Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding met producties genummerd 1 tot en met 8,
- de conclusie van antwoord met producties genummerd 1 tot en met 5,
- de conclusie van repliek met producties genummerd 1 en 2,
- de conclusie van dupliek met producties genummerd 6 tot en met 8,
- de nadere conclusie met producties genummerd 1 en 2,
- de nadere antwoordconclusie.
2.Het geschil
3.De beoordeling
- op grond van een verrekeningsmededeling van 6 januari 2005: € 257.239,00,
- op grond van een verrekeningsmededeling van 9 maart 2005: € 59.697,00,
- op grond van een verrekeningsmededeling van 19 oktober 2004: € 67.061,00.
in geding zijnde teruggavenvordert of zich uitdrukkelijk haar recht op betaling in verband met de naar haar mening ten onrechte en
in geding zijnde verrekeningenvoorbehoudt. Vast staat immers dat meerdere verrekeningen door de Ontvanger hebben plaatsgevonden. Dit volgt uit de inhoud van de door TWS in het geding gebrachte en reeds eerder genoemde brief van 9 februari 2006 (productie 4 bij dagvaarding) waarnaar TWS verwijst en uit hetgeen de Ontvanger bij de punten 5.9 en 5.10 van de conclusie van antwoord stelt, welke stellingen door TWS niet zijn weersproken.