ECLI:NL:RBZWB:2014:8486

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
291466 JE RK 14-2323
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Schoonen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van alcoholproblematiek van de verzorgende ouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2014 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak betreft de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, die verzocht om een (crisis)machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, geboren op [geboortedatum], vanwege de alcoholproblematiek van de moeder en het gevaarlijk gedrag dat zij vertoonde. De moeder was betrokken bij een auto-ongeluk terwijl zij onder invloed van alcohol was, waarbij de minderjarige in de auto aanwezig was. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen de stichting gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen bij de vader, die ook gezagdragende ouder is.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de moeder haar verantwoordelijkheid als verzorgende ouder niet heeft genomen, wat heeft geleid tot de beslissing om de minderjarige tijdelijk bij de vader te plaatsen. De moeder heeft erkend dat zij een fout heeft gemaakt, maar betwist dat er sprake is van mishandeling of dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is. De vader heeft zijn zorgen geuit over de veiligheid van de minderjarige bij de moeder en heeft aangegeven dat hij en zijn partner bereid zijn om hulp te accepteren om een veilige omgeving voor de minderjarige te creëren.

De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de ouders zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangegeven dat zij haar alcoholproblematiek wil aanpakken en dat zij in het belang van de minderjarige haar leven wil veranderen. De kinderrechter heeft besloten dat, hoewel er voldoende gronden waren voor de eerdere machtiging tot uithuisplaatsing, het in het belang van de minderjarige is om de machtiging per direct te beëindigen. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om gebruik te maken van professionele ondersteuning en haar netwerk van familie, en heeft benadrukt dat bij een volgend incident de kans op herplaatsing niet meer zal worden geboden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Jeugdrecht
Breda
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: C/02/291466 JE RK 14-2323
nadere beschikking betreffende uithuisplaatsing,
in de zaak van
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te Eindhoven, mede kantoorhoudende
Markendaalseweg 44, 4811 KC Breda,
hierna te noemen de stichting,
en
de minderjarige[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
1. Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 2 december 2014 en de daarin vermelde stukken;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2014.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. mevrouw[naam moeder], moeder van de minderjarige en gezagdragende ouder,
bijgestaan door mr. A.E. Voorvaart-Kuik, advocaat,
2. de heer[naam vader], vader van de minderjarige en gezagdragende ouder.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij voormelde beschikking is de stichting gemachtigd de minderjarige tot 30 december 2014 uit huis te plaatsen bij de heer[naam vader], zijnde de mede met het gezag belaste ouder.
2.2
Namens de stichting is ter zitting aangevoerd dat zij om een (crisis)machtiging uithuisplaatsing heeft verzocht naar aanleiding van het auto-ongeluk waarbij de moeder zeer onlangs betrokken is geweest. De moeder bestuurde de auto onder invloed van alcohol.[minderjarige] zat op dat moment achterin de auto, in haar pyjama en op sloffen. Getuigen gaven aan dat de moeder direct na het ongeluk niet bezig was met de zorg voor[minderjarige], maar dat omstanders zich over het meisje moesten bekommeren. Naar de mening van de stichting heeft de moeder met dit alles als verzorgend ouder onvoldoende haar verantwoordelijkheid genomen. Na het ongeval werd met alle betrokkenen afgesproken dat[minderjarige] tot nader orde bij haar oom en tante zou gaan verblijven. Sinds kort verblijft[minderjarige] bij de vader. Volgens de stichting heeft zij met vader altijd het standpunt gehad dat de moeder als hoofdverzorger van[minderjarige] zou fungeren. Het ongeval heeft haar dit standpunt doen veranderen. De stichting acht het thans het meest in het belang van de minderjarige, indien[minderjarige] wordt geplaatst bij de vader. Daarbij acht de stichting het van belang, dat in de komende periode wordt bekeken bij welke hulp de vader en diens partner gebaat zijn om de zorg voor[minderjarige] op zich te kunnen nemen. Dit omdat[minderjarige] inmiddels een behoorlijk beschadigd meisje is, waardoor van de opvoeder(s) wat extra wordt gevraagd. Verder dient volgens de stichting te worden bekeken welke hulp voor[minderjarige] aangewezen is, zodat zij weer toekomt aan haar eigen ontwikkeling. Tot slot dient er tussen[minderjarige] en de moeder een goede omgangsregeling te worden vastgesteld. Door de moeder is voor haar persoonlijke problematiek inmiddels de nodige hulp aangevraagd, maar deze dient eerst nog resultaat op te leveren.[minderjarige] kan daar niet op wachten, aldus de stichting.
2.3
Door en/of namens de moeder is naar voren gebracht dat de uithuisplaatsing een disproportionele maatregel is, nu er geen sprake is van lichamelijke of geestelijke mishandeling van de minderjarige. De moeder erkent dat zij een stomme fout heeft gemaakt door met teveel drank op met[minderjarige] in de auto te stappen. Wel wenst de moeder dit gebeuren te nuanceren. De moeder stelt hiertoe dat zij die avond nog de hond moest uitlaten en dat het op dat moment regende. Dit was op een tijdstip in de avond waarop haar dochter normaliter vast slaapt. Op het moment dat zij even wilde weggaan, stond[minderjarige] in haar pyjama boven aan de trap.[minderjarige] gaf aan dat zij niet alleen achter durfde te blijven, omdat zij bang was voor de komst van
Zwarte Piet. De moeder besloot daarom om[minderjarige] even mee te nemen om de hond te gaan uitlaten. Omdat het koud was en regende maakte zij de foute keuze dat te doen met de auto. Dat zij zich na het auto-ongeluk niet om[minderjarige] zou hebben bekommerd wordt door de moeder betwist. Tevens betwist de moeder de – niet onderbouwde – stelling van de stichting, dat de leerkracht van[minderjarige] bij haar een aantal malen een alcohollucht zou hebben waargenomen.
De moeder wijst er daarbij op dat zij in het dagelijkse leven, en ook in haar werk goed functioneert.
Dit neemt volgens de moeder niet weg dat zij na het ongeluk meteen werk heeft gemaakt om haar alcoholproblematiek beter het hoofd te kunnen gaan bieden. Via de arbo-arts zal de moeder hiervoor een begeleidingstraject ingaan. Concluderend is de moeder van mening dat het verzoek van de stichting moet worden afgewezen, zodat[minderjarige] weer bij haar in de voor haar meest vertrouwde omgeving komt wonen. Gezien de nog jonge leeftijd van[minderjarige] acht de moeder dit eens te meer in het belang van de minderjarige. In ieder geval is de moeder van mening dat pas tot een plaatsing bij de vader dient te worden overgegaan, nadat daartoe gedegen onderzoek is verricht. Daarvan is tot dusver geen sprake geweest, aldus de moeder.
2.4
Door de vader is naar voren gebracht dat hij in de afgelopen vijf jaar drie keer is gebeld door een familielid die[minderjarige] moest opvangen, omdat de moeder betrokken was bij een incident. De eerste twee keren was[minderjarige] daar indirect bij betrokken. De laatste keer met het zich zeer onlangs voorgedane auto-ongeluk in directe zin. Volgens de vader beloofde de moeder na elk incident beterschap. Voor de vader is de maat vol. Hij stelt geen vertrouwen meer in de moeder te hebben, dat zij voor[minderjarige] kan zorgdragen voor een veilige opvoedingsomgeving. Daarbij is de vader van mening dat[minderjarige] door alle incidenten al een teveel beschadigd kind en angstig is geworden. De vader en zijn partner staan ervoor open om alle noodzakelijke hulp te accepteren. Naar de mening van de vader is hij met zijn partner wel in staat om[minderjarige] een veilige en stabiele thuissituatie te bieden. Met het verzoek stemt hij in, aldus de vader.
2.5
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter terechtzitting overweegt de kinderrechter allereerst dat de moeder op 27 november 2014 onder invloed van alcohol als bestuurder bij een auto-ongeluk betrokken is geweest.[minderjarige] zat op dat moment achterin de auto. Bij haar arrestatie door de politie heeft de moeder zich kennelijk hevig verzet. De moeder heeft immers daarna een nacht in detentie moeten doorbrengen. Alleen al vanwege dit feit was de moeder op het moment dat de machtiging crisisuithuisplaatsing werd afgegeven enige tijd niet in staat om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen. Door de moeder wordt dit ook niet betwist. Dit brengt met zich dat voor de op 2 december 2014 afgegeven crisismachtiging uithuisplaatsing voldoende grond aanwezig was.
Thans dient te worden beoordeeld of een verdere machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige gerechtvaardigd is. Hiertoe is het navolgende van belang.[minderjarige]
is thans 5 jaar oud en de ouders zijn voor de geboorte van[minderjarige] al uit elkaar gegaan. De moeder heeft tot op heden de opvoeding van[minderjarige] nagenoeg alleen verzorgd,[minderjarige] is gelet daarop gehecht aan moeder. Recent, juni 2014, is[minderjarige] onder toezicht gesteld van de stichting. De gronden hiervoor waren met name gelegen in de verstoorde communicatie tussen de ouders en de persoonlijke problematiek van de moeder. Zo deed er zich op 23 april van dit jaar een voor[minderjarige] onveilige thuissituatie voor, doordat de moeder zodanig onder invloed was van alcohol dat zij moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Buiten deze persoonlijke problematiek, waarmee de moeder duidelijk worstelt, is in de thuissituatie van[minderjarige] en de moeder verder niet gebleken van zorgen. Weliswaar is door de stichting gesteld dat het leven van de moeder erg instabiel is, maar deze stelling wordt niet nader onderbouwd.
De moeder geeft aan dat zij ook in belang van[minderjarige] haar leven nu echt wil veranderen. Verder is onvoldoende gebleken dat de moeder ten aanzien van de verzorging en opvoeding van[minderjarige] structureel tekortschiet. Ter zitting is door haar gemotiveerd gesteld dat zij middels professionele ondersteuning haar alcoholproblematiek gaat aanpakken. Gelet op het voorgaande dient zij – uitsluitend in het belang van[minderjarige] - een laatste kans te krijgen om de opvoeding van[minderjarige] in de voor[minderjarige] vertrouwde omgeving in handen te houden.
Gelet op het voorgaande acht de kinderrechter een verdere machtiging tot uithuisplaatsing thans niet in het belang van de minderjarige en zal de verleende machtiging tot uithuisplaatsing dan ook per direct worden beëindigd. De kinderrechter houdt de beide ouders voor dat deze keuze niet een keuze is voor of tegen één van de betrokken ouders, maar een keuze die in het belang van[minderjarige] is genomen. Daarbij gaat de kinderrechter er nadrukkelijk van uit dat de moeder de professionele ondersteuning voor haar alcoholproblematiek (dit keer) ten volle zal accepteren en om geen enkele reden zal af- of onderbreken.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank moeder nadrukkelijk voorgehouden dat de keuze om onder invloed van alcohol met[minderjarige] aan het verkeer deel te nemen een levensbedreigende keuze voor[minderjarige] is geweest. De komende periode dient moeder dan ook te laten zien dat zij terecht het vertrouwen heeft gekregen dat de veiligheid van de minderjarige bij haar in goede handen is.
De moeder dient zich voorts te realiseren, dat indien zich nogmaals een incident voordoet waarbij door haar toedoen de veiligheid van[minderjarige] in het gedrang is, haar niet nogmaals een kans wordt geboden.
De kinderrechter acht het ten slotte van groot belang dat het door de stichting opgestelde veiligheidsplan ter waarborging van de veiligheid van[minderjarige] wordt geconcretiseerd en zo nodig in het vervolg bij de processtukken wordt gevoegd. Verder wijst de rechtbank moeder erop dat zij in het belang van[minderjarige] gebruik moet blijven maken van haar netwerk van familie en ook vertrouwen dient te houden in dat netwerk.

3.De beslissing

De rechtbank
handhaaft de beschikking van deze rechtbank van 2 december 2014, met dien verstande dat de daarbij verleende machtiging met ingang van heden komt te vervallen en het verzoek voor het overige wordt afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Schoonen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld
a. door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: [1]

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.