ECLI:NL:RBZWB:2014:9017

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2014
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
2989475_E11122014 en 3476543_E11122014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gijzeling wegens betalingsonmacht en onzorgvuldige procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom op 11 december 2014 uitspraak gedaan op vorderingen van de officier van justitie tot machtiging voor het toepassen van het dwangmiddel gijzeling tegen een betrokkene. De vorderingen waren ingediend naar aanleiding van onbetaalde verkeersboetes, waaronder een boete voor parkeren in strijd met een parkeerverbod en een boete voor het niet afsluiten van een verzekering voor een bromfiets. De betrokkene heeft tijdens de zitting haar situatie uiteengezet, waarbij zij aangaf dat zij al vier jaar bezig is om het kenteken van de scooter, die niet meer in haar bezit is, van haar naam te krijgen. Ondanks haar inspanningen, waaronder het inschakelen van een advocaat en het indienen van klachten bij de ombudsman, heeft zij geen oplossing kunnen vinden. De officier van justitie heeft aangevoerd dat eerdere pogingen tot verhaal van de boetes niet succesvol zijn geweest en heeft verzocht om machtiging tot gijzeling voor zeven dagen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de officier van justitie onzorgvuldig heeft gehandeld door opnieuw een vordering in te dienen zonder rekening te houden met de eerdere afwijzingen en de betalingsonmacht van de betrokkene. De rechter heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om de boetes te betalen en dat er geen andere minder ingrijpende middelen zijn geprobeerd. Daarom heeft de kantonrechter beide vorderingen afgewezen, waarbij hij ook de betrokken instanties heeft opgeroepen om actie te ondernemen om de situatie van de betrokkene te verhelpen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 2989475 \ MD VERZ 14-362 en 3476543 \ MD VERZ 14-925
CJIB-nummer: [nummer] en [nummer]
uitspraak: 11 december 2014
Beslissing op vorderingen als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV)
aangaande:
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats], nader te noemen: betrokkene.
--------------------

1.Het procesverloop

1.1
Bij vorderingen van 30 januari 2014 en 3 september 2014 heeft de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland de kantonrechter te Bergen op Zoom verzocht hem te machtigen het dwangmiddel gijzeling toe te passen van betrokkene. De eerste vordering ziet op het onbetaald blijven van een beschikking van 10 oktober 2012 (na verhogingen: € 261,00), terzake parkeren in strijd met een parkeerverbod op 16 augustus 2012, en de tweede op het onbetaald blijven van een beschikking van 26 juni 2013 (na verhoging: € 997,00), terzake het voor een bromfiets (met kenteken [kenteken], hierna: de scooter) niet de vereiste verzekering afsluiten en in standhouden, vastgesteld bij registercontrole van 2 mei 2013.
1.2
De vorderingen zijn behandeld ter terechtzitting van 11 december 2014, alwaar betrokkene is verschenen en haar zienswijze naar voren heeft gebracht.

2.De beoordeling

2.1
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verhaal noch toepassing van andere wettelijke dwangmiddelen heeft kunnen leiden tot betaling van de door betrokkene verschuldigde bedragen. De officier heeft daarom in deze zaken gevorderd hem machtiging te verlenen het dwangmiddel van gijzeling toe te passen voor de duur van telkens zeven dagen.
2.2
Betrokkene heeft aangevoerd dat zij diverse sancties, waaronder de onderhavige, heeft ontvangen. De sancties hebben voor het merendeel betrekking op de scooter. Betrokkene heeft tegen deze sancties meerdere malen beroep ingesteld, maar heeft hierop geen reactie ontvangen. Betrokkene is al vier jaar bezig om het kenteken van de scooter, die al sinds 2010 niet meer in haar bezit is (hij staat bij een bergingsbedrijf) van haar naam te krijgen, maar ondanks het inschakelen van een advocaat, de ombudsman en de media is dit nog steeds niet gelukt, zo stelt zij. De ombudsman heeft te kennen gegeven dat de Rijksdienst voor het wegverkeer (hierna: RDW) verantwoordelijk is, maar die geeft aan niets ontvangen te hebben, aldus betrokkene, die stelt dat de agent die destijds de aangifte heeft opgenomen het fout heeft gedaan, maar dat deze weigert zijn verklaring aan te passen. Betrokkene stelt inmiddels voor de zevende keer ter zitting te zijn verschenen voor telkens weer boetes voor de scooter en dat alleen al in de drie weken voorafgaand aan de onderhavige zitting zesmaal politie aan de deur is geweest om uitvoering te geven aan verkregen machtigingen tot gijzeling. Betrokkene beschikt niet (meer) over voldoende financiële middelen om een advocaat in te schakelen. De goederen van haar echtgenoot zijn onder bewind gesteld en de schulden van betrokkene worden hierin meegenomen. Betrokkene verklaart dat zij ten einde raad is en met haar gezin besloten heeft eind december 2014 te verhuizen naar familie in Groningen, waar zij zich wat meer beschermd weet tegen de niet aflatende dreiging van gijzeling.
2.3
Naar aanleiding van het vorenstaande wordt vooropgesteld dat de machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV alleen wordt verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Voldoende aannemelijk moet zijn, dat het toepassen van minder ingrijpende middelen eerst is bezien en dat een en ander niet tot betaling van de boete heeft geleid of kan leiden. De wet kent daartoe een aantal mogelijkheden, zoals verhaal op goederen krachtens dwangbevel, op inkomsten in geld uit arbeid, pensioenen, wachtgelden, periodieke uitkeringen of tegoed van een rekening bij een bank zonder dwangbevel, inname van het rijbewijs en het buitengebruik stellen van het voertuig. Indien deze mogelijkheden zijn benut, maar niet tot betaling hebben geleid, is verlening van de machtiging niettemin niet aan de orde indien voldoende aannemelijk is dat sprake is van betalingsonmacht.
2.4
Met betrokkene wordt vastgesteld dat zij reeds eerder voor de kantonrechter is mogen verschijnen terzake vorderingen dwangmiddel gijzeling inzake de scooter. De kantonrechter heeft in de zaak met CJIB-nummer [nummer] bij beschikking d.d. 27 maart 2014 – waarin werd verwezen naar weer een eerdere zaak met CJIB-nummer [nummer] – de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verhaal van betrokkene, waarbij hem in overweging is gegeven te bezien of de vordering dwangmiddel gijzeling diende te worden gehandhaafd. De vordering is hierop door de officier van justitie ingetrokken.
2.5
Gelet daarop was de officier van justitie kennelijk – nu anderszins van hem niet is vernomen – van oordeel dat gijzeling van betrokkene in het kader van (via registercontroles opgelegde) boetes voor de scooter, gezien het verhaal van betrokkene, niet (meer) aan de orde was. Onder deze omstandigheden is de handelwijze van de officier van justitie, om thans opnieuw een vordering dwangmiddel gijzeling in te dienen tegen betrokkene, zonder ook maar iets te vermelden over het voortraject en onder voorbijgaan aan de vele oproepen van betrokkene om daadwerkelijk aandacht te hebben voor de onderliggende problematiek, bepaald onzorgvuldig. In de omstandigheid dat deze handelwijze, gezien de manier waarop het Openbaar Ministerie uitvoering geeft aan de bepalingen van de WAHV, geen verbazing wekt en er dan ook kennelijk niet op kan worden vertrouwd dat de officier van justitie terzake handelend zal optreden, wordt aanleiding gezien de bij deze kwestie betrokken instanties, zijnde de RDW en de politie, op te roepen actie te ondernemen teneinde thans – ruim vier jaar nadat de scooter uit haar macht verdween – te realiseren dat het kenteken ervan van haar naam af gaat.
2.6
Gelet op het vorenstaande zal de vordering terzake de scooter worden afgewezen. De vordering betreffende het parkeren zal eveneens worden afgewezen, nu genoegzaam aannemelijk is geworden dat sprake is van betalingsonmacht van betrokkene.

3.De beslissing

De kantonrechter:

wijst de vorderingen af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.J.H. Goossens, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.