ECLI:NL:RBZWB:2014:9529

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
BRE 14/3252
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • D. Hund
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen beschikking gedifferentieerde premie WAO voor WSW-personeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de beschikking gedifferentieerde premie Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor het jaar 2013. De belanghebbende, een WSW-instelling, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 15 april 2014, waarin de premie voor het personeel werd vastgesteld. Tijdens de zitting op 30 september 2014 zijn de gemachtigde van de belanghebbende en twee inspecteurs van de Belastingdienst gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de premies voor het personeel van de belanghebbende, dat ondergebracht is onder loonbelastingnummer [nummer 1], zijn ingedeeld in sector 66. De rechtbank heeft de systematiek van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) beoordeeld en geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheidslasten van WSW-personeel niet redelijk zijn doorberekend in de premiestelling voor ambtelijk personeel. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de wettelijke bepalingen correct zijn toegepast door de inspecteur, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft benadrukt dat bij het indienen van hoger beroep aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, waaronder het indienen van een afschrift van de uitspraak en het ondertekenen van het beroepschrift.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 14/3252
uitspraak van 14 oktober 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats 1] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 15 april 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking gedifferentieerde premie Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) voor het jaar 2013.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, mr. B. van Bekkum, verbonden aan [B.V.] te [plaats 2], en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.
Het personeel van belanghebbende is voor de aangifte en afdracht loonheffingen 2013 ondergebracht onder loonbelastingnummer [nummer 1] . Het ambtelijk personeel van belanghebbende is tot 2013, onder subnummer L02, ingedeeld in sector 66 (overheid, overige instellingen). De in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (hierna: WSW) werkzame werknemers zijn tot 2013, onder subnummer L03, in sector 67 (werk en (re)integratie) ingedeeld. Tot 2013 zijn aparte beschikkingen gedifferentieerde premie WAO voor beide subnummers afgegeven met de volgende percentages:
Jaar
L02
L03
2007
0,46
1,43
2008
0,20
1,05
2009
0,20
0,40
2010
0,54
0,60
2011
0,07
0,95
2012
0,13
0,98
2.2.
Na een herbeoordeling door de belastingdienst van alle WSW-instellingen zijn beide groepen vanaf 1 januari 2013 samengebracht onder één nummer en ingedeeld in sector 66. Hiertegen heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt.
2.3.
Op 26 november 2012 is, met nummer [nummer 2], de beschikking gedifferentieerde premie (GDP) voor 2013 vastgesteld op 0,84%. Dit premiepercentage is op 25 juni 2013 ambtshalve verminderd naar een premiepercentage van 0,68%.
2.4.
In geschil is of de toerekenbare arbeidsongeschiktheidslasten van het WSW-personeel moeten worden doorberekend in de premiestelling van het ambtelijk personeel.
2.5.
Belanghebbende stelt dat de systematiek van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) in casu niet redelijk uitpakt nu de arbeidsongeschiktheidslasten van de WSW-werknemers bij de berekening van het premiepercentage meegenomen worden en zorgen voor een exorbitante stijging van het premiepercentage voor het ambtelijk personeel, terwijl door de WSW-werknemers zelf, op grond van artikel 38a van de Wfsv, een vervangende (en vastgestelde) premie verschuldigd is.
2.6.
Een WSW-instelling zoals belanghebbende vormt één werkgever voor zowel het ambtelijk als het WSW-personeel. Op grond van de artikel 38, lid 2, van de Wfsv wordt het premiepercentage berekend voor alle onderdelen van een werkgever die op dezelfde sector betrekking hebben. Dat de ambtelijke en WSW-werknemers van belanghebbende allen zijn ingedeeld in sector 66 is niet in geschil. Voor de berekening van het premiepercentage staan in de teller van de daarvoor gebruikte breuk de uitkeringen die ten laste van de werkhervattingskas komen. De uitzonderingen staan in artikel 117b van de Wfsv. De WSW-uitkeringen staan hier niet bij. De noemer van de breuk vormt de gemiddelde loonsom over vijf jaar. Ook hierbij worden de loonsommen van de WSW-werknemers niet uitgezonderd. Dit heeft tot gevolg dat voor de berekening van het premiepercentage GDP - ook voor de niet-WSW werknemers - zowel de uitkeringen als de loonsommen van de WSW-werknemers meetellen, terwijl de WSW-werknemers zelf een vastgestelde premie verschuldigd zijn. Vast staat dat de wettelijk voorgeschreven berekeningen door de inspecteur correct zijn toegepast.
2.7.
De rechtbank is, met belanghebbende, van oordeel dat in casu de wetssystematiek niet redelijk uitpakt. De rechter dient echter, gelet op artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk (Stb 1822, 10 en Stb 1829, 28), volgens de wet recht te spreken en mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet beoordelen. Gelet hierop is het beroep ongegrond.
2.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 14 oktober 2014 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.