ECLI:NL:RBZWB:2014:8484

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
AWB 14_3169
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing als medisch herplaatsingskandidaat van een niet-zieke penitentiair-inrichtingwerker en de toepassing van de Tabakswet

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als medior penitentiair-inrichtingwerker, en de minister van Veiligheid en Justitie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 april 2014, waarbij hij als medisch herplaatsingskandidaat is aangewezen. Eiser stelt dat hij niet ziek is en dat de minister hem ten onrechte als medisch herplaatsingskandidaat heeft aangemerkt. Tijdens de zitting op 20 november 2014 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de minister vertegenwoordigd was door verschillende functionarissen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser klachten ondervindt door rook in zijn werkomgeving, maar dat deze klachten niet hebben geleid tot arbeidsverzuim. Eiser heeft aangevoerd dat de Tabakswet van toepassing is op zijn werkomgeving en dat de werkgever verplicht is om een rookvrije omgeving te creëren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Tabakswet niet kan worden ingeroepen om een volledig rookvrije werkomgeving te eisen, aangezien de wet niet verbiedt dat gedetineerden in hun cellen roken.

De rechtbank concludeert dat de minister op basis van de adviezen van de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige terecht heeft geoordeeld dat eiser als medisch herplaatsingskandidaat kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd die aantoont dat hij zonder risico voor zijn gezondheid kan werken in een omgeving met tabaksrook. De rechtbank benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor een gezonde werkomgeving bij de werkgever ligt, maar dat in dit geval de eisen van de Tabakswet niet kunnen worden opgelegd aan de penitentiaire inrichting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 14/3169 AW

uitspraak van 11 december 2014 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. [naam gemachtigde],
en
de minister van Veiligheid en Justitie(Dienst Justitiële Inrichtingen), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 april 2014 (bestreden besluit) van de minister inzake de aanwijzing als medisch herplaatsingskandidaat.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 20 november 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam vertegenwoordiger1], P&O-adviseur [naam P&O-adviseur], plaatsvervangend vestigingsdirecteur [naam plaatsvervangend vestigingsdirecteur] en afdelingshoofd [naam afdelingshoofd].

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is in dienst van de minister aangesteld als medior penitentiair-inrichtingwerker (PIW’er). Hij verrichtte zijn werkzaamheden in Unit H van de penitentiaire inrichting (PI) Tilburg.
In een gesprek dat eiser op 3 maart 2013 voerde met de bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] is naar voren gekomen dat eiser in verband met een medische aandoening klachten ondervindt omdat de ruimten waar hij zich bevindt niet geheel rookvrij zijn. De bedrijfsarts heeft een functionele-mogelijkhedenlijst opgesteld, waarin is opgenomen dat er specifieke voorwaarden gelden voor de aanpassing aan de fysieke arbeidsomgeving omdat eiser lichamelijke klachten ervaart in ruimtes met rook.
Eiser is per 7 maart 2013 ziekgemeld. Hij heeft op 6 maart 2013 hervat in aangepast werk. Volgens de bedrijfsarts heeft eiser verbetering in zijn klachten ervaren. De bedrijfsarts heeft in een probleemanalyse geadviseerd eiser niet in te zetten in ruimtes waar sprake kan zijn van tabaksrook, in het kader van duurzame inzetbaarheid.
Naar aanleiding van de ziekmelding per 7 maart 2013 heeft de arts [naam arts], in een ongedateerd advies, onder meer opgemerkt dat de grondslag voor de arbeidsongeschiktheid voor de eigen functie zeer twijfelachtig is en dat er geen medische redenen voorhanden lijken te zijn om de eigen werkzaamheden niet te hervatten.
In een eveneens ongedateerd advies heeft de arts[naam arts], in een later stadium, over de belastbaarheid opgemerkt dat eiser een rookvrije werkruimte dient te worden aangeboden.
Eiser heeft met zijn leidinggevenden meerdere gesprekken gevoerd over de mogelijkheid van een rookvrije werkomgeving. Eiser heeft onder meer verklaard de ene keer meer last te hebben dan de andere. Hij heeft met name last van de rook tijdens de recreatiemomenten. Hij heeft voorgesteld om een regel in te stellen dat tijdens de recreatie de celdeuren van de rokers gesloten dienen te worden.
Eiser heeft het UWV om een deskundigenoordeel gevraagd. Een arbeidsdeskundige heeft in een rapportage van 27 juni 2013 geconcludeerd dat eiser niet volledig geschikt is voor het eigen werk omdat eiser in de werkomgeving bij verschillende taken in contact komt met rook.
In een re-integratieadvies van 2 september 2013 heeft arbeidsdeskundige[naam arbeidsdeskundige] het oordeel uitgesproken dat eiser bemiddeld moet worden naar structureel passend werk.
Bij besluit van 19 november 2013 (primair besluit) heeft de minister het advies van de arbeidsdeskundige overgenomen en eiser als medisch herplaatsingskandidaat aangemerkt.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De commissie bezwaarschriften Algemene wet bestuursrecht inzake personele aangelegenheden Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft de minister geadviseerd het primaire besluit te herroepen.
Bij het bestreden besluit heeft de minister, in afwijking van het advies van de commissie, het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat in het deskundigenoordeel is uitgegaan van de feitelijke omstandigheden in de werksfeer. Eiser is zich er van bewust dat hem geen geheel rookvrije werkomgeving kan worden aangeboden maar hij meent dat de overlast tot aanvaardbare proporties kan worden beperkt door de cellen tijdens de recreatietijd te sluiten. Dat is ook een verplichting die uit de Tabakswet voortvloeit. Bij andere PI’s gaan de celdeuren in die situaties wel dicht. Het deskundigenoordeel is tot stand gekomen zonder dat een medisch onderzoek heeft plaats gevonden.
De rookoverlast kan volgens eiser worden teruggebracht door in de meerpersoonscellen het rookverbod te handhaven. De hinder die eiser ondervindt van tabaksrook heeft nooit geleid tot arbeidsverzuim. Er is geen sprake van een medische aandoening. De arts [naam bedrijfsarts] is niet als bedrijfsarts geregistreerd. Bij een ‘normale’ blootstelling aan tabaksrook ondervindt eiser geen beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek. De minister moet zich buiten de cellen aan het rookverbod houden en de arbeidsomstandigheden optimaliseren.
Omdat eiser niet ziek is, moet hij niet als medisch herplaatsingskandidaat worden aangewezen. De werkzaamheden zijn passend als de minister de regelgeving naleeft. Bedrijfsarts [naam arts] heeft eisers standpunt onderkend.
Eiser heeft gevraagd het bestreden besluit te vernietigen en de minister te veroordelen tot vergoeding van de schade die hij lijdt dan wel zal gaan lijden.
3. In artikel 37a, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) is bepaald dat de ambtenaar die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte verplicht is een andere functie te aanvaarden indien sprake is van passende arbeid.
In artikel 40b, eerste lid, van het ARAR is bepaald dat het bevoegd gezag verplicht is zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de ambtenaar die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten.
In de Circulaire Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2004 (Stcrt. 6 juli 2005, nr. 128) zijn afspraken opgenomen over de zogenoemde medische herplaatsingskandidaten. Over de specifieke rechten en plichten gedurende de eerste twee jaar van ziekte is nadere duidelijkheid verschaft in de Circulaire Nadere uitleg Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk (Stcrt. 8 juni 2006, nr. 109).
4. De rechtbank zal eerst stilstaan bij de stelling van eiser dat hij niet ziek is en dat hij alleen al daarom niet als medisch herplaatsingskandidaat kan worden aangewezen.
Uit de Circulaire Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2004 blijkt van de opvatting van de bij die overeenkomst betrokken partijen dat “
werkgevers en werknemers er alles aan dienen te doen om ziekteverzuim te voorkomen en om, in het geval van verzuim, zo snel mogelijk te reïntegreren. Hierbij is het van belang dat de verantwoordelijkheid voor gezond werken, verzuimpreventie en reïntegratie op het juiste niveau wordt belegd. Tegen deze achtergrond zijn onderstaande afspraken gemaakt.” De rechtbank leidt daaruit af dat de mogelijkheid van aanwijzing als medisch herplaatsingskandidaat niet alleen is opengesteld voor de ambtenaar die verzuimt wegens ziekte, maar ook voor de niet-zieke ambtenaar wiens ziekteverzuim moet worden voorkomen.
5. Met betrekking tot de beoordeling van eisers medische situatie ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat de minister niet heeft mogen afgaan op de adviezen van de bedrijfsarts [naam bedrijfsarts]. Ter zitting is namens de minister verklaard dat [naam bedrijfsarts] een bedrijfsarts in opleiding is, die functioneert onder supervisie van een gecertifieerd bedrijfsarts. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de juistheid van die verklaring te twijfelen.
Zowel [naam bedrijfsarts] als [naam arts] hebben het standpunt ingenomen dat eiser een rookvrije ruimte dient te worden aangeboden. Weliswaar heeft bedrijfsarts [naam arts] op enig moment de juistheid van dat standpunt in twijfel heeft getrokken, maar op een later moment heeft bedrijfsarts [naam arts] zich aangesloten bij de beoordeling door bedrijfsarts [naam bedrijfsarts].
Eiser heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij zonder het risico van schade voor zijn gezondheid wél enige tabaksrook kan verdragen en daarom volledig geschikt is voor zijn functie.
6. Met betrekking tot de vraag of de Tabakswet van toepassing is op eisers werkomgeving, en welke betekenis die wet heeft voor eisers arbeidsomstandigheden, overweegt de rechtbank het volgende.
Ter zitting is van de zijde van de minister naar voren gebracht dat uit Tractatenblad 2009 nr. 202, en uit de Wet van 21 januari 2010 (Stbl. 2010/21) blijkt dat de Tabakswet niet van toepassing is in de PI Tilburg. De rechtbank leest dat niet in die regelgeving, waarin slechts het Belgisch recht inzake de tenuitvoerlegging van Belgische veroordelingen in de PI van toepassing wordt verklaard. Niet blijkt dat eiser met betrekking tot zijn arbeidsomstandigheden, geen beroep kan doen op de Tabakswet.
Partijen verschillen niet van mening over het feit dat de Tabakswet niet verbiedt dat gedetineerden roken in hun cellen. Evenmin verschillen zij van mening over het feit dat eiser in de functie van medior PIW’er meerdere malen per dag cellen dient te bezoeken en dat hij daar met (sporen van) tabakslucht wordt geconfronteerd.
De rechtbank concludeert dat met het beroep van eiser op de Tabakswet, ook als hij daarmee zou bereiken dat de celdeuren worden gesloten en dat betere afzuigingsvoorzieningen worden getroffen, nimmer kan worden bereikt dat hij in een rookvrije omgeving kan werken.
De oplossingen die eiser naar voren heeft gebracht, zoals het bezoeken van de cellen op momenten waarop de gedetineerden niet aanwezig zijn en het beroep dat eiser kan doen op de welwillendheid van gedetineerden om in zijn aanwezigheid niet te roken, doen aan die conclusie niet af.
7. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiser terecht als medisch herplaatsingskandidaat is aangemerkt.
8. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
9. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eiser om schadevergoeding af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.