De man voert verweer. Hij stelt dat er gedurende de samenleving een financiële verstrengeling was, waarbij vooral hij het inkomen inbracht. In 2007 moest de man voor zijn werk vaker in Nederland zijn. Hij is toen eigen woonruimte in Nederland gaan zoeken. Uit werkzaamheden in Amerika had hij nog een vergoeding te goed; met dat geld wilde hij die woonruimte aankopen. Die vergoeding (van $ 296.989,--) is op 25 oktober 2007 op de rekening van het bedrijf van de man gestort. In verband met een eerder faillissement en een ex-echtgenote leek het niet verstandig dat de man onroerend goed op eigen naam aankocht. De woning is daarom voorlopig op naam van de vrouw gezet. De man heeft destijds wel de aankooponderhandelingen gevoerd. Hij heeft met de vader van de vrouw afgesproken dat deze de koopprijs zou voorschieten. Zodra het geld van de man beschikbaar was, zou hij terugbetalen. De vader van de vrouw heeft geld gestort en daarvan is € 96.000,-- aan de aankoop van de woning besteed. De rest is in dagelijks levensonderhoud gestoken. Na aankoop heeft de man alle lasten van de woning betaald en heeft hij de kosten van een verbouwing – meer dan € 95.000,-- – volledig betaald.
Sinds de aankoop bewoont de man de woning; een andere woonruimte heeft hij niet. Tussen partijen is altijd duidelijk geweest dat de woning van de man was, dat hij de koopprijs zou betalen en dat de woning op zijn naam zou komen. Gelet op alle omstandigheden was sprake van een overeenkomst tussen partijen. Dat is door de vrouw in het verleden – ook nadat de relatie was beëindigd – erkend; zij heeft in 2010 nog toegezegd aan levering aan de man te zullen meewerken. Zij komt die toezegging niet na.
De koopprijs van de woning is inmiddels uit het vermogen van de man aan de vader van de vrouw terugbetaald. Nadat de eerder genoemde, aan de man toekomende vergoeding van
$ 296.989,-- op de bankrekening van zijn bedrijf was gestort, zijn er bedragen tot € 71.326,-- (of, wanneer met de gebruikelijke managementfees wordt rekening gehouden, € 14.490,-- minder) van die rekening op de debetcards van partijen gestort. Die extra bedragen dienden ertoe cash te worden opgenomen en aan de vader van de vrouw te worden uitbetaald. De vrouw heeft die bedragen opgenomen. In verband met regelgeving in Italië moest dit op deze wijze gebeuren en partijen hebben dat ook afgesproken. Daarnaast heeft de vrouw, met dezelfde bedoeling, in Lugano een bedrag van € 38.190,-- van een gezamenlijke (Zwitserse) bankrekening (die alleen door de man werd gevoed, zodat het hier zijn vermogen betreft) cash opgenomen.
Gelet op al het vorenstaande kan de vrouw geen ontruiming van de woning vorderen; zij kan het gebruiksrecht van de man niet – althans niet op de wijze en met de gronden waarop zij dat nu doet – opzeggen. Er is geen grond een door de man te betalen gebruiksvergoeding vast te stellen; de woning is geheel door hem gefinancierd en de vrouw heeft er niets aan betaald. De vrouw heeft nooit eerder een gebruiksvergoeding gevraagd en daardoor – in elk geval voor de periode voorafgaand aan de dagvaarding – haar recht daarop verwerkt.
De man meent, gelet op het vorenstaande, dat het de vrouw is die de proceskosten dient te dragen.