 1] over een nieuwe spoedvracht op 26 juli 2013 richting Ierland. In overleg met de politie, die overlegt met de officier van justitie, neemt [getuige 1] de opdracht aan en wordt afgesproken dat de politie ter plaatse zal zijn bij de levering van de vracht op 26 juli 2013. Op 26 juli 2013 komt een man met een bestelbus aan bij het bedrijf van [getuige 1]. [getuige 1] zegt in het bijzijn van de agenten: “dat is hem,” of woorden van gelijke strekking. De man meldt zich bij de balie met de woorden: “daar zijn we weer.” De bestelbus wordt gecontroleerd. In de bus wordt een kist met 29,80 kilogram gedroogde hennep aangetroffen. Verdachte, zijnde de chauffeur van de bestelbus, wordt aangehouden. [3] Beide partijen hennep, in totaal 135 kilo en 950 gram hennep, worden positief getest op THC. [4] [getuige 1] verklaart dat verdachte dezelfde chauffeur is die het transport op 24 juli 2013 heeft aangeboden [5] [6] . Verdachte heeft de bestelbus gehuurd op 25 juli 2013, na 20.00 uur. [7] De bestelbus is voorzien van valse kentekenplaten. [8]
Onder verdachte worden twee telefoons in beslag genomen. Er vindt onderzoek plaats naar het berichtenverkeer vanuit en naar beide telefoons. In de ene telefoon wordt één contact met de naam [naam 1] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] aangetroffen. In de andere telefoon staan twee contacten met telefoonnummers [telefoonnummer 2] (gebruiker genaamd “A30”) en [telefoonnummer 3] (gebruiker genaamd “A70”). Van 23 juli 2013 tot 26 juli 2013 vindt er op beide telefoons op meerdere tijdstippen sms-contact plaats. Op 23 juli 2013 heeft [naam 1] ge-sms’t naar de gebruiker van de telefoon “denk je aan de bus vanavond.” Op 25 juli 2013 heeft [naam 1] ge-sms’t: “wij hebben nu 30 om 20uur weet ik of er nog 20 bij komen.” Op 25 juli 2013 is door de gebruiker van de telefoon naar A30 ge-sms’t: “Hi mate. Tomorow at 12.30 you have to be near the adres but wail till i say its save and you can go in ok?” Op 26 juli 2013 is er een inkomend sms-bericht van A70 “Im 10 minutes fron there ill wait for to tel me its safe tot go in.” [9]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen vracht heeft vervoerd naar [getuige 1] op 19 of 24 juli 2013. Hij heeft verklaard wel de vracht op 26 juli 2013 te hebben vervoerd, maar niet te hebben geweten dat er hennep in de kist zat. Hij dacht dat het ging om machineonderdelen. Hij heeft verklaard niet te willen verklaren bij wie en waar hij de goederen heeft opgehaald, die hij voor transport bij [getuige 1] heeft aangeboden. Verdachte heeft verklaard dat hij bij het transport op 26 juli 2013 een tweede man bij zich had, die de eigenaar van de onder hem inbeslaggenomen telefoons was.
Verweer burgerpseudodienstverlening (transport 26 juli 2013)
De rechtbank zal allereerst het door de verdediging gevoerde verweer met betrekking tot de burgerpseudodienstverlening bespreken. Door de raadsman is betoogd dat er sprake is geweest van burgerpseudodienstverlening en dat er ten onrechte, anders dan is voorgeschreven in artikel 126ij Sv, geen schriftelijke overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en [getuige 1] is opgemaakt. Door de raadsman is betoogd dat dit onherstelbaar vormverzuim moet leiden tot bewijsuitsluiting.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de feitelijke gang van zaken, er sprake is geweest van burgerpseudodienstverlening door [getuige 1] voor wat betreft het transport op 26 juli 2013. [getuige 1] heeft op 24 juli 2013 na de eerdere vondst van de hennep in de kisten, welke kisten waren aangeboden door [bedrijf 1] ([persoon 1]), bij de politie gemeld dat er nog een spoedvracht voor Ierland door [bedrijf 1] ([persoon 1]) was aangemeld voor 26 juli 2013. De politie heeft in overleg met de officier van justitie besloten het transport te laten aankomen bij [getuige 1] en het aldaar te controleren op de Opiumwet. [getuige 1] heeft vervolgens het verzoek van [persoon 1] voor een spoedtransport naar Ierland op 26 juli 2013 ingewilligd. Nu [getuige 1] in overleg met de politie het verzoek van [persoon 1] heeft ingewilligd, is de rechtbank van oordeel dat [getuige 1] als burger is ingezet voor de opsporing van strafbare feiten. Daarbij overweegt de rechtbank dat het zeer waarschijnlijk is dat [getuige 1] deze transportorder niet zou hebben aangenomen indien hij van de politie daarvoor geen toestemming had gekregen. Ten onrechte is geen schriftelijke overeenkomst, zoals is voorgeschreven in artikel 126ij Sv, tussen de officier van justitie en [getuige 1] opgemaakt. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim.
De rechtbank dient op grond van artikel 359a Sv te bepalen of dit verzuim rechtsgevolgen moet hebben. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, in dit geval de voorwaarden en voorschriften genoemd in artikel 126ij Sv, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Aan de voorwaarden van het eerste lid en het tweede lid van artikel 126ij Sv is voldaan nu er sprake was van een Opiumwetdelict waarvoor voorlopige hechtenis kan worden opgelegd en het niet mogelijk was een opsporingsambtenaar in te zetten in de plaats van [getuige 1] om het transport van 26 juli 2013 te accorderen richting [persoon 1] ([bedrijf 1]). Immers, dit akkoord kon alleen komen van [getuige 1] nu hij de transporteur is. Enige bemoeienis van derden had argwaan kunnen wekken. De inzet van [getuige 1] was aldus in het belang van het onderzoek. Er is voorts geen sprake geweest van een situatie dat de verdachte is gebracht tot andere strafbare feiten dan waar zijn opzet op was gericht. De rechtbank stelt ten slotte vast dat blijkens het proces-verbaal op pagina 104 de officier van justitie mondeling toestemming heeft gegeven om [getuige 1] in te zetten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door het vormverzuim geen nadeel ondervonden. Het vooraf schriftelijk vastleggen van de gemaakte afspraken, zou geen verschil hebben gemaakt voor de rechtspositie van verdachte. De feitelijke gang van zaken is bovendien door de verbalisanten duidelijk en expliciet vastgelegd in het proces-verbaal van bevindingen van 27 juli 2013. Verdachte is daarom door het vormverzuim niet geschaad in enig te respecteren belang. De rechtbank zal volstaan met het constateren van dat vormverzuim, zonder daar verdere consequenties ten aanzien van het bewijs dan wel de strafmaat aan te verbinden.
Transport op 24 juli 2013
Door de verdediging is betoogd dat niet duidelijk is of de eerste vracht hennep op 19 juli 2013 of op 24 juli 2013 is aangeboden nu in het dossier beide data worden genoemd. Daarnaast is betoogd dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat verdachte op 19 juli 2013 of 24 juli 2013 degene is geweest die het transport heeft aangeleverd. De rechtbank verwerpt dit verweer nu getuige [getuige 1] zowel bij de politie (blijkens het proces-verbaal van bevindingen op pagina 118) als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zeker weet dat verdachte ook op 24 juli 2013 de vracht heeft aangeboden. [getuige 1] heeft ter terechtzitting uiteengezet dat de vracht op woensdag was aangeleverd en dezelfde dag door hem is bekeken en dat twee dagen daarna, op vrijdag 26 juli 2013, de tweede vracht is aangeleverd. [10] Gelet op deze verklaring moet het ervoor worden gehouden dat de eerdere vracht is aangeleverd op woensdag 24 juli 2013. Getuige [getuige 1] heeft bovendien desgevraagd ter terechtzitting verklaard dat hem niet bekend is dat er op 19 juli 2013 een vracht zou zijn aangeleverd en hij vermoedt dat deze datum abusievelijk in het proces-verbaal terecht is gekomen. Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die op 24 juli 2013 de kisten met in totaal ongeveer 106 kilogram hennep heeft afgeleverd bij transportbedrijf [getuige 1].
Transport op 26 juli 2013
Door de verdediging is betoogd dat verdachte het transport op 26 juli 2013 feitelijk nog niet had aangeboden, zodat van een strafbaar feit nog geen sprake was. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Verdachte meldde zich op 26 juli 2013 aan de balie van transportbedrijf [getuige 1] met de intentie dat de vracht via [getuige 1] naar Ierland zou worden vervoerd. Er zijn geen aanknopingspunten die nopen tot een ander oordeel dan dat de handelingen van verdachte waren gericht op het verdere vervoer van de hennep naar Ierland. Dat de hennep feitelijk nog niet was uitgeladen, doet daar niet aan af. Derhalve kan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de 29,80 kilogram hennep op 26 juli 2013 heeft vervoerd en heeft aangeboden met het doel deze naar Ierland te laten uitvoeren.
De wetenschap van verdachte
Met betrekking tot de wetenschap van verdachte dat er hennep in de kisten zat, overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat verdachte degene is geweest die de bus op 25 juli 2013 na 20.00 uur heeft gehuurd. Er zaten bij de aanhouding van verdachte valse kentekenplaten op de bus. Verdachte heeft geen verklaring hiervoor kunnen geven terwijl hij degene is geweest die de bus de avond voor zijn aanhouding heeft gehuurd. Daarbij komt dat er twee telefoons bij verdachte zijn aangetroffen, waarin slechts drie contacten waren opgenomen, waaronder twee telefoonnummers uit het Verenigd Koninkrijk. In de telefoons zijn belastende sms-berichten aangetroffen, waaronder een uitgaand bericht op 25 juli 2013 aan A30 inhoudend “Hi mate. Tomorow at 12.30 you have to lie near the adres but wait til i say its save and you can go in ok?”, en een ingaand bericht op 26 juli van gebruiker A70 “Im 10 minutes from there ill wait for to tell me its safe tot go in.” Verdachte heeft pas ter zitting verklaard dat er een tweede persoon met hem is meegereden en dat de telefoons van deze tweede persoon zouden zijn. Deze persoon zou zijn uitgestapt net voor aankomst bij [getuige 1]. Dit relaas van verdachte vindt geen steun in het dossier en is niet aannemelijk geworden. Daarbij komt dat er een sms-bericht in de telefoon is gevonden van 23 juli 2013 met de tekst “denk je aan de bus vanavond.” Ervan uitgaande dat het verdachte is geweest die op 24 juli 2013 bij [getuige 1] een transport heeft aangeboden met een bus, moet dit bericht voor verdachte bestemd zijn geweest. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat het verdachte moet zijn geweest die van beide telefoons gebruik heeft gemaakt. Verdachte heeft bovendien desgevraagd niet willen verklaren waar en bij wie hij de goederen heeft opgehaald. Het had op zijn weg gelegen hierover een verklaring te geven. Gelet op de belastende sms-berichten vanaf 23 juli 2013 tot en met 26 juli 2013, is niet aannemelijk geworden dat verdachte niet wist dat hij hennep vervoerde. Immers, bij het vervoer van machineonderdelen lijkt voorshands niet van belang te zijn dat het veilig (“safe”) moet zijn. Gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet hebben geweten dat hij hennep vervoerde.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het feit dat er met derden middels telefoons en sms-berichten werd gecommuniceerd, wettig en overtuigend bewezen worden dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met derden en dat verdachte aldus schuldig is aan het medeplegen van het uitvoeren van drugs.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair:
hij op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 19 juli 2013
tot en met 26 juli 2013 te [pleegplaats] meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1
lid 5 van de Opiumwet, (in totaal) ongeveer 135 kilogram (106 kilogram en/of
29 kilogram),
in elk geval (telkens) een hoeveelheidhennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II,
dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a van die wet,immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn
mededader
(s
)opzettelijk die hennep in een bestelbus vervoerd naar een
transportbedrijf en daar aangeboden met het doel die hennep naar Engeland
en/of Ierland te laten uitvoeren/vervoeren;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat, gelet op de betoogde vrijspraak, geen straf dient te worden opgelegd. Subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, is een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door tweemaal drugs bij een transportbedrijf in Nederland aan te bieden met het doel deze drugs naar Engeland en Ierland te vervoeren.
Door de uitvoer van drugs naar het buitenland wordt de handel in verdovende middelen in het buitenland in stand gehouden en kunnen de uitvoerders van die verdovende middelen mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in- en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Het gaat om stoffen die verslavend werken, schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en waarvan het gebruik vanwege de randverschijnselen schade voor de samenleving in Nederland en in het buitenland oplevert.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de straffen die doorgaans worden opgelegd voor het uitvoeren van grote hoeveelheden als 135 kilogram hennep. Verder houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de geringe rol van verdachte. Gebleken is dat hij de chauffeur is geweest van het busje waarmee op 24 en 26 juli 2013 hennep is aangeboden bij het transportbedrijf. Uit de inhoud van de sms-berichten volgt dat verdachte werd geïnstrueerd en niet dat hij het brein is achter de henneptransporten. Voorts is niet gebleken dat hij verdere bemoeienis heeft gehad met de organisatie van de henneptransporten. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte en het feit dat hij nog in een proeftijd liep.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest passend is.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem onder parketnummer 05/180570-10 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het gaat om middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
8.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Het gaat om voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid.
8.3
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [bedrijf 2] te Duiven, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 27, 33a, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11, 13, 13a en 14 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 23 december 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 05-180570-10
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 992807 (fust), 992813 (Nokia telefoon), 992814 (Nokia telefoon) en 992816 (navigator TomTom);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 992072 (106,15 kilogram hennep) en 992804 (28,80 kilogram hennep);
- gelast de teruggave aan [bedrijf 2] van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 992939 (twee kentekenplaten).
Dit vonnis is gewezen door mr. Hertsig, voorzitter, mr. Ebben en mr. Herbschleb, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
6 februari 2014.
Mr. Herbschleb is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld het onderdeel van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2013144923 van de politie Zeeland West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 193.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 103.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 104 en 105.
4.Het proces-verbaal Opiumwet, pagina 116.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 118.
6.De verklaring van getuige [getuige 1], afgelegd ter zitting van 23 januari 2014.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 120.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 130.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 151, 152, 154, 156.
10.De verklaring van getuige [getuige 1], afgelegd ter zitting van 23 januari 2014.