ECLI:NL:RBZWB:2014:9526

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
13/3206
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Hund
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag leges wegens termijnoverschrijding

Op 23 januari 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van de belanghebbende tegen een aanslag leges die op 19 september 2012 was opgelegd. De belanghebbende had op 23 november 2012 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar op 29 mei 2013 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn, die aanving op 20 september 2012, op 31 oktober 2012 eindigde. Aangezien het bezwaar te laat was ingediend, kon de rechtbank niet anders concluderen dan dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard.

De belanghebbende voerde aan dat hij telefonisch bezwaar had gemaakt direct na ontvangst van de factuur, maar de rechtbank stelde vast dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bezwaar schriftelijk moet worden ingediend. Het mondelinge bezwaar werd niet erkend als geldig bezwaar. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk was verklaard, en dat er geen aanleiding was voor een inhoudelijke beoordeling van de aanslag.

De uitspraak werd gedaan door mr. D. Hund, en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/3206
Uitspraak van 23 januari 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 29 mei 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde aanslag leges.
Zitting
Het onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gebleven.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.
Met dagtekening 19 september 2012 en factuurnummer [factuurnummer] is aan belanghebbende de onderhavige aanslag leges opgelegd.
2.2.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is gedagtekend 23 november 2012 en is op 27 november 2012 door de heffingsambtenaar ontvangen.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende bij de bestreden uitspraak van 29 mei 2013 wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk verklaard.
2.3.
In geschil is of het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
2.4.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:9 van de Awb in verbinding met artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, oordeelt de rechtbank dat de bezwaartermijn aanving op 20 september 2012 en eindigde op 31 oktober 2012. Belanghebbende heeft zijn bezwaar derhalve te laat ingediend.
2.5.
Belanghebbende stelt dat het bezwaar in behandeling had moeten worden genomen, omdat hij meteen na de ontvangst van de factuur van 19 september 2012 telefonisch bezwaar heeft gemaakt. Een telefonisch bezwaar is rechtsgeldig, aldus belanghebbende.
2.6.
Naar de rechtbank begrijpt, bedoelt belanghebbende hiermee te stellen dat er tijdig mondeling bezwaar is gemaakt. De rechtbank kan dit mondelinge bezwaar niet aanmerken als een bezwaar in de zin van de Awb. Artikel 6:4 van de Awb bepaalt namelijk dat het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift. Hieruit volgt dat alleen schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt. Het schriftelijke bezwaar is bij de heffingsambtenaar binnengekomen op 27 november 2012, dus buiten de bezwaartermijn. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat de bezwaartermijn is overschreden.
2.7.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.8.
Belanghebbende stelt in dit verband dat op de aanslag geen melding wordt gemaakt over de wijze waarop bezwaar moet worden gemaakt.
2.9.
Naar de rechtbank begrijpt, bedoelt belanghebbende hiermee te stellen dat het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing op het aanslagbiljet de reden was van de termijnoverschrijding. De heffingsambtenaar heeft deze stelling gemotiveerd bestreden met een kopie van de voor –en achterzijde van het aan belanghebbende verzonden aanslagbiljet met op de achterzijde informatie over de bezwaarmogelijkheid en bezwaartermijn. Nu naar het oordeel van de rechtbank van het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing geen sprake is, kan het door belanghebbende gestelde ontbreken daarvan ook geen grond zijn voor het oordeel dat belanghebbende redelijkerwijs niet in verzuim was.
2.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van de aanslag komt de rechtbank dan niet toe.
2.11.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.12.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 23 januari 2014 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.