ECLI:NL:RBZWB:2014:8390

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
02-665366-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Volkers
  • mr. De Graaf
  • mr. Meeuwisse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en toepassing van artikel 9a Strafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 13-jarig meisje. De rechtbank overweegt dat het initiatief tot het contact tussen de verdachte en de minderjarige bij de minderjarige zelf lag. De verdachte en het meisje hadden enige tijd een relatie en waren verliefd op elkaar. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is geweest van dwang en dat de verdachte openhartig is geweest over de gebeurtenissen. Gezien deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het opleggen van een straf geen toegevoegde waarde heeft, aangezien de verdachte al voldoende gestraft is door zich ter openbare terechtzitting te moeten verantwoorden.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 december 2014, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging is gewijzigd en de verdachte is beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, waarbij de verdachte zijn penis in de vagina en/of mond van het slachtoffer heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte niet wist dat het slachtoffer zo jong was en dat de seksuele handelingen vrijwillig plaatsvonden. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd is en artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht bedoeld is ter bescherming van minderjarigen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel er sprake was van vrijwillig contact, het ontuchtige karakter van de handelingen niet is komen te ontvallen, gezien het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf of maatregel op te leggen aan de verdachte, omdat het opleggen van een straf in deze omstandigheden niet gerechtvaardigd is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665366-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 december 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ([geboorteland])
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. A. Greve-Kortrijk, advocaat te Waalwijk

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 december 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Paapen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met
10 februari 2013 te Waalwijk, met [benadeelde], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte een of meermalen zijn penis in de vagina en/of mond van die [benadeelde] gebracht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde feit en baseert zich daarbij op de aangifte en de verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat weliswaar duidelijk is dat verdachte en [benadeelde] -verder te noemen [benadeelde] - seks met elkaar hebben gehad, doch dat uit het dossier blijkt dat zij dit beiden wilden. [benadeelde] zag er veel ouder uit dan zij daadwerkelijk was. Ook haar gedrag was niet passend bij een meisje van 13 jaar. Verdachte heeft dan ook niet geweten dat zij zo jong was en kon dat ook niet weten, gelet op haar uiterlijk, maar ook gelet op haar gedrag, zoals ook omschreven door haar moeder en vader. De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat gelet op dit alles bij verdachte sprake is van een afwezigheid van alle schuld ten aanzien van het tenlastegelegde. Subsidiair is zij van mening dat [benadeelde] gehoord dient te worden zodat zij zelf aan kan geven hoe het een en ander is verlopen en wat haar mening is ten aanzien van de vervolging van verdachte. De raadsvrouw voert aan dat er ten onrechte geen belangenafweging heeft plaatsgevonden ten aanzien van de vervolging van verdachte. In de kamerstukken bij artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering is opgenomen dat er zwaarwegende belangen moeten zijn om een strafvervolging in te stellen, indien de minderjarige, anders dan bijvoorbeeld diens ouders, positief staat ten opzichte van seksueel verkeer met zijn of haar partner. Het strafrecht is er niet voor om conflicten tussen ouder en kind op te lossen. De raadsvrouw meent dat daar in deze zaak sprake van is en wijst daarbij op de verklaring van de moeder. Zij verzoekt de rechtbank [benadeelde] te laten horen, zodat kan blijken dat zij reeds eerder seksueel actief was en niet hoeft te worden beschermd op de wijze waarop artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht is bedoeld. Meer subsidiair bepleit zij verdachte schuldig te verklaren zonder het opleggen van straf, in de zin van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [1] en ter zitting [2] ;
- de aangifte van [naam aangever namens benadeelde], namens [benadeelde] [3] .
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte behoort te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld, nu verdachte niet wist en ook niet kon weten dat [benadeelde] pas 13 jaar was toen hij seks met haar had. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op het feit dat de seks vrijwillig heeft plaatsgevonden, [benadeelde] er veel ouder uitzag dan zij daadwerkelijk was en haar gedrag bovendien niet passend was bij haar leeftijd. De rechtbank verwerpt dit verweer. Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is immers niet vereist dat komt vast te staan dat het opzet van de verdachte zich mede heeft uitgestrekt tot de leeftijd van het slachtoffer. De leeftijd van de minderjarige is geobjectiveerd. Blijkens de wetgeschiedenis strekt artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Dit artikel beschermt deze jeugdige personen ook tegen de verleiding die mede van henzelf kan uitgaan. Gelet op het voorgaande zal slechts in uitzonderlijke gevallen een beroep op afwezigheid van alle schuld slagen. Van een dergelijke uitzonderlijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Weliswaar zag [benadeelde] er blijkens de foto’s in het dossier ouder uit dan haar kalenderleeftijd en loog zij over haar leeftijd tegen verdachte, maar naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van verdachte gelegen om verder navraag te doen naar haar leeftijd.
Uit de jurisprudentie blijkt dat onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter kan ontbreken, namelijk als de seksuele handelingen in de gegeven omstandigheden algemeen als sociaal-ethisch zijn aanvaard. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. De rechtbank stelt vast dat het leeftijdsverschil tussen verdachte en de minderjarige ruim 6 jaar is. De rechtbank is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de omstandigheid dat de minderjarige ten tijde van het ten laste gelegde feit slechts 13 jaar oud was en verdachte volwassen was, het leeftijdsverschil niet gering kan worden genoemd. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat, hoewel sprake is geweest van vrijwillig seksueel contact tussen verdachte en de minderjarige, het ontuchtige karakter aan de gedragingen niet is komen te ontvallen. Hetgeen de raadsvrouw in dat verband heeft aangevoerd kan daaraan niet afdoen.
Ten aanzien van het verzoek van de raadsvrouw om [benadeelde] alsnog te horen overweegt de rechtbank het volgende. Ingevolge artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering moet het openbaar ministerie de minderjarige zo mogelijk in de gelegenheid stellen zijn mening kenbaar te maken over het gepleegde feit. In casu heeft de vader van [benadeelde] laten weten dat zijn dochter er weinig voor voelde een verklaring af te leggen. Zij vond dit lastig en had geen zin om het weer op te rakelen. De rechtbank is van oordeel dat het dossier met de aangifte van moeder, de verklaringen van verdachte en voornoemde verklaring van vader voldoende informatie bevat. Zij neemt daarbij in aanmerking dat uit de kamerstukken bij dit wetsartikel blijkt dat de minderjarige geen doorslaggevende stem heeft bij de beslissing tot strafvervolging. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het horen van [benadeelde] niet noodzakelijk en niet in haar belang. Zij zal dit verzoek van de raadsvrouw dan ook afwijzen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 december 2012 tot en met
10 februari 2013 te Waalwijk, met [benadeelde], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
(telkens) een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die bestond
(en
) uit of mede bestond(en)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
een of meermalenzijn penis in de vagina en
/ofmond van die [benadeelde] gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uur met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging doet een beroep op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en verzoekt de rechtbank geen straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een 13-jarig meisje. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met het feit dat het initiatief tot het contact tussen verdachte en de minderjarige bij de minderjarige heeft gelegen. Verdachte en de minderjarige hebben enige tijd een relatie gehad en waren verliefd op elkaar. De rechtbank is niet gebleken dat er sprake is geweest van enige dwang. Zij stelt vast dat verdachte van het begin af aan open en eerlijk is geweest over hetgeen zich heeft afgespeeld. Ter zitting heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij geleerd heeft van hetgeen is voorgevallen. In de gegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf geen toegevoegde waarde meer heeft. Verdachte is voldoende gestraft doordat hij zich ter openbare terechtzitting heeft moeten verantwoorden.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte geen straf of maatregel opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a en 245 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Strafoplegging
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Volkers, voorzitter, mr. De Graaf en mr. Meeuwisse, rechters, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 december 2014.
Mr. Volkers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 2013013243 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 47.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 2 december 2014.
3.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 16 t/m 20 van voornoemd eind-proces-verbaal.