In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil over de aftrek van dieetkosten door belanghebbende voor het jaar 2009. De belanghebbende had een verzoek ingediend om aftrek van dieetkosten tot een bedrag van € 4.383, gebaseerd op een dieetbevestiging van zijn huisarts. De inspecteur van de Belastingdienst had echter twijfels over de juistheid van deze dieetbevestiging en beperkte de aftrek tot € 1.343 voor een glutenvrij en lactosebeperkt dieet. De rechtbank oordeelde dat de door belanghebbende overgelegde dieetbevestiging onvoldoende bewijs bood dat hij op medisch voorschrift de opgegeven diëten had gevolgd. De rechtbank stelde vast dat de dieetbevestiging niet overeenstemde met de verklaring van de huisarts, die slechts één ziektebeeld en één dieet bevestigde. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende niet in zijn bewijslast was geslaagd en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.