ECLI:NL:RBZWB:2014:7614

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
02/800751-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kooijman
  • mr. Dekker
  • mr. Fijneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring bezwaarschrift tegen afwijzing verhoor getuigen door rechter-commissaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2014 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend tegen de afwijzing van het horen van getuigen door de rechter-commissaris. Het bezwaarschrift was ingediend op 22 oktober 2014 en betrof een strafrechtelijk onderzoek naar een verdachte die ervan wordt verdacht samen met anderen een poging te hebben gedaan om een slachtoffer van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechter-commissaris had op 16 oktober 2014 besloten om bepaalde onderzoekshandelingen toe te staan, waaronder het horen van vijf getuigen, maar had het verzoek om twee andere getuigen te horen afgewezen.

De rechtbank heeft de bezwaren van de verdediging tegen de beslissing van de rechter-commissaris afzonderlijk beoordeeld. De verdediging had een aantal bezwaren geformuleerd, waaronder het niet verstrekken van een afschrift van de zienswijze van het Openbaar Ministerie aan de verdediging, het niet horen van de verdachte op deze zienswijze, en het niet houden van een regiebijeenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bezwaren ongegrond zijn, omdat er geen wettelijke verplichtingen zijn die de rechter-commissaris dwingen tot de door de verdediging gevraagde handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris op goede gronden heeft kunnen oordelen dat het houden van een regiebijeenkomst niet noodzakelijk was voor het goede verloop van het onderzoek.

De rechtbank heeft ook de afwijzing van de getuigen gehoord en geconcludeerd dat de rechter-commissaris voldoende redenen had om deze afwijzingen te motiveren. De rechtbank heeft de bezwaren van de verdediging, die onder andere betrekking hadden op de motivering van de afwijzingen en de onderbouwing van de verzoeken, verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beslissing van de rechter-commissaris bevestigd en het bezwaarschrift ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht, locatie Breda
Parketnummer: 02/800751-14
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het bezwaarschrift op grond van
182 lid 6 Wetboek van Strafvordering van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
wonende te[adres],
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het bezwaarschrift van 22 oktober 2014;
- het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer, waaruit
blijkt dat de officier van justitie is gehoord.
Tevens is verdachte gehoord.
2. De beoordeling.
Tegen verdachte loopt een strafrechtelijk onderzoek op verdenking van een
poging om samen en in vereniging[slachtoffer] van het leven te beroven althans
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem tegen het hoofd te schoppen.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 16 oktober 2014 beslist op
het door de verdediging gedane verzoek tot het verrichten van
onderzoekshandelingen. Het gevraagde onderzoek aan de schoenen van verdachte
is toegewezen, evenals het horen van 5 getuigen. Het horen van 2 andere
getuigen is afgewezen.
De raadsman heeft in zijn bezwaarschrift een groot aantal bezwaren opgesomd,
uitgesplitst naar alle aspecten en gevolgen die mogelijk verbonden kunnen
worden aan de door hem gedane verzoeken, de beschikking van de rechter-commissaris alsmede de wetsartikelen en het verdrag waarop een en
ander naar het oordeel van de verdediging is gestoeld. Ondanks dat met
betrekking tot een aantal bezwaren duidelijk is dat die niet tot iets kunnen
leiden, wegens onvoldoende belang daarbij van de kant van de verdediging, zal
de rechtbank hierna elk bezwaar afzonderlijk behandelen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de diverse afzonderlijke bezwaren,
het volgende.
Bezwaar 1:
Geen afschrift zienswijze OM verstrekt aan de verdediging na ontvangst door
de rechter-commissaris.
Dit bezwaar wordt verworpen aangezien de verdediging dit stuk heeft ontvangen
als bijlage bij de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 16 oktober 2014
en geen wetsbepaling of verdrag dwingt tot eerdere toezending daarvan.
Bezwaar 2:
Het niet horen van verdachte op voornoemde zienswijze van het OM.
Dit bezwaar wordt verworpen aangezien geen wetsbepaling of verdrag dwingt tot
het horen van de verdediging op een zienswijze van het OM en het horen van de
verdachte op het verzoek een discretionaire bevoegdheid is van de
rechter-commissaris, zoals volgt uit art. 182 Sv. De rechtbank komt, marginaal
toetsend, tot het oordeel dat de beslissing om niet te horen niet onterecht is
genomen.
-------------------------------------------------------------------------------
Bezwaar 3:
Het niet entameren van een "regiebijeenkomst" na ontvangst van de zienswijze
van het OM.
Dit bezwaar wordt verworpen aangezien geen wetsbepaling of verdrag dwingt tot
het houden van een dergelijke bijeenkomst. De rechter-commissaris heeft naar
het oordeel van de rechtbank op goede gronden kunnen oordelen dat het houden
van een dergelijke bijeenkomst voor het goede verloop van het onderzoek niet
noodzakelijk was.
Bezwaar 4:
Het niet vermelden van de maatstaf die door de rechter-commissaris aan zijn
beslissing ten grondslag is gelegd om art. 182 Sv niet toe te passen.
Dit bezwaar wordt verworpen aangezien geen wetsbepaling of verdrag de
rechter-commissaris tot een dergelijke motivering dwingt. Derhalve kan er geen
sprake zijn van nietigheid.
Bezwaar 5:
De afwijzing van twee getuigen is niet met redenen omkleed.
Dit bezwaar wordt verworpen omdat in geval een verzoek naar het oordeel van de
rechter-commissaris onvoldoende is onderbouwd, hij kan volstaan met een
dergelijk oordeel.
Bezwaar 6:
Afwijzen horen getuige 5. Met betrekking tot deze getuige was volstaan met een
weergave van een aantal passages uit zijn verklaring. De rechter-commissaris
heeft het verzoek tot het horen van deze getuige terecht als onvoldoende
gemotiveerd verworpen aangezien uit die weergegeven citaten, in tegenstelling tot andere getuigen waarbij daarmee was volstaan, niet aanstonds was op te
maken wat met de weergave van die citaten werd beoogd te laten onderzoeken.
Bezwaar 7:
Afwijzen horen getuige 7 (verbalisant).
Door de verdediging zijn in het verzoek aan de rechter-commissaris een aantal
citaten weergegeven afkomstig uit het proces-verbaal van deze getuige. Deze
citaten hebben betrekking op hetgeen deze getuige heeft gehoord en hetgeen hij
heeft gezien dat overeenstemt met wat hij heeft gehoord. De enkele toelichting
dat de vragen aan de te horen getuige gaan over deze bevindingen en over een
nagekomen proces-verbaal van bevindingen van verbalisant[verbalisant], is
door de rechter-commissaris terecht als een onvoldoende onderbouwing gezien.
De nadere toelichting ter zitting, die zich met name heeft toegespitst op het
feit dat voornoemde citaten mede moeten worden beoordeeld in het licht van het
nagekomen proces-verbaal (welk proces-verbaal is opgemaakt door een
verbalisant, die tegelijk met de getuige ter plaatse was), leidt niet tot het
oordeel dat deze getuige alsnog moet worden toegestaan. Wanneer beide
processen-verbaal met elkaar worden vergeleken, lijkt het verschil met name
daarin gelegen dat de getuige vermeldt dat hij verdachte met een fles heeft gezien en dat de andere verbalisant daarover niet verklaart. Gelet op hetgeen
waarvan verdachte op dit moment wordt verdacht en hetgeen zich in het dossier
bevindt, lijkt naar het huidig oordeel van de rechtbank dat aspect van het
proces-verbaal van deze getuige, mede gelet op hetgeen uit beide
processen-verbaal overigens met betrekking tot verdachte naar voren komt,
niet van belang voor enige in deze zaak te nemen beslissing.
De beslissing van de rechter-commissaris met betrekking tot deze getuige kan
derhalve, zij het op andere gronden, in stand blijven en het bezwaar wordt
daarom ongegrond verklaard.
3. De beslissing.
De rechtbank verklaart de bezwaren ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 5 november 2014 door mr Kooijman, voorzitter,
en mrs Dekker en mr. Fijneman, rechters in tegenwoordigheid van Krijnen,
griffier.