Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de beschikking gedifferentieerde premie Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor het jaar 2013. De belanghebbende, een WSW-instelling, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 15 april 2014, waarin de premie voor het personeel werd vastgesteld. Tijdens de zitting op 30 september 2014 zijn de gemachtigde van de belanghebbende en twee inspecteurs van de Belastingdienst gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de premies voor het personeel van de belanghebbende, dat ondergebracht is onder loonbelastingnummer [nummer 1], zijn ingedeeld in sector 66. De rechtbank heeft de systematiek van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) beoordeeld en geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheidslasten van WSW-personeel niet redelijk zijn doorberekend in de premiestelling voor ambtelijk personeel. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de wettelijke bepalingen correct zijn toegepast door de inspecteur, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft benadrukt dat bij het indienen van hoger beroep aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, waaronder het indienen van een afschrift van de uitspraak en het ondertekenen van het beroepschrift.