ECLI:NL:RBZWB:2014:8089
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- mr. Hopmans
- mr. Prenger-de Kwant
- mr. Raaijmaakers-Rottier
- Rechtspraak.nl
Weigering homologatie faillissementsakkoord op grond van artikel 153 lid 3 Fw en 153 lid 2 onder 2 Fw
In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 3 december 2014, werd de homologatie van een faillissementsakkoord geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de financiële consequenties van het akkoord onvoldoende inzichtelijk en onderbouwd waren. Dit betekende dat niet kon worden vastgesteld of de baten van de boedel de bij het akkoord bedongen som aanmerkelijk te boven gingen. De rechtbank wees op de onzekerheid over de verwachte opbrengsten en de realisatie van de verwachtingen die het akkoord, met name de constructie Claim B.V., schept. De rechtbank benadrukte dat de procedure voor homologatie niet moet worden gezien als een tegenspraak tussen partijen, maar als een spoedige beslissing over het akkoord. De rechtbank had de vrijheid om de homologatie te weigeren op basis van de imperatieve weigeringsgronden in de Faillissementswet. De rechter-commissaris had eerder in zijn rapport aangegeven dat de gefailleerde waarschijnlijk meer inkomsten voor de boedel zou kunnen genereren dan het akkoord bood. De rechtbank concludeerde dat de geboden zekerheid voor de participerende crediteuren onvoldoende was en dat de risico's en onzekerheden te groot waren om het akkoord te homologeren. De beslissing om de homologatie te weigeren werd genomen op basis van artikel 153 lid 3 en 153 lid 2 onder 2 van de Faillissementswet.