ECLI:NL:RBZWB:2014:9525

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
2137242 CV EXPL 13-3427
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van vordering door Stichting Pensioenfonds ABP wegens incomplete dagvaarding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Pensioenfonds ABP en een gedaagde partij. De eiseres, Stichting Pensioenfonds ABP, vorderde een bedrag van € 16.499,62 van de gedaagde, die in reconventie een bedrag van € 860,- vorderde. De rechtbank heeft de eiseres niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de dagvaarding incompleet was en de stellingen onvoldoende waren toegelicht en onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde in haar verdediging was geschaad door de onduidelijkheid en onvolledigheid van de ingediende stukken door ABP. De rechtbank heeft de kosten van de procedure aan de zijde van de gedaagde begroot op € 1.200,- en aan de zijde van ABP op € 400,-. In reconventie werd de vordering van de gedaagde afgewezen, en ook hier werd de gedaagde veroordeeld in de kosten. De kostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 2137242 CV EXPL 13-3427
vonnis d.d. 23 april 2014
inzake
de stichting Stichting Pensioenfonds ABP,
gevestigd te Heerlen,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: thans mr. L.G. van Ek, advocaat te Heerlen,
tegen
[voornamen gedaagde] [gedaagde],
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel, advocaat te Roosendaal.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 11 juni 2013, met producties,
b. de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
c. de conclusie van repliek in conventie, met producties;
d. de conclusie van antwoord in reconventie;
d. de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie;
e. de conclusie van dupliek in reconventie, met producties;
f. de pleitnota zijdens [gedaagde] ;
g. de pleitnota zijdens Stichting Pensioenfonds ABP;
f. de aantekeningen van de griffier van de zitting van 25 maart 2014.

2.Het geschil

In conventie:
2.1
Eiseres in conventie (gedaagde in reconventie, verder ook te noemen ABP) vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde in conventie (eiseres in reconventie) verder ook te noemen [gedaagde] ) te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 16.499,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 16.499,63 vanaf heden tot aan de dag der voldoening, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
2.2
[gedaagde] voert verweer en concludeert ABP niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering en haar die vordering als ongegrond en/of onbewezen te ontzeggen, met veroordeling van ABP in de proceskosten.
In reconventie:
2.3
[gedaagde] vordert ABP te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te voldoen een bedrag van € 860,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 430,- vanaf 30 november 2012 en over € 860,- vanaf 31 januari 2013, met veroordeling van ABP in de proceskosten.
2.4
ABP voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie.

3.De beoordeling

in conventie:
3.1
ABP vordert bij dagvaarding een bedrag van € 15.428,91 van [gedaagde] terug omdat
[gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenis. ABP stelt
daartoe, dat zij gelet op genomen beslissingen te veel aan [gedaagde] heeft uitbetaald.
3.2
Bij antwoord voert [gedaagde] onder meer aan, dat er geen sprake van is dat ABP aan
haar teveel uitkering heeft betaald. In de dagvaarding mist zij 1. bewijzen van alle betalingen
die ABP aan [gedaagde] heeft gedaan, 2. een gemotiveerde opgaaf van de titel van
betaling en 3. welke bedragen onverschuldigd zijn betaald en 4. waarom. Zij mist voorts in
de dagvaarding een duidelijke grondslag voor de vordering van ABP.
3.3
Bij repliek baseert ABP haar vordering op onverschuldigde betaling naar burgerlijk recht.
Aan deze repliek voegt zij, een groot aantal “dossierstukken” toe. Zij verwijst voorts naar
regelgeving betreffende de verhouding tussen partijen, waaronder het Pensioenreglement.
Dat reglement is door haar niet overgelegd.
3.4
[gedaagde] voert bij dupliek aan dat ABP op deze wijze de grondslag van haar vordering
heeft verlaten. Voorts voert zij aan, dat zij in haar verdediging is geschaad nu ABP ook bij
repliek niet de vereiste gedocumenteerde en gespecificeerde onderbouwing geeft van haar
vordering. De verwijzing naar “dossierstukken” en regelgeving door ABP is niet steeds te
volgen en/of onjuist.
3.5
Zijdens [gedaagde] is pleidooi gevraagd. Ter gelegenheid daarvan is zijdens ABP
onder meer opgemerkt, dat de dagvaarding zelf te beperkt is, maar dat de relevante
producties er wel bij zitten en in de loop van de procedure een en ander toch wel duidelijk is
geworden.
Wanneer de vordering niet ontvankelijk wordt verklaard zal ongetwijfeld een nieuwe
dagvaarding worden uitgebracht, die gegarandeerd wel compleet zal zijn.
3.6
De kantonrechter is van oordeel, zoals reeds ter gelegenheid van het pleidooi als
mogelijke beslissing aan de orde is gekomen, dat ABP niet ontvankelijk dient te worden
verklaard in haar vordering. De dagvaarding is incompleet en de stellingen daarin zijn
onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
Mede ten gevolge hiervan blijven ook later in de procedure de stellingname, onderbouwing
en verwijzingen aan de zijde van ABP onvolledig en onvoldoende geordend en toegankelijk.
[gedaagde] wordt daardoor in haar verdediging geschaad.
3.7
ABP geldt als de in het ongelijk gestelde en dient in de kosten van deze procedure te
worden veroordeeld.
in reconventie:
3.8
Tussen partijen staat vast, dat ABP ingevolge het vonnis in kort geding van 13 maart 2013 van de rechtbank Limburg (KG ZA 13-73) twee bedragen van elk € 430,- (door ABP verrekend met de uitkering aan [gedaagde] in de maanden november 2012 en januari 2013) diende terug te betalen.
3.9
[gedaagde] vordert in reconventie betaling van deze bedragen, vermeerderd met rente.
3.1
ABP stelt dat zij (reeds) in de maand februari 2013 het met een brutobedrag van € 430,- corresponderend netto bedrag en in de maand april 2013 een met € 427,85 (€ 430,- - 5%) corresponderend nettobedrag op de rekening van [gedaagde] heeft overgemaakt, waardoor de verrekende bedragen op de voorgeschreven wijze zijn gerestitueerd. Ter onderbouwing daarvan legt zij betaalspecificaties van die maanden over en licht die toe.
3.11
De betaalspecificaties en de gegeven toelichting is naar het oordeel van de kantonrechter duidelijk. [gedaagde] heeft niet gesteld en onderbouwd dat zij de bedragen, waarop de specificaties sloten, niet heeft ontvangen.
Dit leidt er toe, dat de vordering van [gedaagde] wordt afgewezen.
3.12
[gedaagde] dienst als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure aan de zijde van ABP gevallen te worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
verklaart ABP niet ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt ABP in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] begroot op
€ 1.200,- als salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] ;
in reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van ABP begroot op € 400,- als salaris voor de gemachtigde van ABP;
in conventie en in reconventie:
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis in conventie en in reconventie is gewezen door mr. L.A.M. van Dijke, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2014.