In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, stond de vraag centraal of de klachten van eiser, die hij sinds een ongeval ervaart, mogelijk een andere oorzaak hebben dan het ongeval zelf. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Baggerman, had een rechtszaak aangespannen tegen UNIGARANT NV, vertegenwoordigd door mr. M.T. Spronck. De rechtbank had eerder bepaald dat er een deskundigenonderzoek moest plaatsvinden, uitgevoerd door dr. J.B.A. van Mourik, een orthopedisch chirurg. Dit onderzoek was gericht op het vaststellen van de aard van de klachten van eiser en de mogelijke voorgeschiedenis daarvan.
Tijdens de procedure kwam naar voren dat de patiëntenkaart van eiser niet beschikbaar was voor de deskundige, wat door UNIGARANT werd aangevoerd als een probleem voor de beoordeling van de zaak. Eiser stelde echter dat hij geen toegang had tot zijn patiëntenkaart en dat hij toestemming had gegeven aan dr. van Mourik om de benodigde medische informatie op te vragen bij zijn huisarts. De rechtbank oordeelde dat het niet aan eiser te verwijten was dat de patiëntenkaart niet beschikbaar was en dat dr. van Mourik voldoende informatie had om zijn conclusies te trekken.
Dr. van Mourik concludeerde dat eiser voor het ongeval geen nekklachten had en dat de huidige klachten het gevolg waren van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de klachten van eiser, zoals nek- en schouderpijn, concentratieproblemen en duizeligheid, ongevalsgerelateerde gevolgen waren. De rechtbank besloot dat er een deskundigenonderzoek moest plaatsvinden om de beperkingen van eiser als gevolg van deze klachten vast te stellen. De zaak werd aangehouden voor verdere beslissingen en de rechtbank gaf aan dat UNIGARANT verantwoordelijk zou zijn voor de kosten van het onderzoek, aangezien zij verplicht waren de ongevalsgerelateerde schade te vergoeden.